ECLI:NL:RBNHO:2023:3951

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
15/196806-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar de geestesgesteldheid van de verdachte in een verkrachtingszaak

Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland een tussenvonnis gewezen in de strafzaak tegen een man die wordt verdacht van verkrachting op 29 juli 2022 in Alkmaar. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om meer informatie te verkrijgen over de geestesgesteldheid van de verdachte. De verdachte is thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden en wordt beschuldigd van meerdere ernstige seksuele misdrijven tegen een slachtoffer. Tijdens de zitting op 18 april 2023 is de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, en zijn er deskundigen geraadpleegd. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van acht jaar geëist, terwijl de verdediging vrijspraak bepleit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/196806-22
Uitspraakdatum: 2 mei 2023
Tegenspraak
Dit tussenvonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 april 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van het verkrachten van [slachtoffer] .
De volledige tenlastelegging luidt dat:
hij op of omstreeks 29 juli 2022 in de gemeente Alkmaar, in elk geval in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het duwen en/of brengen van een dildo in de anus van die [slachtoffer]
en/of vervolgens het heen en weer bewegen van deze dildo, en/of
- het duwen en/of brengen van de dildo in de mond van die [slachtoffer] , en/of
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] , en/of
- het knijpen in de tepels van die [slachtoffer] ,
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij verdachte
- de polsen van die [slachtoffer] met spanbanden bij elkaar heeft vastgebonden, en/of
- zijn handen om de nek van die [slachtoffer] heeft gedaan en op haar keel heeft gedrukt waarbij hij, verdachte zei: "hoe lang zal het duren dat jij niet meer bij bewustzijn bent?", en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "ik ga je gebruiken", en/of
- die [slachtoffer] meermalen in het gezicht en/of tegen haar borsten heeft geslagen, en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "hoe meer je meewerkt hoe minder pijn je zult hebben. wat moet ik doen om je te laten huilen? ik wil je zien huilen", en/of "als je niet meewerkt dan doe ik je meer pijn"
en/of aldus een zeer bedreigende situatie voor die [slachtoffer] heeft gecreëerd waaraan zij zich niet kon onttrekken.

2.Onderzoek ter terechtzitting

Op 18 april 2023 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaats gevonden. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. G. Kaaij, advocaat te Heerhugowaard, is op de zitting verschenen en gehoord. Ook is op de zitting als deskundige gehoord drs. [naam 1] , GZ-psycholoog.
De officier van justitie mr. D.C. Smits heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde en heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zal worden opgelegd. Verder dienen volgens de officier van justitie de onder de verdachte in beslag genomen goederen te worden onttrokken aan het verkeer. Tot slot heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] in zijn geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat er – kort gezegd – geen sprake is geweest van dwang bij de seks die de verdachte en [slachtoffer] op 29 juli 2022 met elkaar hebben gehad.
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 18 april 2023 gesloten.

3.Heropening onderzoek

Tijdens het beraad in raadkamer, na sluiting van het onderzoek, is de rechtbank gebleken dat het onderzoek nog niet volledig is. De rechtbank acht zich op dit moment namelijk onvoldoende voorgelicht over de persoon van de verdachte. De rechtbank zal daarom het onderzoek heropenen, voor nader onderzoek naar de persoon van de verdachte door middel van een observatie in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC). De rechtbank legt dit hieronder uit.
Psychiatrisch rapport
Op 25 februari 2023 heeft dr. [naam 2] , psychiater, een rapport opgesteld. Hieruit blijkt dat de verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek en toestemming heeft gegeven om verschillende referenten te benaderen, maar over belangrijke forensische thema’s het achterste van zijn tong niet heeft laten zien. De psychiater heeft bij de verdachte geen stoornis vastgesteld. Er is sprake van antisociale en narcistische kenmerken in zijn persoonlijkheid en er zijn enkele kenmerken van psychopathie aanwezig. Een parafiele stoornis kon niet worden vastgesteld, maar ook niet worden uitgesloten.
Door de onderzoekshouding van de verdachte op relevante punten en zijn houding ten aanzien van de eerdere strafzaak, waarin hij is veroordeeld voor onder meer vrijheidsberoving en verkrachting, is sprake van diagnostische beperkingen. Hierdoor kan geen uitspraak worden gedaan over de toerekenbaarheid en de risicotaxatie. De verdachte lijkt geen volledige openheid te hebben gegeven over zijn denken en drijfveren, inclusief zijn seksuele leven. In haar rapport merkt de psychiater op dat bij haar sprake is van een duidelijke verontrusting.
Een onderzoek in het PBC zou volgens de psychiater mogelijk meer informatie kunnen geven. Er kan dan een uitgebreider milieuonderzoek plaatsvinden. De psychiater verwacht echter niet dat de observatie van de verdachte duidelijk extra informatie zal geven. Ook acht zij de kans redelijk groot dat de verdachte weigert mee te werken aan dit onderzoek.
Psychologisch rapport
Op 17 februari 2023 heeft drs. [naam 1] , GZ psycholoog, een rapport opgesteld. Uit het psychologisch onderzoek komt onder meer naar voren dat de verdachte een bovengemiddeld intelligente man is bij wie geen sprake is van evidente psychopathologie. Ook de psycholoog schrijft dat de verdachte weliswaar heeft meegewerkt aan het onderzoek, maar niet het achterste van zijn tong laat zien. Hierdoor is beperkt zicht verkregen op zijn innerlijke belevingswereld, met name op het gebied van seksualiteit en relaties. De psycholoog stelt geen persoonlijkheidsstoornis vast. Uit het onderzoek komen wel aanwijzingen naar voren voor een narcistische kleuring van de persoonlijkheid. Een parafiele stoornis kan niet worden vastgesteld of uitgesloten. Daarbij wijst de psycholoog erop dat de door de verdachte gepleegde verkrachting in 2018, de aangetroffen verkrachtingspornografie en meldingen van verschillende vrouwen over bedreigend gedrag, dwang en pogingen tot verkrachting, mogelijk aanwijzingen zijn voor een parafiele stoornis. Om een dergelijke stoornis te stellen of uit te sluiten had de psycholoog meer willen weten over of de seksuele beleving van de verdachte, of op bepaalde onderdelen meer objectiveerbare informatie moeten hebben.
Omdat uit het psychologisch onderzoek geen eenduidig antwoord komt op de vraag of er sprake is van psychopathologie bij de verdachte, kan de psycholoog geen inschatting maken van de mate waarin het gedrag van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde, indien bewezen, door pathologie werd gestuurd. Zij geeft daarom geen advies over de mate van toerekenen, kan geen pathologisch bepaald recidiverisico onderbouwen en geen interventieadvies formuleren.
Ook de psycholoog heeft overwogen te adviseren de verdachte klinisch te laten onderzoeken in het PBC. Zij acht het echter onzeker of een PBC-onderzoek meer duidelijkheid zal kunnen bieden. Enerzijds vindt zij een uitgebreid forensisch milieuonderzoek waardevol, ook omdat er nu uitgebreidere dossierinformatie beschikbaar is dan in 2018. Anderzijds heeft de verdachte tijdens de PBC observatie in 2018 weinig zicht gegeven op zijn denken en voelen met betrekking tot seksualiteit en relaties. De psycholoog acht het onwaarschijnlijk dat hij dat nu wel zal doen.
De psycholoog is op de zitting bij haar conclusies uit het rapport gebleven.
Reclasseringsadvies
De reclassering heeft in haar advies van 2 maart 2023 vermeld dat de verdachte het hem ten laste gelegde stellig ontkent. In 2018 is hij veroordeeld voor onder meer vrijheidsbeneming en verkrachting en op 29 juli 2022 was sprake van een voorwaardelijke invrijheidsstelling. Bij een bewezenverklaring past onderhavig vermeend delictgedrag bij een beginnend delictpatroon.
De reclassering heeft, mede gelet op het NIFP onderzoek, veel zorgen en vragen over de persoon van de verdachte. In geval van een bewezenverklaring, ziet de reclassering de leefgebieden “psychosociaal functioneren” en “houding” als criminogeen en risicoverhogend.
De reclassering schat het recidiverisico, het risico op letselschade en het onttrekken aan voorwaarden hoog in.
Indien bewezen verklaard, is er sprake geweest van een ernstig – mogelijk TBS waardig – delict. De reclassering voorziet een ernstig gevaarsrisico voor de samenleving, indien de verdachte bij een bewezenverklaring na een gevangenisstraf zonder voorwaarden én zonder enige vorm van behandeling, terugkeert in de maatschappij. Eerder strafrechtelijk ingrijpen heeft – indien de verdenking bewezen wordt geacht – niet kunnen voorkomen dat de verdachte opnieuw – en binnen zijn voorwaardelijke invrijheidsstellingperiode – met justitie in aanraking is gekomen vanwege de verdenking van een nieuwe verkrachting.
Bij een bewezenverklaring, is de inschatting van de reclassering dat er sprake dient te zijn van langdurige klinische behandeling om tot diagnostiek en tot een gedragsverandering te komen en de gevaarsrisico’s en recidiverisico’s in te perken.
De reclassering acht een toezicht en forensische behandeling binnen een regulier juridisch kader niet haalbaar. De reclassering geeft aan – op basis van de beschikbare informatie – geen verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor het risicomanagement.
Overwegingen van de rechtbank
Uit de hiervoor genoemde rapportages blijkt dat de deskundigen, vanwege de onderzoekshouding van de verdachte, geen inschatting kunnen maken van de mate waarin het tenlastegelegde – indien dit zou worden bewezenverklaard – aan de verdachte kan worden toegerekend en daarom ook niet kunnen adviseren over eventueel benodigde interventies. Wel uit de psychiater haar verontrusting en wijst de psycholoog op mogelijke aanwijzingen voor een parafiele stoornis. Indien bewezen, voorziet de reclassering een ernstig gevaarsrisico voor de samenleving en kan zij geen verantwoordelijkheid nemen voor het risicomanagement daarvan.
In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit zou komen, heeft zij een eigen verantwoordelijkheid in het beoordelen van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en in het opleggen van een passende straf of maatregel. Die verantwoordelijkheid geldt tegenover de verdachte, maar ook tegenover meldster en de maatschappij als geheel.
Gelet op de aard en ernst van het ten laste gelegde feit, het eerdere soortgelijke feit waarvoor de verdachte in 2018 is veroordeeld en voornoemde rapportages, acht de rechtbank een observatie van de verdachte in het PBC noodzakelijk voor een zorgvuldige beoordeling van deze zaak, ondanks de twijfels van de deskundigen of dit tot meer duidelijkheid over de persoon van de verdachte zal leiden. Dit is immers de enige mogelijkheid die rest om een beter beeld van de persoon van de verdachte te krijgen.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Het is gebleken dat het in ambulant onderzoek lastig is om zicht te krijgen op de gedachten en drijfveren van de verdachte. Observatie van enige weken in een klinische setting kan mogelijk meer informatie opleveren. Bovendien kan in aanvulling op diagnostisch onderzoek in het PBC een (uitgebreider) milieuonderzoek plaatsvinden dan nu het geval is geweest. De verdachte heeft weliswaar in 2018 ook in het PBC weinig zicht gegeven op zijn denken en voelen met betrekking tot seksualiteit en relaties, maar de situatie is nu op diverse punten anders dan toen. Uit het vonnis van 2018 blijkt allereerst dat het PBC de vraag naar het waarom niet goed heeft kunnen onderzoeken, omdat de verdachte zich tijdens de opname aldaar niet meer goed kon herinneren wat er zich destijds op en rond 15 maart 2018 heeft afgespeeld. Daarnaast wijst de rechtbank in dit verband op de onherroepelijke veroordeling in 2018 en de inmiddels ondergane detentie, de (andere) proceshouding van de verdachte in deze zaak en de meldingen in het onderhavige dossier van meerdere vrouwen die zeggen negatieve seksuele ervaringen met de verdachte te hebben gehad (wat de verdachte zelf overigens heeft weersproken).
Op de zitting heeft de rechtbank met de verdachte besproken hoe hij tegenover een opname in het PBC staat. De verdachte heeft verklaard dat hij er niet op zit te wachten om door een valse beschuldiging te moeten meewerken en dat het hem niet interesseert of en waarom hij iets denkt. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de hiervoor toegelichte noodzaak tot observatie.
Concluderend acht de rechtbank aanvullend onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte noodzakelijk. De rechtbank zal daarom het onderzoek ter terechtzitting heropenen en vervolgens schorsen, opdat nader onderzoek kan worden ingesteld naar de verdachte door middel van observatie in het PBC, zoals bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafvordering. Daartoe zal de rechtbank de stukken in handen stellen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, zodat de verdachte ter beantwoording van de gebruikelijke vragen over zijn persoonlijkheid, geestvermogens en toerekeningsvatbaarheid ter observatie zal worden opgenomen in het PBC. Hiervan zal dan door twee gedragsdeskundigen op de gebruikelijke wijze rapport worden uitgebracht.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de reclassering in aansluiting op het onderzoek van het PBC nader dient te rapporteren. Daartoe zal de rechtbank de rechter-commissaris verzoeken de stukken – na ontvangst van de rapportage van het PBC – in handen van de officier van justitie stellen.

4.Beslissing

De rechtbank:
- heropent het op 18 april 2023 gesloten onderzoek ter terechtzitting;
- beveelt op grond van artikel 317 van het Wetboek van Strafvordering dat de verdachte ter observatie zal worden opgenomen in het Pieter Baan Centrum, teneinde aldaar onderzoek te laten doen naar zijn geestvermogens;
- stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde uitvoering te geven aan hetgeen in dit tussenvonnis is bevolen;
- stelt de stukken vervolgens in handen van de officier van justitie met de opdracht zorg te dragen voor doen het opmaken van een advies door Reclassering Nederland;
- beveelt de oproeping van de verdachte, tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met verstrekking van een afschrift van die oproeping aan de raadsman van de verdachte en beveelt de officier van justitie om de benadeelde partij [slachtoffer] en de raadsvrouw van de benadeelde partij op de hoogte te stellen van de datum en het tijdstip van de volgende zitting;
- schorst het onderzoek ter terechtzitting in het belang daarvan voor onbepaalde tijd en
stelt de uiterste termijn waarbinnen het onderzoek op de terechtzitting dient te worden hervat op drie maanden. Deze termijn is langer dan een maand om de klemmende reden dat moet worden aangenomen dat een kortere termijn ontoereikend zal zijn voor het voltooien van het onderzoek door het Pieter Baan Centrum, het doen rapporteren door de reclassering en het appointeren van de zaak ter voortzetting van de behandeling.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit tussenvonnis is gewezen door
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mr. M.E. Allegro en mr. I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. Boes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 mei 2023.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit tussenvonnis mede te ondertekenen.