ECLI:NL:RBNHO:2023:4219

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
C/15/338446 / JU RK 23-522
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 april 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, geboren in Suriname, die onder toezicht is gesteld door de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder niet aanwezig was. De minderjarige verblijft op een crisisgroep en heeft te maken met ernstige psychische problemen, waaronder suïcidale gedachten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende zicht is op de thuissituatie en dat de moeder niet de noodzakelijke hulp biedt. De GI heeft aangegeven dat er meer tijd nodig is om een veilig thuis te creëren voor de minderjarige. De kinderrechter heeft besloten dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en om haar geestelijke gesteldheid te onderzoeken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen drie maanden worden aangevochten bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/338446 / JU RK 23-522
Datum uitspraak: 17 april 2023
Beslissing over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Jeugdbescherming,
locatie Amsterdam, hierna te noemen de GI,
betreffende
[de minderjarige],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Suriname),
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking spoeduithuisplaatsing van 11 april 2023, en de daarin genoemde stukken.
1.2
Op 17 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen is [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
1.3
[de minderjarige] is apart gehoord.
1.4
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de zitting verschenen.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2
[de minderjarige] verblijft op een crisisgroep van Levvel in [plaats] .
2.3
Op 15 maart 2023 heeft de kinderrechter [de minderjarige] , op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden, een (spoed)machtiging verleend tot haar uithuisplaatsing in een crisisopvang voor de duur van vier weken en de behandeling van de zaak voor het overige aangehouden.
Bij beschikking van 24 maart 2023 heeft de kinderrechter de beschikking van 16 maart 2023 voor wat betreft de voorlopige ondertoezichtstelling gehandhaafd voor de periode van 15 maart 2023 tot 15 juni 2023, net als de uithuisplaatsing voor de periode van 15 maart 2023 tot 12 april 2023. De Raad heeft het overige deel van het verzoek ingetrokken.
2.4
Bij beschikking van 11 april 2023 heeft de kinderrechter machtiging verleend [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een crisisopvang (hierna: spoeduithuisplaatsing), met ingang van 11 april 2023 voor de duur van vier weken en voor het overige aangehouden. De behandeling van het verzoek is bepaald op 17 april 2023, om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen door de kinderrechter te worden gehoord.

3.De verdere beoordeling

3.1
De GI heeft het verzoek om [de minderjarige] uit huis te plaatsen als volgt onderbouwd.
Er is meer tijd en informatie nodig om een gedegen veiligheidsplan te kunnen maken voor een eventuele thuisplaatsing. Er is nog onvoldoende zicht gekomen op de onderliggende problematiek van [de minderjarige] . Hoewel zij meer rust ervaart sinds zij uit huis geplaatst is, en iets minder suïcidale gedachten heeft, vond zij het einde van de machtiging uithuisplaatsing op 11 april 2023 te snel om weer thuis te wonen. Levvel werkt nog aan een signaleringsplan die noodzakelijk is voor een eventuele terugplaatsing.
Op de zitting is namens de GI toegevoegd dat [de minderjarige] op 12 april 2023 zich weer suïcidaal uitliet en een brief had geschreven waarin zij beschreef hoe zij zich van het leven ging beroven. De zorgen over de doodswens van [de minderjarige] staan nu op de voorgrond, maar het is ook van groot belang dat de thuissituatie wordt onderzocht. De moeder vindt echter dat het thuis veilig is en heeft veel weerstand tegen de GI. De GI schat in dat als [de minderjarige] nu zonder hulpverlening naar huis gaat, de kans groot is dat het weer mis gaat. De GI schat verder in dat het in juni 2023 nodig zal zijn de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlengen. De Raad voor de Kinderbescherming voert nu een onderzoek uit naar een definitieve ondertoezichtstelling.
3.2
[de minderjarige] is het eens met het verzoek. Zij wil niet te snel weer naar huis, omdat zij zich daar niet veilig voelt. Op de groep gaat het redelijk. Nu gaat zij niet naar school, omdat de gezinsvoogd en de groepsleiding niet weten of zij veilig is als zij naar buiten gaat. [de minderjarige] zou graag weer naar school gaan.
3.3
Volgens het verzoekschrift is de moeder akkoord met het verzoek en zal zij meewerken aan wat de GI voor [de minderjarige] noodzakelijk acht.
3.4
In wat ter zitting naar voren is gekomen, heeft de kinderrechter geen aanleiding gevonden om het oordeel, zoals geformuleerd in de beschikking van 11 april 2023, te wijzigen. Die beschikking wordt daarom gehandhaafd.
3.5
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter verder van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding en om haar geestelijke gesteldheid te kunnen onderzoeken (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
Gebleken is dat er sinds november 2022 grote zorgen over [de minderjarige] zijn geweest, omdat zij had gezegd concrete plannen te hebben om zichzelf van het leven te beroven. Deze uitspraken blijken voort te komen uit heftige gebeurtenissen die zij heeft meegemaakt. [de minderjarige] zegt dood te willen om haar problemen op te lossen. Ook heeft [de minderjarige] op school aangegeven dat haar moeder haar met voorwerpen slaat.
Uit beoordeling van Parnassia blijkt dat bij [de minderjarige] mogelijk sprake is van een posttraumatische stress stoornis of trauma DD depressieve stoornis. In de thuissituatie kreeg [de minderjarige] niet de noodzakelijk psychische behandeling, omdat moeder hierin niet gelooft, alle zorgen ontkent en vindt dat haar dochter alleen maar aandacht zoekt.
Na enkele dagen op de crisisgroep, half maart 2023, had [de minderjarige] een zeer snelle positieve ontwikkeling doorgemaakt, maar was nog onduidelijk gebleven hoe dit kon en wat de oorzaak ervan was. Nu is nog steeds onvoldoende zicht op haar geestelijke gezondheid. Daarnaast heeft [de minderjarige] enkele dagen voor de zitting weer concrete suïcidale plannen geuit. Ook is er nog geen goed plan gemaakt waarmee haar veiligheid in de thuissituatie kan worden geborgd. Omdat dit plan ontbreekt en er geen zicht is op de opvoedsituatie bij de moeder of hoe [de minderjarige] veilig kan worden thuisgeplaatst, kan zij naar het oordeel van de kinderrechter nog niet terug naar huis. Daarnaast krijgt [de minderjarige] thuis niet de nodige hulp, waardoor het risico groot is dat zij bij thuisplaatsing niet veilig is. De komende periode moet de thuissituatie verder worden onderzocht en moet het plan worden gemaakt om de veiligheid van [de minderjarige] daar te waarborgen.
Daarnaast moet de komende periode zicht komen op de mentale gezondheid van [de minderjarige] en op wat er nodig is om de ontwikkelingsbedreiging voor haar weg te nemen. Verder moet er een signaleringsplan worden opgesteld. Ook moet [de minderjarige] behandeling krijgen in verband met haar suïcidale gedachten.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter machtiging verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
3.6
[de minderjarige] heeft aan de kinderrechter laten weten dat zij het heel vervelend vindt om eventueel opnieuw met de rechter te moeten komen praten. Met haar is afgesproken dat, als de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing verzoekt, zij haar mening dan in een brief aan de kinderrechter kan geven. De kinderrechter heeft [de minderjarige] nu immers ontmoet, zodat zij inmiddels een beeld van haar heeft gekregen.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van:
- [de minderjarige] ,
in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 17 april 2023 tot 15 juni 2023;
4.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2023 door mr. P.W.M. de Wolf MSM, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T. Alexander, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 24 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.