ECLI:NL:RBNHO:2023:4234

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
10289245 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De betrokkene had eerder beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene de zaak voorgelegd aan de kantonrechter.

De zitting vond plaats op 17 maart 2023, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van de betrokkene niet. De officier van justitie handhaafde zijn standpunt en verzocht de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan, waarbij de gedraging van de betrokkene voldoende is komen vast te staan op basis van de verklaring van de verbalisant.

De kantonrechter overwoog dat de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten en omstandigheden zijn die aanleiding geven tot twijfel. In dit geval was er geen reden om aan de waarneming van de verbalisanten te twijfelen, ondanks enige inconsistentie in hun verklaringen. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskosten af, omdat de betrokkene in het ongelijk was gesteld. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en de rol van de verbalisant in dergelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10289245 \ WM VERZ 23-33
CJIB-nummer : 241916493
Uitspraakdatum : 28 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Adviesbureau Skandara.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 maart 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
2.3.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal, ondersteund met foto’s, is het volgende vermeld:
“(…) Rechts schuin voor ons, zagen wij dat betrokkene een mobiel elektronisch apparaat in zijn linkerhand hield en deze bediende. Nadat de spoorweg weer geopend was en de beide rijen auto’s optrokken, zagen wij dat betrokkene zijn mobiele apparaat in zijn hand bleef vasthouden. Direct na de spoorbomen worden beide rijstroken gescheiden door middel van een doorgetrokken streep. Het was daar niet mogelijk om voor of achter betrokkene in te voegen en hem een stopteken te geven. Op het moment dat wij naast betrokkene reden, zag ik verbalisant [ ], dat betrokkene naar ons keek. Ik wees naar betrokkene om hem erop te wijzen dat er een actie zou volgen. Ik zag dat direct daarna zijn stuur indraaide en rechtsaf de industriestraat inreed. (…) Vanwege de vele auto’s en doorgetrokken streep was het niet meer mogelijk om veilig af te slaan om achter betrokkene te gaan. Wij zijn na de stoplichten op de N242 via de rotonde van Broekhorn gekeerd om alsnog een staandehouding te doen, maar hebben betrokkene niet meer aangetroffen. (…) ”
Uit de aanvullende verklaring van de verbalisant volgt naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder heeft voorgedaan. Aldus is de boete terecht met toepassing van artikel 5 van de Wahv aan de betrokkene als kentekenhouder opgelegd. De omstandigheid dat in het proces-verbaal over de rechterhand en in het aanvullend proces-verbaal over linkerhand en ‘in zijn hand’ wordt geschreven, maakt, gelet op het feit dat de verbalisanten naast de betrokkene hebben gereden en gedurende een langere periode de gedraging hebben waargenomen, niet dat aan de waarneming van de verbalisanten moet worden getwijfeld. De gedraging is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan. Een enkele ontkenning is onvoldoende. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
2.4.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: