In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 1] een vordering ingesteld tegen [gedaagde], die handelt onder de naam [bedrijf 2]. De vordering betreft betaling van achterstallige huurpenningen voor een onroerende zaak gelegen in [plaats 1]. [gedaagde] heeft een incidentele conclusie ingediend waarin hij betoogt dat de kantonrechter van de locatie Haarlem niet bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, maar dat de kantonrechter van de locatie Zaanstad bevoegd is. [bedrijf 1] heeft hier schriftelijk op gereageerd en stelt dat de kantonrechter van Haarlem wel degelijk bevoegd is.
De kantonrechter heeft de bevoegdheid beoordeeld aan de hand van artikel 103 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat de rechter binnen wiens rechtsgebied de onroerende zaak ligt, bevoegd is. Aangezien de onroerende zaak in [plaats 1] ligt, dat binnen het rechtsgebied van de kantonrechter van Haarlem valt, heeft de kantonrechter zich bevoegd verklaard. De vordering van [gedaagde] om de zaak te seponeren is afgewezen, en de proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde].
De kantonrechter heeft de zaak verwezen naar een rolzitting voor conclusie van antwoord, aangezien [gedaagde] nog niet inhoudelijk op de dagvaarding heeft gereageerd. De beslissing is genomen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.