ECLI:NL:RBNHO:2023:4183

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
10252860 CV EXPL 22-7393
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in huurgeschil tussen besloten vennootschap en gedaagde

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 1] een vordering ingesteld tegen [gedaagde], die handelt onder de naam [bedrijf 2]. De vordering betreft betaling van achterstallige huurpenningen voor een onroerende zaak gelegen in [plaats 1]. [gedaagde] heeft een incidentele conclusie ingediend waarin hij betoogt dat de kantonrechter van de locatie Haarlem niet bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, maar dat de kantonrechter van de locatie Zaanstad bevoegd is. [bedrijf 1] heeft hier schriftelijk op gereageerd en stelt dat de kantonrechter van Haarlem wel degelijk bevoegd is.

De kantonrechter heeft de bevoegdheid beoordeeld aan de hand van artikel 103 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat de rechter binnen wiens rechtsgebied de onroerende zaak ligt, bevoegd is. Aangezien de onroerende zaak in [plaats 1] ligt, dat binnen het rechtsgebied van de kantonrechter van Haarlem valt, heeft de kantonrechter zich bevoegd verklaard. De vordering van [gedaagde] om de zaak te seponeren is afgewezen, en de proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde].

De kantonrechter heeft de zaak verwezen naar een rolzitting voor conclusie van antwoord, aangezien [gedaagde] nog niet inhoudelijk op de dagvaarding heeft gereageerd. De beslissing is genomen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10252860 \ CV EXPL 22-7393 (HB)
Uitspraakdatum: 19 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in het incident in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 1]
gevestigd te [plaats 1]
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident
verder te noemen: [bedrijf 1]
gemachtigde: L.V. Snijder
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam [bedrijf 2]
wonende te [plaats 2] en kantoorhoudende te [plaats 3]
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

1.Het procesverloop

1.1.
[bedrijf 1] heeft bij dagvaarding van 20 december 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft een incidentele conclusie genomen, waarin hij stelt dat de kantonrechter van de locatie Haarlem van de rechtbank Noord-Holland niet bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. [bedrijf 1] heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.De beoordeling van de bevoegdheid van de kantonrechter

2.1.
[gedaagde] stelt dat niet de kantonrechter van de locatie Haarlem, maar de kantonrechter van de locatie Zaanstad de bevoegde rechter is, gelet op het adres van [gedaagde]. Hierom vordert hij dat de kantonrechter van de locatie Haarlem de zaak ‘seponeert’ (waarmee [gedaagde] - naar de kantonrechter begrijpt - bedoelt, dat de kantonrechter van de locatie Haarlem de zaak niet in behandeling zal nemen, maar zal verwijzen naar de kantonrechter van de locatie Zaanstad).
2.2.
[bedrijf 1] voert aan dat de kantonrechter van de locatie Haarlem wel bevoegd is.
2.3.
De kantonrechter van de locatie Haarlem acht zich bevoegd van de zaak kennis te nemen. Daartoe overweegt hij het volgende.
2.4.
In deze zaak vordert [bedrijf 1] betaling van achterstallige huurpenningen met betrekking tot een onroerende zaak (bedrijfsruimte, volgens [bedrijf 1] in de zin van artikel 7:230a BW) aan de [adres] te [plaats 1].
2.5.
In artikel 103 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) staat, dat in zaken betreffende onroerende zaken mede bevoegd is de rechter binnen wiens rechtsgebied de zaak of het grootste gedeelte daarvan is gelegen en dat die rechter in zaken betreffende huur van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 van het Burgerlijk Wetboek uitsluitend bevoegd is.
2.6.
Gelet op het bepaalde in artikel 103 Rv is de kantonrechter van de locatie Haarlem (mede) bevoegd van de zaak kennis te nemen. De in dit geding aan de orde zijnde onroerende zaak (bedrijfsruimte) ligt immers in [plaats 1] en die gemeente valt volgens de geografische indeling van de rechtbank Noord-Holland binnen het rechtsgebied van de kantonrechter van de locatie Haarlem.
2.7.
De vordering in het incident wordt daarom afgewezen.
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt.
2.9.
Omdat [gedaagde] nog niet inhoudelijk op de dagvaarding heeft gereageerd, zal
de hoofdzaakworden verwezen naar de hieronder genoemde rolzitting voor conclusie van antwoord.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, die de kantonrechter tot en met vandaag vaststelt op € 330,00 aan salaris van de gemachtigde van [bedrijf 1].
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak naar de
rolzitting (van de locatie Haarlem) van woensdag 17 mei 2023 te 10.00 uurvoor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde].
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter