ECLI:NL:RBNHO:2023:4116

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
10343470
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot executoriale titel wegens gebrek aan bewijs van vordering en bestaan van Prudent Limited

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van Prudent Limited, een bedrijf gevestigd op de Seychellen, dat een vordering van 2,6 miljoen euro claimt op [C Investments c.s.]. De verzoekende partijen, vertegenwoordigd door [C], stelden dat Prudent Limited hen leningen had verstrekt en tandheelkundige goederen had geleverd. Echter, de kantonrechter constateerde dat er geen verifieerbare documenten waren die het bestaan van Prudent Limited of de vordering konden onderbouwen. De stukken die door de partijen waren overgelegd, waaronder een verzamelfactuur en een garantiestelling, waren onvoldoende om de claims te staven. De kantonrechter uitte twijfels over de echtheid van de overeenkomst en de vordering, en concludeerde dat de stukken mogelijk waren opgesteld om een fictieve vordering te onderbouwen. Hierdoor was er geen rechtens te respecteren belang bij het verkrijgen van een executoriale titel. De kantonrechter wees het verzoek af en bepaalde dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 10343470 \ EJ VERZ 23-82
Uitspraakdatum: 4 mei 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
Prudent Limited
gevestigd te Seychelles
verzoekende partij
verder te noemen: Prudent Limited
gemachtigde: Cibitech B.V.,
en

1.[C Investments B.V. ] , gevestigd te [vestigingsplaats]

2.
[verzoeker 2], gevestigd te [vestigingsplaats]
3.
[verzoeker 3], gevestigd te [vestigingsplaats]
4.
[verzoeker 4], gevestigd te [vestigingsplaats]
5.
[C], wonende te [woonplaats]
verzoekende partijen
verder gezamenlijk te noemen: [C Investments c.s.]
gemachtigde: [C] (hierna: [C] )

1.Het procesverloop

1.1.
Partijen hebben gezamenlijk een verzoekschrift ex artikel 96 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) ingediend, ter griffie ingekomen op 16 februari 2023.
1.2.
Op 6 april 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [C] (verzoekende partij sub 5) namens partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren heeft gebracht.

2.Het verzoek

2.1.
Partijen verzoeken gezamenlijk dat de kantonrechter [C Investments c.s.] veroordeelt tot betaling van € 2.191.250,00 aan Prudent Limited, waarbij partijen de eigen proceskosten zullen dragen.
2.2.
Prudent Limited heeft in 2019 en 2020 diverse tandheelkundige goederen geleverd, die zij heeft gekocht van een fabrikant in China, en leningen verstrekt aan [C Investments c.s.] Volgens afspraak heeft Prudent Limited dit via een verzamelfactuur van
€ 2.640.400,00 op 1 januari 2021 aan [verzoeker 2] (verzoekende partij sub 2) in rekening gebracht. Helaas kon niet worden betaald, omdat op hun beurt de debiteuren niet aan [verzoeker 2] dan wel [C Investments c.s.] betaalden. Partijen zijn vervolgens een garantstelling overeengekomen. Daarna is nog afgesproken om maandelijks € 25.000,00 te betalen, maar ook daaraan is niet voldaan. Ondanks schriftelijke sommaties hebben [C Investments c.s.] de vordering niet betaald. Prudent Limited heeft daarom inboedel en goederen van [verzoeker 4] (verzoekende partij sub 4) overgekocht en debiteuren van [C Investments c.s.] overgenomen van in totaal € 449.150,00. Dit is verrekend met de openstaande schuld. Prudent Limited wil ter zekerheid van de restant schuld een executoriale titel.
2.3.
[C Investments c.s.] erkennen de vordering en willen dit graag bekrachtigd zien via een executoriale titel.

3.De beoordeling

3.1.
De stelling van partijen is dat Prudent Limited ruim 2,6 miljoen euro heeft gestoken in de net startende onderneming(en) van [C] (verzoekende partij sub 5) ter financiering van de opstart (website, marketing, aankoop tandheelkundige goederen et cetera) en dat er zeer korte tijd inderdaad een tandartspraktijk is geweest. De tandheelkundige diensten zouden door tandarts/implantloog [N] zijn verricht en aan hem zouden tandheelkundige goederen zijn geleverd. [N] zou echter binnen drie maanden zijn werkzaamheden hebben gestaakt en niets hebben betaald aan [C Investments c.s.] Vervolgens zouden verzoekende partijen sub 1 tot en met 5 zich onverplicht garant hebben gesteld tegenover Prudent Limited, de vennootschap van [JM] , een goede vriend van [C] . Volgens [C] hebben partijen nu behoefte aan een executoriale titel ter zekerheid van de ontstane schuld, maar zouden zij een dure procedure willen voorkomen en hebben zij daarom een gezamenlijk verzoekschrift ingediend.
3.2.
Hoewel de inhoud van de overeenkomst tussen partijen zelf kennelijk niet in geschil is, zijn bij de kantonrechter na lezing van het dossier twijfels ontstaan over het ongebruikelijke karakter van de overeenkomst en de daaruit voortvloeiende vordering. Die twijfels zijn – na doorvragen op de zitting – niet weggenomen, maar hebben de indruk versterkt dat de gestelde overeenkomst een schijnovereenkomst is. Dit wordt als volgt toegelicht.
3.3.
Gelet op de onwaarschijnlijk hoge investeringen door Prudent Limited in (een) net gestarte onderneming(en); een zeer kort lopende tandartspraktijk en de onnodige (persoonlijke) garantie van [C] en zijn vier vennootschappen, had het op de weg van [C] gelegen het bestaan van de in de Seychelles gevestigde Prudent Limited en haar bestuurder [JM] , alsmede het bestaan van de vordering met verifieerbare stukken te onderbouwen. Partijen hebben enkel een overeenkomst ‘leveringen op afkoop’ van anderhalve pagina tussen Prudent Limited en [C Investments c.s.] ; een in het Nederlands opgestelde verzamelfactuur van € 2.640.400,00 van Prudent Limited aan [C Investments c.s.] ; een garantiestelling voor de schuld van [C Investments c.s.] ten behoeve van Prudent Limited; een akte van cessie en een aanmaningsbrief overgelegd.
3.4.
Stukken waaruit het bestaan van Prudent Limited blijkt, ontbreken dus. Weliswaar staat Prudent Limited in de overgelegde stukken als partij vermeld en zijn de stukken ogenschijnlijk (digitaal) ondertekend met de naam [JM] , maar daarmee is niet het bestaan van Prudent Limited of [JM] aannemelijk gemaakt. Dit klemt te meer omdat iedereen in dit dossier wordt vertegenwoordigd door [C] zelf, ook de gemachtigde van Prudent Limited, Cibitech B.V., is een vennootschap van [C] .
3.5.
Ook ontbreken stukken waaruit het bestaan van de vordering blijkt. Nergens blijkt uit dat
- [C] of Prudent Limited werkelijk voor 2,25 miljoen euro tandheelkundige goederen bij een fabrikant in China heeft gekocht: facturen zijn niet overgelegd;
- Prudent Limited werkelijk miljoenen heeft betaald: banktransacties zijn niet overgelegd;
- deze goederen werkelijk zijn uitgeleverd aan [C Investments c.s.] en/of Prudent Limited: vrachtbrieven zijn niet overgelegd;
- korte tijd tandheelkundige werkzaamheden in een praktijk door [N] zijn uitgevoerd: enig verifieerbaar stuk van het bestaan van een tandheelkundige praktijk ontbreekt;
- deze werkzaamheden binnen enkele weken zijn gestaakt omdat [N] is verdwenen: volgens [C] zijn er procedures aanhangig tegen [N] bij de rechtbank (Den Haag? [C] wist het niet meer) en “een gerechtshof”, maar daarvan zijn evenmin stukken ter onderbouwing verstrekt en ook ambtshalve is niet gebleken van uitspraken in een zaak tussen [C Investments c.s.] en [N] , of van het bestaan van deze laatste persoon. Wél is de kantonrechter bij dit ambtshalve onderzoek gebleken van een uitspraak van 21 februari 2023 van het College van Beroep voor het bedrijfsleven [1] , waarin [C] namens zijn bedrijf TTN vergeefs probeerde aanspraak te maken op Coronasteun. Het CBB overwoog hierin over een vreemde factuur van TTN aan [C] Investments B.V. onder meer het volgende:
“(…) een factuur van 14 oktober 2019 van TTN aan [C] Investments B.V., die het grootste deel van de opgegeven omzet uitmaakt. De factuur betreft een bedrag van € 1.209.055,36 voor tandtechnisch advies. Het College acht dit een erg hoog bedrag voor de volgens de factuur geleverde dienst van tandtechnisch advies, waarbij tevens opmerkelijk is dat deze is gericht aan een (zuster)bedrijf dat zich met auto’s bezig houdt. Daar komt bij dat niet met stukken is onderbouwd dat deze factuur betaald is.”.
De thans voorliggende zaak betreft dus niet de eerste onverklaarbare miljoenenfactuur van [C] .
3.6.
De kantonrechter heeft aan [C] gevraagd waar de gestelde vordering van 2,25 miljoen euro op ziet. De verzamelfactuur bevat daarover slechts de tekst: “Levering 3 10x10 sets”. [C] verklaarde dat dit een bestelling betrof van 100 dozen met sets implantaten, elk met een waarde van € 22.500,00. Volgens [C] had hij deze dozen in de opstartfase van zijn bedrijf besteld, toen hij net 200 patiënten had. [C] heeft niet alleen geen duidelijke verklaring kunnen geven waarom in de eerste dagen van het bestaan van zijn onderneming voorraad voor jaren moest worden ingekocht, maar ook niet waarom Prudent Limited dit hele bedrag meteen heeft voorgeschoten. “Omdat [JM] een goede vriend is en Prudent Limited een grote speler is”, is wat dat betreft te summier.
Op de vraag van de kantonrechter waar de 100 sets nu zijn, heeft [C] geantwoord dat deze aan Prudent Limited in de Seychelles zijn afgeleverd, nadat [N] was verdwenen. Dit dus kennelijk ter onderpand. Gevraagd of het onderpand niet door Prudent Limited kon worden verzilverd, verklaarde [C] dat de sets weliswaar nieuw, maar waardeloos zijn, omdat er geen afzet voor zou zijn. Dat laatste is onbegrijpelijk: nieuwe, doch opeens waardeloze sets implantaten. Daarbij is nogmaals op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat deze sets werkelijk bestaan, laat staan zijn betaald.
3.7.
Al met al is de kantonrechter ervan overtuigd dat hier sprake is van door [C] opgestelde stukken om een fictieve vordering te onderbouwen. Hoewel partijen misschien een belang hebben bij het verkrijgen van een titel voor Prudent Limited tegen [C Investments c.s.] , is dat naar het oordeel van de kantonrechter in casu geen rechtens te respecteren belang in de zin van de wet [2] . De kantonrechter acht zich gelet op het voorgaande buiten de grenzen van het partijdebat te treden door het verzoek af te wijzen.
3.8.
Partijen dragen, zoals verzocht, ieder de eigen proceskosten.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst het verzoek af;
4.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

2.Artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek.