Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter verder van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding en om haar geestelijke gesteldheid te kunnen onderzoeken (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
Gebleken is dat er sinds november 2022 grote zorgen over [de minderjarige] zijn geweest, omdat zij had gezegd concrete plannen te hebben om zichzelf van het leven te beroven. Deze uitspraken blijken voort te komen uit heftige gebeurtenissen die zij heeft meegemaakt. [de minderjarige] zegt dood te willen om haar problemen op te lossen. Ook heeft [de minderjarige] op school aangegeven dat haar moeder haar met voorwerpen slaat.
Uit beoordeling van Parnassia blijkt dat bij [de minderjarige] mogelijk sprake is van een posttraumatische stress stoornis of trauma DD depressieve stoornis. In de thuissituatie kreeg [de minderjarige] niet de noodzakelijk psychische behandeling, omdat moeder hierin niet gelooft, alle zorgen ontkent en vindt dat haar dochter alleen maar aandacht zoekt.
Na enkele dagen op de crisisgroep, half maart 2023, had [de minderjarige] een zeer snelle positieve ontwikkeling doorgemaakt, maar was nog onduidelijk gebleven hoe dit kon en wat de oorzaak ervan was. Nu is nog steeds onvoldoende zicht op haar geestelijke gezondheid. Daarnaast heeft [de minderjarige] enkele dagen voor de zitting weer concrete suïcidale plannen geuit. Ook is er nog geen goed plan gemaakt waarmee haar veiligheid in de thuissituatie kan worden geborgd. Omdat dit plan ontbreekt en er geen zicht is op de opvoedsituatie bij de moeder of hoe [de minderjarige] veilig kan worden thuisgeplaatst, kan zij naar het oordeel van de kinderrechter nog niet terug naar huis. Daarnaast krijgt [de minderjarige] thuis niet de nodige hulp, waardoor het risico groot is dat zij bij thuisplaatsing niet veilig is. De komende periode moet de thuissituatie verder worden onderzocht en moet het plan worden gemaakt om de veiligheid van [de minderjarige] daar te waarborgen.
Daarnaast moet de komende periode zicht komen op de mentale gezondheid van [de minderjarige] en op wat er nodig is om de ontwikkelingsbedreiging voor haar weg te nemen. Verder moet er een signaleringsplan worden opgesteld. Ook moet [de minderjarige] behandeling krijgen in verband met haar suïcidale gedachten.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter machtiging verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.