ECLI:NL:RBNHO:2023:396

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
23/41
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot verwijdering van een 3-VMBO-leerling en voorlopige voorziening

Op 17 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verwijdering van een 3-VMBO-leerling van een school, vertegenwoordigd door zijn ouders. De zaak kwam voort uit een incident waarbij de leerling een muntje naar een docente gooide, wat leidde tot een disciplinaire maatregel van verwijdering door het college van bestuur van Stichting Dunamare Onderwijsgroep. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, waarbij werd bepaald dat de leerling tot de beslissing op bezwaar behandeld moet worden alsof hij geschorst is, om verdere onderwijsachterstand te voorkomen. De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel de school een groot belang heeft om op te treden tegen ongepast gedrag, het belang van de leerling om onderwijs te ontvangen ook zwaarwegend is. De voorzieningenrechter schorste het primaire besluit van 9 december 2022 en bepaalde dat de school een alternatief onderwijsprogramma voor de leerling moet faciliteren. Tevens werd de school veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan de verzoekers. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/41
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 januari 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit Haarlem,

en
[verzoekster] en [verzoeker 1](beiden optreden voor zichzelf en in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [verzoeker] ),
tezamen te noemen verzoekers,
gemachtigde: mr. M.W.A. Scholtes, advocaat te Den Haag,
en

het college van bestuur van Stichting Dunamare Onderwijsgroep, verweerder,

gemachtigde: mr. M.G. Hofman, advocaat te Heerlen.

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigde van verweerder en ir. [naam] MA, [functie] van het [school] te Haarlem (onderdeel van Stichting Dunamare Onderwijsgroep).
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit van 9 december 2022 tot de dag na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verweerder [verzoeker] met ingang van 20 januari 2023 totdat de beslissing op bezwaar aan verzoekers kenbaar is gemaakt, behandelt als ware hij geschorst als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van verweerders Protocol schorsing en verwijdering (gedingstuk B14, zoals door verweerder op 12 januari 2023 aan de rechtbank gezonden);
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan verzoekers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoekers.
- wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten voor het overige af.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het door de [functie] van het [school] te Haarlem namens verweerder genomen besluit van 9 november 2023 om [verzoeker] van het [school] te verwijderen en uit de school uit te schrijven.
De dagvaarding van 20 december 2022, waarop de voorzieningenrechter in (civiel) kort geding de zaak bij vonnis van 5 januari 2023 (C/15/334749/KG ZA 22/611) heeft verwezen naar de sector bestuursrecht, heeft de voorzieningenrechter aangemerkt als verzoekschrift om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft ter zitting vastgesteld dat verzoekers om een voorlopige voorziening hebben gevraagd tegen het bestreden besluit, maar dat zij voor de zitting (nog) geen bezwaar hadden gemaakt tegen dat besluit.
Ter zitting hebben verzoekers alsnog een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van 9 december 2022 en ter zitting is komen vast te staan dat verweerder dit bezwaarschrift heeft ontvangen. Gelet hierop en gelet op het feit dat de termijn om bezwaar te maken ten tijde van de zitting nog niet was verstreken, heeft de voorzieningenrechter ondanks protest van verweerder in het tot dan toe ontbreken van een bezwaarschrift geen aanleiding gezien om het verzoek om een voorlopige voorziening niet te behandelen. De voorzieningenrechter acht het verzoek ontvankelijk.

Inhoudelijke beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt in een (eventueel) bodemgeding niet. De getroffen voorziening is wel bindend.
2. De voorzieningenrechter betrekt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen, maar is niet alleen doorslaggevend. Daarnaast weegt de voorzieningenrechter de belangen af van verzoekers die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van verweerder die daartegen pleiten.
3.1
Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] (leerling in 3 VMBO op het [school] ) aan het einde van de tweede pauze op het schoolplein op 29 november 2022 een muntje heeft gegooid. Hij heeftdaarmee mevrouw [naam 1] (docente en conrector van het [school] ) vlak naast haar oog op haar hoofd geraakt. Zij liep toen weg van een groepje leerlingen, waar [verzoeker] bij in de buurt stond, omom het schoolgebouw in te gaan. Vast staat voor de voorzieningenrechter tevens dat mevrouw [naam 1] hierdoor pijn heeft geleden en erg is geschrokken.
3.2
Voor de voorzieningenrechter staat voorts vast dat [verzoeker] in dat verband een meer dan gering verwijt kan worden gemaakt. Dat leidt de voorzieningenrechter af uit de verklaring van mevrouw [naam 1] en de filmopname van het incident die ter zitting is getoond. [verzoeker] heeft het muntje bewust in de richting van mevrouw [naam 1] gegooid. Zijn verklaring dat hij het muntje uitsluitend op een andere leerling zou hebben gericht, acht de voorzieningenrechter niet overtuigend. Daarbij heeft de voorzieningenrechter de overige bewijsstukken ook meegewogen, alsmede het feit dat [verzoeker] verklaringen heeft afgelegd die niet goed sporen met andere feiten. Dat betekent dat verweerder een disciplinaire maatregel kon treffen.
3.3
De voorzieningenrechter neemt daarbij voor vaststaand aan dat het gebeurde, zoals verweerder heeft gesteld, grote gevoelens van onveiligheid heeft doen ontstaan bij mevrouw [naam 1] en het overige personeel van het [school] .
4. Dat verweerder een groot belang heeft om (stevig) op te treden tegen tegen het gedrag van [verzoeker] komt de voorzieningenrechter daarom op zichzelf niet onredelijk voor.
5. Daartegenover staat echter het belang van [verzoeker] , een 14-jarige leerling in 3 VMBO. Uit het door verweerder overgelegde logboek kan worden afgeleid dat er zorgen zijn over zijn houding tegenover het gezag van docenten op school – hetgeen ook met de ouders is besproken -, maar ook dat hij niet eerder betrokken is geweest bij een vergelijkbaar, ernstig incident. Ook kan uit het logboek worden afgeleid dat er niet eerder aanleiding was voor een ingrijpende disciplinaire maatregel.
[verzoeker] zit feitelijk al vanaf 29 november 2022 thuis en loopt daarom elke week meer onderwijsachterstand op.
6.1
De bevoegdheid om te beslissen op welke wijze op een dergelijk incident moet worden gereageerd, ligt bij verweerder. De rechtbank – en dus ook de voorzieningenrechter - toetst die beslissing terughoudend. Dat betekent dat de vraag voorligt of verweerder gelet op hetgeen is gebeurd en gelet op de betrokken belangen, in redelijkheid heeft kunnen besluiten om [verzoeker] van school te verwijderen. Het is niet evident dat verweerder op rechtens onaanvaardbare wijze van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Oftewel, het is voor de voorzieningenrechter geen uitgemaakte zaak dat de getroffen maatregel onjuist is, maar evenmin een uitgemaakte zaak dat de maatregel in de omstandigheden van het geval de meest passende is.
6.2
Vast staat dat verzoekers deze vraag ook hebben voorgelegd aan de Geschillencommissie passend onderwijs (GPO), een commissie die speciaal in het leven is geroepen om advies uit te inbrengen over vragen als hier aan de orde. Verweerder zal de beslissing naar aanleiding van dat advies ook heroverwegen.
6.3
Naar de voorzieningenrechter heeft begrepen zal deze commissie naar verwachting binnen korte tijd na 26 januari 2023 (de dag waarop de hoorzitting bij GPO zal plaatsvinden) advies uitbrengen over de verwijderingsbeslissing. Verweerder zal daarna voortvarend beslissen.
6.4
De voorzieningenrechter ziet daarop vooruitlopend geen grond om het bestreden besluit – en met name de getroffen maatregel – evident - onrechtmatig te achten.
7.1
De voorzieningenrechter ziet ter voorkoming van het oplopen van de onderwijsachterstand van [verzoeker] echter toch aanleiding om in afwachting van het oordeel van het GPO en in afwachting van het besluit op bezwaar een voorlopige voorziening te treffen, zodat [verzoeker] niet onnodig onderwijsachterstand oploopt, terwijl over mogelijke terugkeer nog geen definitief oordeel in bezwaar is geveld.
7.2
De voorzieningenrechter zal dit doen door het bestreden besluit te schorsen en te bepalen dat verweerder [verzoeker] , totdat op het bezwaar is beslist, dient te behandelen alsof hij geschorst is in de zin van artikel 3, zesde lid, van verweerders Protocol schorsing en verwijdering (gedingstuk B14, zoals door verweerder op 12 januari 2023 aan de rechtbank gezonden). Dit houdt in dat de [functie 1] / [functie] van het [school] totdat op bezwaar is beslist, zal dienen te bewerkstelligen dat [verzoeker] zoveel mogelijk een alternatief onderwijsprogramma (huiswerk, begeleiding) kan volgen.
7.3
De voorzieningenrechter heeft hierbij van doorslaggevende betekenis geacht dat met het treffen van deze voorlopige voorziening aan de belangen van [verzoeker] tegemoet kan worden gekomen, zonder dat daardoor aan de zwaarwegende belangen van verweerder (en in het bijzonder de belangen van het personeel van het [school] ) voorbij wordt gegaan. De getroffen voorlopige voorziening houdt immers niet in dat [verzoeker] thans weer terug mag naar school om daar lessen te volgen.

Conclusie en gevolgen

8.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de hiervoor genoemde voorlopige voorziening, wat betekent dat verweerder [verzoeker] zolang niet op bezwaar is beslist een alternatief onderwijsprogramma kan volgen als bedoeld in artikel 3, zesde lid van verweerders Protocol schorsing en verwijdering.
8.2
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet verweerder het griffierecht aan verzoekers vergoeden. Daarom krijgt verzoekers ook een vergoeding van hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen verzoekers een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 759,-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De verletkosten van de vader zijn tegenover de betwisting door verweerder onvoldoende onderbouwd. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.
Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2023 door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.