6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een winkeldiefstal. De verdachte is met een pak koekjes de supermarkt uitgelopen zonder deze af te rekenen en heeft een deel van deze koekjes opgegeten. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit. Met zijn handelen heeft de verdachte hinder en overlast voor de supermarkt veroorzaakt en heeft hij door zijn handelen getoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
het op naam van de verdachte staand, omvangrijk, Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen danwel maatregelen is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 1 maart 2023 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan GGZ ERW Novadic-Kentron. In dit rapport wordt geconcludeerd dat het risico op recidive, letselschade en onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
De reclassering adviseert bij een veroordeling aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Dit advies is (zakelijk weergegeven) als volgt onderbouwd:
‘’Hoewel de reclassering zich ervan bewust is dat twee eerder opgelegde ISD
maatregelen onvoldoende effect hebben gehad, ziet de reclassering geen andere mogelijkheden om gedragsverandering te bewerkstelligen en de risico's te beperken. De problematiek van betrokkene vereist hulpverlening, zowel op psychiatrisch gebied (waaronder medicatie) als op verslaving, maar binnen een voorwaardelijk kader is dit volgens de reclassering niet haalbaar. Indien betrokkene zich dan niet aan afspraken houdt, wat gelet op het (recente) verleden de verwachting is, stopt de hulpverlening en staat betrokkene weer op straat, met alle risico's op recidive van dien. Binnen een ISD-maatregel kan er eveneens een hulpverleningstraject worden ingezet, maar met als bijkomend voordeel dat betrokkene teruggeplaatst wordt in de PI indien hij zich niet aan afspraken houdt, waardoor in ieder geval het risico op recidive en overlast en criminaliteit beperkt wordt.
De reclassering is van mening dat er in eerste instantie ingezet moet worden op motivatie, aangezien betrokkene vooralsnog niet wil stoppen met het gebruik van middelen. Indien betrokkene middelen blijft gebruiken, zal het risico op recidive hoog blijven. Daarnaast kan dit de kans op psychotische ontregeling vergroten. Of volledige abstinentie haalbaar zal zijn, is echter nog maar de vraag. Binnen een ISD-maatregel kan er in ieder geval een motivatietraject worden gestart en kan er onderzocht worden wat er nodig is voor een delict- en drugsvrij bestaan, zonder dat het risico wordt gelopen dat betrokkene zonder enige vorm van hulpverlening op straat belandt wanneer hij zich niet aan afspraken houdt. Het is van belang dat er uiteindelijk toegewerkt wordt naar een passende woonvorm, maar daarvoor is het eerst nodig dat er onderzocht wordt wat er haalbaar en nodig is. Daarnaast is het van belang dat er rekening wordt gehouden met zijn auditieve beperking en dat hem een nieuw gehoorapparaat wordt verstrekt, waardoor hij (behandel)gesprekken beter kan volgen. De reclassering heeft een straf zonder voorwaarden overwogen, maar dit zal naar verwachting het risico op recidive niet verkleinen. Betrokkene is dakloos en zal dan weer op straat belanden en vermoedelijk snel terugvallen in harddruggebruik. Daarnaast is betrokkene niet medicatietrouw (ziet er de noodzaak niet van in). Een aanvraag voor een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte
gezondheidszorg (Wvggz) is eerder afgewezen, omdat het extreme gedrag
voornamelijk door het middelengebruik veroorzaakt zou worden. Binnen het PPC worden er echter ook psychotische symptomen gezien terwijl betrokkene abstinent is.’’
De getuige [reclasseringswerker] heeft ter terechtzitting een toelichting gegeven op dit rapport en het daarin gegeven advies gehandhaafd.
Onvoorwaardelijke ISD-maatregel
De rechtbank sluit zich aan bij het advies van de reclassering en de vordering van de officier van justitie en acht oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat wordt voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Immers (i) betreft het door de verdachte begane feit een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, (ii) is de verdachte in de afgelopen vijf jaren minstens driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen, (iii) is het onderhavige feit begaan na tenuitvoerlegging hiervan, (iv) moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en (v) eist de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel.
Voorts is voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie; de verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaar voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen van de pleegdatum van onderliggend feit.
De rechtbank stelt verder vast dat tot op heden de aan de verdachte opgelegde straffen en maatregelen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is geëindigd en dat de maatschappij daartegen dient te worden beschermd.
De rechtbank overweegt verder als volgt. Hoewel aan de verdachte twee keer eerder een ISD-maatregel is opgelegd en eenmaal een voorwaardelijke ISD-maatregel, is de rechtbank van oordeel dat dit oplegging van een derde ISD-maatregel niet in de weg staat. De enkele omstandigheid dat de eerder opgelegde ISD-maatregelen niet tot het gewenste resultaat hebben geleid, betekent op zichzelf niet dat oplegging van de maatregel achterwege moet blijven. Het betekent naar het oordeel van de rechtbank wel dat de noodzaak van het opleggen van weer een ISD-maatregel kritisch moet worden bezien. In dat verband heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat uit het reclasseringsrapport en de ter terechtzitting gegeven toelichting daarop, is gebleken dat er wel degelijk is nagedacht over andere mogelijkheden dan oplegging van een ISD-maatregel. Voorts is het de rechtbank gebleken dat een algemeen plan voor de uitvoering van de ISD-maatregel voorhanden is. Er zal namelijk bij de verdachte een persoonlijkheidsonderzoek worden afgenomen waarna een meer specifiek op de verdachte gericht plan wordt opgesteld. Ook zal de verdachte een nieuw gehoorapparaat krijgen zodat hij (behandel)gesprekken beter kan volgen en zal hij worden ingesteld op medicatie. Tijdens de uitvoering van de ISD-maatregel zal een motivatietraject worden gestart om abstinent van middelen te blijven, zodat recidive op de lange termijn wordt beperkt. Dat een zeer specifiek plan momenteel nog niet is opgesteld, is inherent aan de werkwijze en inrichting van het behandeltraject binnen een ISD-maatregel. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een aanvullend reclasseringsrapport in dit verband niet nodig is, zodat het voorwaardelijk verzoek daartoe wordt afgewezen. Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat de verdachte sinds zijn detentie vanaf 18 december 2022 abstinent is van cocaïne en hij hiervan desgevraagd ook de voordelen ziet waardoor naar het oordeel van de rechtbank, zeker als deze periode langer duurt, er wel degelijk mogelijkheden zijn om tijdens de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel tot gedragsverandering bij en behandeling van de verdachte te komen.
Alles afwegende is de rechtbank dan ook van oordeel dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar moet worden opgelegd en dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering dient te worden gebracht. De maatschappij moet optimaal worden beschermd, de recidive van de verdachte moet worden beëindigd en er moet worden gewerkt aan een oplossing van zijn problematiek, die beklijft.
De rechtbank ziet, met de raadsman, aanleiding voor een tussentijdse beoordeling van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Zij zal bepalen dat deze beoordeling zal plaatsvinden na twaalf maanden, zodat er na een langere periode gekeken kan worden of het plan zoals uit het reclasseringsrapport volgt vordert en welke eventuele andere hulpverleningstrajecten zijn ingezet.