In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is de vraag aan de orde of de huurder van een woning herstelkosten moet betalen na beëindiging van de huurovereenkomst, en of zij nog huurpenningen en een contractuele boete verschuldigd is. De kantonrechter heeft op 25 januari 2023 geoordeeld dat de huurder geen herstelkosten verschuldigd is, omdat er bij aanvang van de huur geen rapport van oplevering is opgemaakt en de verhuurder niet heeft aangetoond dat het gehuurde bij aanvang in een betere staat was. Tevens is de huurder geen huurpenningen meer verschuldigd, omdat deze met de borgsom kunnen worden verrekend. De vordering tot betaling van de contractuele boetes is afgewezen, omdat deze niet betrekking hebben op te late betaling van de huur en de verhuurder ook heeft afgezien van de boetes. De tegenvordering van de huurder tot schadevergoeding vanwege gebreken aan de cv-installatie en andere gebreken is eveneens afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was.
Het procesverloop begon met een dagvaarding van de eiser op 24 februari 2022, waarop de gedaagde op 20 juli 2022 schriftelijk heeft geantwoord en een tegenvordering heeft ingediend. Tijdens de zitting op 9 december 2022 zijn de standpunten van beide partijen toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst is geëindigd en dat het gehuurde op 30 november 2021 door de gedaagde is opgeleverd. De gedaagde heeft een waarborgsom van € 7.900,00 betaald, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde de laatste twee huurtermijnen met deze waarborgsom mocht verrekenen. De vordering tot huurachterstand is daarom afgewezen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de door de eiser gevorderde contractuele boetes niet toewijsbaar zijn, omdat deze niet betrekking hebben op de te late betaling van de huur. De vordering en de tegenvordering zijn beide afgewezen, en de proceskosten zijn voor rekening van de eiser en de gedaagde, omdat zij ongelijk hebben gekregen.