ECLI:NL:RBNHO:2023:4051

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
HAA 22/2342
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging watervergunning Tata Steel voor lozing op Rijkswater

Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting IJmondig en de minister van Infrastructuur en Waterstaat, met Tata Steel IJmuiden B.V. als derde-partij. De zaak betreft een beroep tegen een besluit tot wijziging van de watervergunning van Tata Steel voor het lozen van stoffen op Rijkswater. Eiseres, Stichting IJmondig, betoogde dat de wijziging van het vergunde additief RONASTAN naar het alternatieve additief QUAKERTIN schadelijk zou zijn voor de volksgezondheid en het milieu. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiseres niet specifiek gericht waren op de wijziging van de vergunning en niet afdoende waren onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de wijziging van de watervergunning niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan al was toegestaan onder de geldende vergunning. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2342

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 mei 2023 in de zaak tussen

de stichting Stichting IJmondig, uit Wijk aan Zee, eiseres

vertegenwoordigd door haar bestuursleden [naam 1] en [naam 2]
en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat

gemachtigden: mr. [naam 3] en [naam 4] , ambtenaren ten departemente.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Tata Steel IJmuiden B.V.uit IJmuiden (Tata Steel)
gemachtigden: mr. T.J.J. Slegers, advocaat te Den Haag.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bij besluit van 21 maart 2022 gehandhaafde primaire besluit van 23 september 2021 waarbij de op 13 september 2016 aan Tata Steel verleende watervergunning voor het lozen op Rijkswater vanuit het bedrijfsonderdeel Tata Steel Packaging (TSP), gelegen aan de Wenckenbachstraat 1 in Velsen-Noord, is gewijzigd. Met het wijzigingsbesluit is het in het eerdere besluit vergunde te lozen additief_RONASTAN™ TP-G7 ADDITIVE LF (hierna: RONASTAN) gewijzigd naar het alternatief additief QUAKERTIN™ Additive (hierna: QUAKERTIN).
1.2
Verweerder heeft de watervergunning met het besluit van 23 september 2021 gewijzigd. Met het bestreden besluit van 21 maart 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de wijziging van de watervergunning gebleven.
1.3
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Tata Steel heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 22 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 2] , bestuurslid van eiseres, de gemachtigden van verweerder en de gemachtigde van Tata Steel, vergezeld van mw. [naam 5] en mw. mr. [naam 6] , beiden in dienst van Tata Steel.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank beoordeelt of verweerder de vergunning tot wijziging van de watervergunning van 13 september 2016 heeft kunnen verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Voor onderhavige zaak is daarbij relevant dat uit artikel 6.26, eerste lid, aanhef en onder a, van de Waterwet, waarin wordt verwezen naar artikel 2.14, vijfde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en daarmee naar artikel 3.10, derde lid, van die laatstgenoemde wet, volgt dat een verzochte wijziging van een eerder verleende watervergunning wordt toegestaan, indien die verandering niet leidt tot andere of grotere gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende watervergunning al is toegestaan.
2.2
Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3
De bij de beoordeling van het beroep (verkort) aangehaalde wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
3.1
Op 13 september 2016 heeft verweerder aan Tata Steel een watervergunning verleend voor het brengen van stoffen, afkomstig van het bedrijfsonderdeel TSP via riool 600 in het Rijkswater de Staalhaven.
3.2
Op 17 september 2021 heeft Tata Steel een wijziging van deze watervergunning aangevraagd. De gewenste wijziging is een gevolg van het voorgenomen het gebruik van het alternatieve additief QUAKERTIN in haar productieproces in plaats van het in de eerdere vergunning vergunde additief RONASTAN. Een deel van die stof komt ook in lozingen vanuit dat bedrijfsonderdeel terecht. De leverancier van het eerder vergunde additief heeft Tata Steel laten weten dat de grondstoffen voor het huidige additief niet langer beschikbaar zijn en daarom op korte termijn op een alternatief moest worden overgeschakeld. Het alternatieve additief wordt op dezelfde wijze als het huidige additief in het proces toegepast. Er vinden dus geen wijzigingen aan de installatie plaats.
Bestreden besluit
4. Verweerder heeft de op 13 september 2016 aan Tata Steel verleende watervergunning gewijzigd door het te lozen eerder vergunde additief RONASTAN te wijzigen naar het alternatief additief QUAKERTIN. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat ook met het alternatieve additief wordt voldaan aan de BBT [1] -eisen en dat de beoogde wijziging niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen dan volgens de geldende vergunning al is toegestaan. De waterbezwaarlijkheid van het nieuwe additief is volgens verweerder hetzelfde als de waterbezwaarlijkheid van het oude additief.
Het beroep
5.1
Eiseres voert - kort samengevat - aan dat verweerder in het belang van gezondheid en leefomgeving van inwoners en omwonenden, mensen- en kinderrechten en milieu, natuur en Natura 2000-gebieden, in de vergunning voorschriften moet opnemen die waarborgen dat de doelstellingen van het waterbeheer, de gezondheid en leefomgeving van inwoners en omwonenden en milieu, natuur en Natura 2000-gebieden maximaal worden beschermd. Eiseres maakt zich grote zorgen over de gevolgen van de afvalwaterlozingen op het oppervlaktewater van Tata Steel voor de volksgezondheid. Zij bepleit een toetsing van de lozing aan diverse (rechts)regels.
5.2
De rechtbank stelt voorop dat in deze procedure alleen de vraag voorligt of de (beperkte) wijziging van de watervergunning van 13 september 2016 gelet op het onder overweging 2.1 aangehaalde toetsingskader kan worden toegestaan en niet de vraag of ook de watervergunning zelf de toetsing aan de wettelijke regels kan doorstaan.
5.3
De beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd, zoals het niet toepassen van het Schone Lucht Akkoord, het niet stellen van een minimalisatieverplichting voor het lozen van Zeer Zorgwekkende Stoffen en de adequaatheid van filters, wettigen niet de conclusie dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat het alternatieve additief niet tot andere of grotere gevolgen leidt voor het milieu dan volgens de geldende watervergunning is toegestaan. Die gronden zien niet specifiek op deze wijziging. De overige beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd zien daar ook niet op, maar op de vraag of de lozing überhaupt mag worden toegestaan. De rechtbank zal dan ook niet op deze beroepsgronden ingaan.
5.4
Bovendien heeft eiseres haar beroep tegen de in geschil zijnde wijziging van de watervergunning niet afdoende en concreet onderbouwd. De stelling dat de waterbezwaarlijkheid van het additief QUAKERTIN bij de fabrikant niet bekend zou zijn, zoals eiseres ter zitting nog aanvullend heeft aangevoerd, heeft zij niet onderbouwd en vindt geen steun in de voorhanden gegevens. De waterbezwaarlijkheid van het nieuwe additief is immers door de leverancier bepaald op categorie B(4) uit de Algemene BeoordelingsMethodiek 2016, die is aangewezen als BBT-document. Dat is dezelfde categorie als die van het huidig gebruikte additief. Verweerder heeft op grond hiervan mogen aannemen dat de wijziging van de watervergunning niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen leidt dan volgens de geldende watervergunning al was toegestaan. Verweerder mocht voor deze wijziging daarom zonder nadere voorschriften vergunning verlenen.
5.5
Ten slotte is, anders dan eiseres aanvoert, geen sprake van schending door verweerder van artikel 3 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, omdat dat artikel alleen een rechtstreeks in de Nederlandse rechtsorde werkende norm stelt voor maatregelen betreffende kinderen. Bij dergelijke maatregelen moet verweerder de belangen van het desbetreffende kind betrekken. Het bestreden besluit ziet echter niet op maatregelen betreffende kinderen. Dat kinderen op het strand en in zeewater spelen, betekent nog niet dat het toestaan van een milieuneutrale wijziging van de watervergunning die lozing toestaat, een maatregel ten aanzien van een of meer kinderen betreft. De beroepsgrond slaagt alleen al daarom niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Brouwer, voorzitter, en mr. R.H.M. Bruin en mr. E. Jochem, leden, in aanwezigheid van mr. M. van Excel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Waterwet
Artikel 2.1
1. De toepassing van deze wet is gericht op:
a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met
b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
2. De toepassing van deze wet is mede gericht op andere doelstellingen dan genoemd in het eerste lid, voor zover dat elders in deze wet is bepaald.
Artikel 6.2
1. Het is verboden om stoffen te brengen in een oppervlaktewaterlichaam, tenzij:
a. een daartoe strekkende vergunning is verleend door Onze Minister of, ten aanzien van regionale wateren, het bestuur van het betrokken waterschap;
b. daarvoor vrijstelling is verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur;
c. artikel 6.3, eerste tot en met derde lid, van toepassing is.
Artikel 6.26
1.Op vergunningen voor het lozen of storten van stoffen zijn de volgende bepalingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van overeenkomstige toepassing:
a. 2.14, eerste lid en derde tot en met zesde lid,
b. 2.22, vijfde lid, eerste en tweede volzin, (…)
c. 2.25, eerste lid, 2.30, 2.31, eerste lid, aanhef en onder b, 2.33, eerste lid, aanhef en onder b, en 8.1, (…)
2. In afwijking van artikel 6.16, eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de voorbereiding van een beschikking op de aanvraag tot wijziging van een vergunning voor het lozen van stoffen, die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen dan volgens de geldende vergunning zijn toegestaan. (…)
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.14, vijfde lid:
In afwijking van het eerste tot en met vierde lid wordt in gevallen als bedoeld in artikel 3.10, derde lid, de omgevingsvergunning verleend indien wordt voldaan aan de in het laatstgenoemde lid gestelde voorwaarden.
Artikel 3.10, derde lid:
In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning met betrekking tot een verandering van een inrichting of mijnbouwwerk of de werking daarvan, die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan, waarvoor geen verplichting bestaat tot het maken van een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer, en die niet leidt tot een andere inrichting of mijnbouwwerk dan waarvoor eerder een omgevingsvergunning is verleend.
Verdrag inzake de Rechten van het Kind
Artikel 3
1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.
2. De Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe het kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn, rekening houdend met de rechten en plichten van zijn of haar ouders, wettige voogden of anderen die wettelijk verantwoordelijk voor het kind zijn, en nemen hiertoe alle passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen.
3. De Staten die partij zijn, waarborgen dat de instellingen, diensten en voorzieningen die verantwoordelijk zijn voor de zorg voor of de bescherming van kinderen voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde normen, met name ten aanzien van de veiligheid, de gezondheid, het aantal personeelsleden en hun geschiktheid, alsmede bevoegd toezicht.

Voetnoten

1.BBT staat voor: best beschikbare technieken.