Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
zelfte herstellen en is daarom niet in overeenstemming met hetgeen de wet voorschrijft. Door [eiser] is echter aangevoerd dat zij hiervoor heeft gekozen, omdat zij er geen vertrouwen in had dat [gedaagde] de badkamer deugdelijk zou herstellen aangezien hij niet vakkundig genoeg was gebleken de werkzaamheden correct uit te voeren. Voor zover [eiser] hiermee een beroep heeft willen doen op de ‘tenzij-bepaling’ uit artikel 7:759 BW, faalt dit beroep. De enkele omstandigheid dat [gedaagde] in eerste instantie de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd, is onvoldoende om aan te nemen dat hij niet vakkundig genoeg was voor het uitvoeren van de werkzaamheden en hij de gebreken niet kon herstellen. Dat zou bijvoorbeeld anders kunnen zijn indien [gedaagde] al veelvuldig had geprobeerd gebreken te herstellen, maar dat herstel ondanks dat was uitgebleven. Dit is echter in dit geval niet gebeurd. Aan dit verweer gaat de kantonrechter daarom voorbij. De kantonrechter had dus [eiser] [gedaagde] in de gelegenheid moeten stellen eventuele gebreken te herstellen.