ECLI:NL:RBNHO:2023:4223

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
C/15/338174 / HA RK 23-51
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. P.J. Jansen, de rechter die optrad in een civiele procedure waarin verzoeker gedaagde was. Het verzoek tot wraking is ingediend naar aanleiding van de mondelinge behandeling op 8 februari 2023, waarbij verzoeker meende dat de rechter partijdig was. Verzoeker stelde dat de rechter de wederpartij meer kansen gaf en onduidelijke antwoorden van de wederpartij omvormde tot duidelijke antwoorden. Verzoeker had het gevoel dat hij niet eerlijk behandeld werd en dat de rechter niet neutraal was.

De wrakingskamer heeft het verzoek op 25 april 2023 behandeld. Tijdens de zitting is vastgesteld dat verzoeker zijn wrakingsverzoek tijdig had ingediend, maar dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees voor partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter beide partijen voldoende gelegenheid had gegeven om hun standpunten naar voren te brengen en dat het herformuleren van antwoorden door de rechter geen aanwijzing voor partijdigheid opleverde. De glimlach van de rechter op de opmerking van verzoeker werd uitgelegd als verbazing en niet als partijdigheid.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Wrakingskamer
Zaaknummer: C/15/338174 / HA RK 23-51
Beslissing van 25 april 2023op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. P.J. Jansen(hierna: de rechter).

1.Procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft op 20 februari 2023 een e-mailbericht gestuurd aan de president van de rechtbank met de omschrijving “Klacht”. De klacht had betrekking op een zaak tussen [naam] en [verzoeker] . Het betreft de zaak met het zaaknummer 10131528 CV EXPL 22-4698 (hierna: de hoofdzaak).
1.2.
Gelet op de bewoordingen ‘dus verzoek ik de zaak nogmaals te herhalen via een andere rechter’ in de slotzin van de klacht heeft de griffier van de rechtbank per brief van
22 februari 2023 aan verzoeker gevraag of zijn klacht een wrakingsverzoek betreft en zo ja, wat zijn grond voor de wraking is.
1.3.
Verzoeker heeft per e-mailbericht van 3 april 2023 gereageerd dat zijn klacht inderdaad moet worden opgevat als een wrakingsverzoek.
1.4.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft op 3 april 2023 schriftelijk op het verzoek gereageerd. Deze reactie is per brief van 3 april 2023 aan verzoeker gestuurd met de vraag om daar uiterlijk op 7 april 2023 op te reageren.
1.5.
Verzoeker heeft op 7 april 2023 per e-mail kenbaar gemaakt dat hij zijn wrakingsverzoek handhaaft.
1.6.
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 24 april 2023 om verzoeker en de rechter in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord. Verzoeker is zonder afbericht niet verschenen. De eisende partij in de hoofdzaak is ook opgeroepen, maar ook niet verschenen.
1.7.
Na afloop van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft de wrakingskamer de datum van de uitspraak bepaald op 25 april 2023.

2.Inleiding

De hoofdzaak betreft een procedure waarbij de rechter als kantonrechter is opgetreden. Verzoeker was de gedaagde partij. Op 8 februari 2023 heeft de mondelinge behandeling van de vordering in de hoofdzaak plaatsgevonden. Na afloop van de zitting heeft de rechter de datum van het vonnis bepaald op 8 maart 2023.

3.De standpunten

3.1.
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek, samengevat, aangevoerd dat de rechter de eiser in de hoofdzaak (hierna: de wederpartij) tijdens de mondelinge behandeling meer kans heeft gegeven en dat hij onduidelijke antwoorden van de wederpartij heeft hervormd tot duidelijke antwoorden. Toen verzoeker tegen de rechter zei dat hij niet voor de wederpartij behoorde te praten, lachte de rechter en zei hij dat hij dat niet deed. Verzoeker heeft er om deze redenen geen vertrouwen in dat hij een eerlijk vonnis zal krijgen.
3.2.
De rechter berust niet in de wraking. Hij meent dat er geen feiten of omstandigheden zijn waaruit kan blijken dat hij partijdig of vooringenomen is (geweest) in de hoofdzaak. De rechter heeft toegelicht dat hij beide partijen gelegenheid heeft gegeven om hun standpunt toe te lichten en hun mening naar voren te brengen. Als een partij op de zitting iets zegt wat voor de rechter onduidelijk is, vraagt hij om opheldering. Bij zijn rol als rechter hoort dat hij een onduidelijk antwoord van een partij op een andere manier verwoordt of ‘hervormt’, zodat hij wel een duidelijk antwoord krijgt. De (glim)lach waarmee de rechter heeft gereageerd op de opmerking van verzoeker dat de rechter niet voor de wederpartij moest praten, was volgens de rechter van verbazing en verrassing over de misvatting van verzoeker dat ‘doorvragen’ en ‘hervormen’ door de rechter zou betekenen dat hij vóór een partij praat, wat volgens de rechter niet het geval is. Hij heeft dit op zitting ook meteen aan verzoeker uitgelegd en had op dat moment de indruk dat verzoeker zijn uitleg begreep.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker zijn verzoek enige tijd na de zitting heeft ingediend. In de omstandigheden van dit geval is dat naar het oordeel van de wrakingskamer tijdig, zodat verzoeker ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek.
4.2.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een rechter kan echter worden gewraakt als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die elk afzonderlijk of in hun samenhang bezien een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter richting een partij vooringenomen is. Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn als sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter, grond geven om te vrezen dat een rechter partijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is.
In het licht van dit kader overweegt de wrakingskamer het volgende.
4.3.
Er zijn geen omstandigheden gesteld die de vrees voor partijdigheid objectief rechtvaardigen, zodat de objectieve toets geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer zal daarom beoordelen of er een zwaarwegende aanwijzing bestaat dat de rechter richting verzoeker vooringenomen is.
4.4.
De wrakingskamer stelt vast dat de rechter de wederpartij in de gelegenheid heeft gesteld om ter zitting een nader stuk over te leggen, ondanks een bezwaar daartegen van verzoeker. Dit betreft een inhoudelijke processuele beslissing, waaraan geen partijdigheid valt te ontlenen. De rechter heeft verzoeker meegedeeld dat hij nog in de gelegenheid zou worden gesteld op dit stuk te reageren als het voor de beslissing van belang zou zijn en dat de rechter in dat geval een tussenvonnis zou wijzen in plaats van een eindvonnis. Gelet hierop is er geen sprake van “meer kans” voor de wederpartij dan voor verzoeker. De rechter heeft zijn werkwijze ter zitting toegelicht en uit de nadere reactie van verzoeker van 7 april 2023 in de wrakingsprocedure blijkt dat hij dit heeft begrepen.
4.5.
Tot het werk van een rechter behoort ook het herformuleren van antwoorden van één van partijen. Zo zal een rechter samenvatten wat hij heeft gehoord om te onderzoeken of hij de antwoorden goed heeft begrepen en om de inlichtingen te verkrijgen waar een rechter in dat geval naar op zoek is om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen. In zijn algemeenheid levert het herformuleren van geuite standpunten dus geen vrees op voor partijdigheid van de rechter. Ook in dit specifieke geval ontbreekt die vrees naar het oordeel van de wrakingskamer. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de rechter de uitingen van de wederpartij in diens voordeel, en ten nadele van verzoeker, heeft uitgelegd.
4.6.
Dat de rechter vervolgens met een lach heeft gereageerd op de opmerking van verzoeker dat de rechter niet ‘vóór de wederpartij moet praten’ vormt op zichzelf ook geen grond om aan de partijdigheid van de rechter te twijfelen. Verzoeker heeft in zijn schriftelijke aanvulling van het wrakingsverzoek toegelicht dat hij zich de rechter herinnerde van een eerdere zaak van tien jaar geleden. Nadat de rechter toen met een glimlach op een antwoord van verzoeker had gereageerd, is verzoeker in het vonnis vervolgens in het ongelijk gesteld, zodat hij de eerlijkheid van de rechter in twijfel trekt.
De rechter stelt in zijn reactie op het wrakingsverzoek dat hij meteen aan verzoeker heeft uitgelegd dat zijn doorvragen betekent dat hij niet vóór, maar mét een partij praat, om de gewenste duidelijkheid te verkrijgen. De rechter heeft ter zitting van de wrakingskamer uitgelegd dat zijn (glim)lach vanwege zijn verbazing en verrassing zal zijn geweest over de reactie van verzoeker, omdat het een misverstand is dat doorvragen en herformuleren door de rechter zou betekenen dat hij vóór een partij praat. De rechter had de indruk dat verzoeker dit begreep. Verzoeker is hier niet meer op teruggekomen. De wrakingskamer ziet geen aanleiding om de glimlach van de rechter anders te interpreteren dan diens uitleg daarover.
4.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat de aangevoerde feiten en omstandigheden die verzoeker ten grondslag heeft gelegd aan het wrakingsverzoek naar het oordeel van de wrakingskamer niet afzonderlijk en ook niet in hun samenhang een aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter vooringenomen is of de schijn van partijdigheid zou hebben gewekt. Zij leveren dus geen grond voor wraking. Dat betekent dat de wrakingskamer het wrakingsverzoek zal afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
5.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
5.3.
bepaalt dat de zaak met zaak- en rolnummer C/15/10131528 CV EXPL 22-4698 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, en mr. W.C. Oosterbroek en mr. M.A.J. Berkers, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2023.
De griffier De voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.