ECLI:NL:RBNHO:2023:4238

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
10164318 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens gebruik van mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De betrokkene had eerder beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 22 maart 2023, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de betrokkene zelf niet.

De kantonrechter overwoog dat de gedraging, het vasthouden van een mobiel apparaat tijdens het rijden, voldoende was komen vast te staan op basis van de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij de betrokkene specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven tot twijfel. De betrokkene had geen verklaring afgelegd bij de staandehouding en had de gedraging niet ontkend, wat de kantonrechter als onvoldoende beschouwde om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.

De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de opgelegde verhoging ten onrechte was geweest. De uitspraak benadrukte dat tegen deze beslissing hoger beroep mogelijk is bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen zes weken na de toezending van de uitspraak. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was om deze te matigen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10164318 \ WM VERZ 22-901
CJIB-nummer : 245177623
Uitspraakdatum : 31 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 22 maart 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Bij verzending per post is het beroepschrift tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het beroep is door betrokkene ingesteld op maandag 28 februari 2022, terwijl dat beroep uiterlijk op 26 februari 2022 ontvangen had moeten zijn. Nu dit een zaterdag is wordt de termijn verlengd tot maandag 28 februari 2022. Het beroep was dus tijdig ingediend, zodat wordt toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van de zaak. De aan betrokkene opgelegde verhoging is dan ook ten onrechte geweest.
2.4.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“(…) Gedragingsgegevens: ik, verbalisant zag dat de bestuurder een mobiel apparaat in zijn rechterhand had en voortdurend vanaf zijn telefoonscherm naar voren keek en weer terug. Ik reed op de paralelweg op een opvallende dienstmotor en had vrij zicht op de auto. (…) Verdachte/ betrokkene gaf geen verklaring. (…)”
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring van de verbalisant dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De verbalisant heeft verklaard dat de bestuurder een mobiele telefoon in zijn rechterhand hield en voortdurend vanaf zijn telefoonscherm naar voren keek en weer terug keek. Bij staandehouding heeft betrokkene geen verklaring afgegeven en de gedraging niet ontkend. De enkele ontkenning nadien is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ bepaalt dat de opgelegde verhoging niet verschuldigd is.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: