ECLI:NL:RBNHO:2023:4052

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
C/15/337614 / JU RK 23-378
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen vanwege ernstige zorgen over de thuissituatie en alcoholmisbruik

Op 7 april 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, vanwege jarenlange zorgen over de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie. De moeder vertoonde problematisch alcoholgebruik en de vader was vaak afwezig door zijn werk in het buitenland. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, vooral gezien hun jonge leeftijd en de onveilige omstandigheden waarin zij zich bevonden. Er zijn meerdere meldingen gedaan bij Veilig Thuis over de situatie, en de kinderen zijn in het verleden in hulpeloze toestand aangetroffen.

Tijdens de zitting hebben de ouders hun verzet tegen de ondertoezichtstelling geuit, stellende dat de situatie inmiddels verbeterd is door de opname van de moeder in een GGZ-instelling en de ondersteuning van de grootmoeder. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de ouders onvoldoende bereid en in staat zijn om de bedreigingen voor de kinderen weg te nemen. De ouders hebben in het verleden niet adequaat gereageerd op de hulpverlening en de kinderrechter heeft twijfels over hun inzicht in de ernst van de situatie. Daarom is besloten om de minderjarigen onder toezicht te stellen van Jeugdbescherming Regio Amsterdam, met ingang van 7 april 2023 tot 7 april 2024, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/337614 / JU RK 23-378
Datum uitspraak: 7 april 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Haarlem, hierna te noemen de Raad,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 14 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 14 maart 2023;
- het verweerschrift met bijlagen van de ouders van 29 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 1 april 2023.
1.2.
Op 7 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de vader;
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] , als informant namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam, hierna te noemen: de GI, die wegens de stakingen binnen de GI online is aangesloten.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij hun ouders.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de Raad het volgende naar voren gebracht. Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Het betreft twee heel jonge kinderen die te vaak geen beschikbare ouder om zich heen hebben terwijl ze voor hun zorg, veiligheid en affectie nog volledig afhankelijk zijn van hun directe verzorgers. Voor [de minderjarige 1] betekent dit dat zij zich zorgen maakt over haar moeder en broertje, dat zij wanneer haar moeder onder invloed is en de vader in Engeland, voor haar broertje zorgt en dat zij belast wordt met de problemen van volwassenen. De kinderen leren hiermee niet dat zij altijd op hun volwassen verzorgers kunnen vertrouwen. De ouders gaan pas na jaren van ernstige meldingen over twee jonge, kwetsbare en totaal van hen afhankelijke kinderen over tot hulpverlening. Echter, hierin speelt pressie van de hulpverlening en mogelijk het raadsonderzoek een belangrijke rol. De Raad schat in dat de ouders deze pressie nog langere tijd nodig hebben om tot veranderingen te komen die zorgen voor blijvende veiligheid van hun kinderen. De ouders zijn op dit moment onvoldoende bereid en in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren. De ouders accepteren na jarenlange interventies wel hulpverlening. Echter, de hulp die de moeder nu krijgt is het niet enige dat zorgt voor meer veiligheid voor de kinderen. De vader zal ook een grotere rol moeten gaan pakken als opvoeder naast het toewerken aan een bij de moeders belastbaarheid passende gezamenlijke invulling van hun ouderschap. Ook de suggestie van de Brijder om systemische hulp in te zetten acht de Raad van belang voor het werken aan veiligheid.
3.3.
Ter zitting heeft de Raad hier het volgende aan toegevoegd. Gezien de ernst en de duur van de zorgen is een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar noodzakelijk. Het is belangrijk dat de hulpverlening geborgd wordt en daarom is de regie van een wijkteam van de gemeente niet toereikend.

4.Het standpunt van de ouders

4.1.
De vader en de moeder zijn het niet eens met het verzochte. In het verweerschrift en ter zitting is door de ouders naar voren gebracht dat de situatie zoals beschreven in het raadsrapport achterhaald is. In december heeft de moeder zich vrijwillig laten opnemen in het GGZ crisiscentrum. Vervolgens is zij doorverwezen naar een psychotherapeut. De moeder heeft al eerder contact gezocht met het GGZ en de Brijder, maar pas na haar opname zijn alle betrokken instanties bij elkaar gekomen om samen tot een behandelplan te komen. Sinds de opname van de moeder woont de oma volledig bij het gezin en ondersteunt zij de moeder bij de opvoeding van de kinderen. De ouders stellen dat er op dit moment geen sprake meer is van een ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. Daarnaast hebben zij afdoende aangetoond dat zij hulpverlening op vrijwillige basis accepteren. Zij hebben dit inmiddels zelf opgestart en zijn ook bereid andere hulpinstanties in te schakelen. Daarnaast vinden de ouders dat zij recht hebben om gebruik te maken van een tussenstap in de vorm van begeleiding door het wijkteam van de gemeente. Gelet op het voorgaande menen de ouders dat er geen ondertoezichtstelling dient te komen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
5.2.
De kinderrechter overweegt dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er bestaan al lange tijd ernstige zorgen over de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie bij de ouders. Vanaf 2018 zijn er meerdere meldingen gedaan bij Veilig Thuis, onder meer door het kinderdagverblijf van de kinderen, het ziekenhuis en de politie. Deze gingen allemaal over het alcoholgebruik van de moeder waardoor zij niet meer in staat was de zorg voor de kinderen te dragen. Op deze momenten was de vader afwezig vanwege zijn baan in het buitenland. Hierdoor zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , die op dit moment 5 en 2 jaar oud zijn, blootgesteld aan heftige incidenten. Zij hebben hun moeder in hulpeloze toestand meegemaakt en zijn aan hun lot overgelaten geweest. Gebleken is dat [de minderjarige 1] tijdens deze momenten de verzorging van [de minderjarige 2] op zich nam en bang was dat hem iets zou overkomen. De kinderrechter acht dit zeer zorgelijk, omdat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] gelet op hun jonge leeftijd beiden volledig afhankelijk zijn van de zorg van hun ouders. In 2022 zijn kort achter elkaar verschillende meldingen gedaan, in september, november en december. In december 2022 zijn de kinderen door de crisisdienst in hulpeloze toestand aangetroffen in een vervuilde woning. Moeder was door alcoholgebruik niet wakker te krijgen. Na interventies heeft de moeder toen vrijwillig meegewerkt aan een crisisopname bij de GGZ. Gebleken is dat de moeder alcohol gebruikt om haar paniek en angsten te dempen, door in een korte tijd veel te drinken. De moeder ontvangt inmiddels hulpverlening van De Brijder en een psycholoog. Tevens is de oma (vz) bij de ouders gaan wonen, waardoor de moeder ontlast wordt in de opvoeding, zodat de moeder de ruimte heeft om aan zichzelf te werken. De kinderrechter ziet dat de moeder erg haar best doet en acht dit positief. Uit het raadsrapport blijkt ook dat de moeder een erg lieve en zorgzame moeder is als zij niet drinkt. Anderzijds is gebleken dat de hulpverlening in een vrijwillig kader in het verleden niet tot de gewenste verandering heeft geleid. De ouders accepteren de huidige hulpverlening en geven aan ook bereid te zijn verdere hulpverlening te accepteren. Echter, deze acceptatie is pas gekomen na jarenlange interventies als gevolg van zeer ernstige incidenten. De ouders wijzen daarvoor naar het ontbreken van gecoördineerde hulpverlening in het verleden, terwijl de verantwoordelijkheid voor het aangaan en het volhouden van de noodzakelijke hulp bij henzelf lag. De ouders zijn hoog opgeleid en welbespraakt, en met de Raad heeft de kinderrechter de indruk dat de wijze waarop zij zich presenteren heeft geleid tot handelingsverlegenheid bij instanties om door te pakken. De kinderrechter acht het ook zorgelijk dat de vader voor zijn werk is blijven vertrekken naar het buitenland, zodat de kinderen dagenlang bij de vrouw achterbleven in periodes dat het niet goed met haar ging. Ter zitting is de vader blijven hameren op de noodzaak om in financiële zin voor zijn gezin te kunnen blijven zorgen, terwijl zijn eerste prioriteit bij de veiligheid van de kinderen had moeten liggen. Tenslotte baart het de kinderrechter zorgen dat de ouders de ernst van de situatie en de gevolgen daarvan voor de kinderen lijken te bagatelliseren. [de minderjarige 1] heeft op school en de bso uitlatingen gedaan waaruit blijkt hoe bang en bezorgd zij is geweest, maar blijkens het raadsrapport worden deze uitlatingen door de ouders in twijfel getrokken. Ter zitting hebben zij gezegd dat zij dit thuis niet zien en dat [de minderjarige 1] daar vrolijk en gelukkig is. Dit maakt dat de kinderrechter zich afvraagt of de kinderen wel voldoende in het zicht blijven en de juiste hulp blijven krijgen als stevige en dwingende regie ontbreekt. De kinderrechter concludeert dan ook dat de ouders op dit moment onvoldoende bereid en in staat zijn onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren.
5.3.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn:
  • de onveilige thuissituatie waaraan de kinderen gedurende jaren zijn blootgesteld en het gebrekkige inzicht van de ouders in de ernst van de gevolgen daarvan;
  • de zorgen over de beschikbaarheid van de moeder als gevolg van alcoholmisbruik;
  • de zorgen over de beschikbaarheid van de vader op momenten dat de moeder niet in staat is voor de kinderen te zorgen.
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter daarom [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
onder toezicht van Jeugdbescherming Regio Amsterdam met ingang van 7 april 2023 tot 7 april 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2023 door mr. M.A.J. Berkers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Kuvel, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 18 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.