Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[C Investments B.V. ] , gevestigd te [vestigingsplaats]
[verzoeker 2], gevestigd te [vestigingsplaats]
[verzoeker 3], gevestigd te [vestigingsplaats]
[verzoeker 4], gevestigd te [vestigingsplaats]
[C], wonende te [woonplaats]
1.Het procesverloop
2.Het verzoek
€ 2.640.400,00 op 1 januari 2021 aan [verzoeker 2] (verzoekende partij sub 2) in rekening gebracht. Helaas kon niet worden betaald, omdat op hun beurt de debiteuren niet aan [verzoeker 2] dan wel [C Investments c.s.] betaalden. Partijen zijn vervolgens een garantstelling overeengekomen. Daarna is nog afgesproken om maandelijks € 25.000,00 te betalen, maar ook daaraan is niet voldaan. Ondanks schriftelijke sommaties hebben [C Investments c.s.] de vordering niet betaald. Prudent Limited heeft daarom inboedel en goederen van [verzoeker 4] (verzoekende partij sub 4) overgekocht en debiteuren van [C Investments c.s.] overgenomen van in totaal € 449.150,00. Dit is verrekend met de openstaande schuld. Prudent Limited wil ter zekerheid van de restant schuld een executoriale titel.
3.De beoordeling
- [C] of Prudent Limited werkelijk voor 2,25 miljoen euro tandheelkundige goederen bij een fabrikant in China heeft gekocht: facturen zijn niet overgelegd;
- Prudent Limited werkelijk miljoenen heeft betaald: banktransacties zijn niet overgelegd;
- deze goederen werkelijk zijn uitgeleverd aan [C Investments c.s.] en/of Prudent Limited: vrachtbrieven zijn niet overgelegd;
- korte tijd tandheelkundige werkzaamheden in een praktijk door [N] zijn uitgevoerd: enig verifieerbaar stuk van het bestaan van een tandheelkundige praktijk ontbreekt;
- deze werkzaamheden binnen enkele weken zijn gestaakt omdat [N] is verdwenen: volgens [C] zijn er procedures aanhangig tegen [N] bij de rechtbank (Den Haag? [C] wist het niet meer) en “een gerechtshof”, maar daarvan zijn evenmin stukken ter onderbouwing verstrekt en ook ambtshalve is niet gebleken van uitspraken in een zaak tussen [C Investments c.s.] en [N] , of van het bestaan van deze laatste persoon. Wél is de kantonrechter bij dit ambtshalve onderzoek gebleken van een uitspraak van 21 februari 2023 van het College van Beroep voor het bedrijfsleven [1] , waarin [C] namens zijn bedrijf TTN vergeefs probeerde aanspraak te maken op Coronasteun. Het CBB overwoog hierin over een vreemde factuur van TTN aan [C] Investments B.V. onder meer het volgende:
“(…) een factuur van 14 oktober 2019 van TTN aan [C] Investments B.V., die het grootste deel van de opgegeven omzet uitmaakt. De factuur betreft een bedrag van € 1.209.055,36 voor tandtechnisch advies. Het College acht dit een erg hoog bedrag voor de volgens de factuur geleverde dienst van tandtechnisch advies, waarbij tevens opmerkelijk is dat deze is gericht aan een (zuster)bedrijf dat zich met auto’s bezig houdt. Daar komt bij dat niet met stukken is onderbouwd dat deze factuur betaald is.”.
De thans voorliggende zaak betreft dus niet de eerste onverklaarbare miljoenenfactuur van [C] .
Op de vraag van de kantonrechter waar de 100 sets nu zijn, heeft [C] geantwoord dat deze aan Prudent Limited in de Seychelles zijn afgeleverd, nadat [N] was verdwenen. Dit dus kennelijk ter onderpand. Gevraagd of het onderpand niet door Prudent Limited kon worden verzilverd, verklaarde [C] dat de sets weliswaar nieuw, maar waardeloos zijn, omdat er geen afzet voor zou zijn. Dat laatste is onbegrijpelijk: nieuwe, doch opeens waardeloze sets implantaten. Daarbij is nogmaals op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat deze sets werkelijk bestaan, laat staan zijn betaald.