ECLI:NL:RBNHO:2023:3885

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
28 april 2023
Zaaknummer
15/257584-21 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling, vernieling en mishandeling van zorgverleners door verdachte die volledig ontoerekeningsvatbaar is

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 september 2021 in Purmerend zijn vader zwaar heeft mishandeld, een raam heeft vernield en twee zorgverleners heeft mishandeld. De verdachte is geboren in 1979 en is volledig ontoerekeningsvatbaar verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, onder invloed van een psychose, zijn vader opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem meermalen met kracht te schoppen en te slaan terwijl deze op de grond lag. Daarnaast heeft de verdachte een raam vernield dat aan zijn vader toebehoorde en heeft hij een verpleegkundige en een politie-ambtenaar mishandeld tijdens hun rechtmatige uitoefening van hun functie. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van de feiten gevolgd, maar heeft de verdachte niet strafbaar verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft geadviseerd om een zorgmachtiging aan te vragen voor klinische behandeling na detentie. Tevens zijn er schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waaronder de verpleegkundige en de politie-ambtenaar, voor de geleden schade als gevolg van de mishandelingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/257584-21 (P)
Uitspraakdatum: 14 maart 2023
Tegenspraak (art. 279 Sv)
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 februari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. L.E. Stroink en van hetgeen de raadsman van de verdachte, mr. T.H. Kapinga, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
feit 1
primair
hij op of omstreeks 23 september 2021 te Purmerend, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer 1] (zijn vader), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken (linker)heup en/of gebroken (linker)pols en/of gebroken rib(ben), heeft toegebracht door opzettelijk (meermalen) (met kracht) tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen en/of te slaan en/of te stompen en/of (meermalen) (met kracht) knieetjes te geven tegen het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] , terwijl deze [slachtoffer 1] (zijn vader) op de grond lag;
subsidiair:
hij op of omstreeks 23 september 2021 te Purmerend, in elk geval in Nederland, zijn vader, tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door opzettelijk (meermalen) (met kracht) tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen en/of te slaan en/of te stompen en/of (meermalen) (met kracht) knieetjes te geven tegen het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] , terwijl deze [slachtoffer 1] (zijn vader) op de grond lag, terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolgen heeft gehad, te weten een gebroken (linker) heup en/of een gebroken (linker)pols en/of een of meerdere gebroken rib(ben);
feit 2
hij op of omstreeks 23 september 2021 te Purmerend, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of raam van een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt, door dit ruit en/of raam stuk te slaan;
feit 3
hij op of omstreeks 23 september 2021 te Purmerend, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] (verpleegkundige van het Dijklander Ziekenhuis) heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 2] (meermalen) (met kracht) vast te pakken en/of te trekken aan/op en/of bij het lichaam en/of het hoofd en/of haar haar en/of
- die [slachtoffer 2] (meermalen) (met kracht)(met gebalde vuist) te slaan en/of te stompen tegen en/of op het lichaam en/of het hoofd (met een klein voorwerp) en/of
- die [slachtoffer 2] (meermalen) (met kracht) tegen de muur op/aan te gooien;
feit 4
hij op of omstreeks 23 september 2021 te Purmerend, in elk geval in Nederland een politie-ambtenaar, [slachtoffer 3] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 3] (meermalen) ( met kracht) (omver) te lopen en/of te duwen en/of te stoten en/of vast te pakken en/of
-die [slachtoffer 3] (meermalen) (met kracht)(met gebalde vuist) te slaan en/of te stompen en/of zwaaiende bewegingen met zijn arm(en) te maken tegen en/of op het lichaam en/of het hoofd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1 primair:
hij op 23 september 2021 te Purmerend, aan [slachtoffer 1] (zijn vader), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken linkerheup en gebroken linkerpols en gebroken rib, heeft toegebracht door opzettelijk meermalen met kracht tegen het lichaam te schoppen, terwijl deze [slachtoffer 1] op de grond lag;
feit 2:
hij op 23 september 2021 te Purmerend, opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een deur, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft vernield, door dit raam stuk te slaan;
feit 3:
hij op 23 september 2021 te Purmerend, [slachtoffer 2] (verpleegkundige van het Dijklander Ziekenhuis) heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
- met kracht vast te pakken bij het lichaam en haar haar en
- meermalen met kracht met gebalde vuist te slaan op het hoofd en
- met kracht tegen de muur aan te gooien;
feit 4:
hij op 23 september 2021 te Purmerend, een politie-ambtenaar, [slachtoffer 3] , gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 3] meermalen met kracht met gebalde vuist te slaan en zwaaiende bewegingen met zijn armen te maken tegen het hoofd.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair: zware mishandeling.
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
feit 3: mishandeling.
feit 4: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten en heeft gevorderd dat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij haar oordeel omtrent de strafbaarheid van de verdachte in het bijzonder acht geslagen op de psychiatrische Pro Justitia rapportage, gedateerd 10 januari 2022, opgesteld door J. van der Meer, psychiater.
De psychiatrische rapportage houdt ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte onder meer het volgende in.
Bij betrokkene is sprake van schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Op dat moment was bij betrokkene sprake van een psychose. Dit beïnvloedde betrokkene zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. De psychose die tijdens het tenlastegelegde bij betrokkene bestond zal het denken en handelen van betrokkene volledig hebben bepaald. De psychiater adviseert om het tenlastegelegde niet aan betrokkene toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde rapportage op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de conclusie met betrekking tot de toerekenbaarheid wordt gedragen door een deugdelijke en inzichtelijke onderbouwing. De rechtbank neemt deze conclusie dan ook over en zij gaat ervan uit dat de bewezen verklaarde feiten de verdachte niet kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht de verdachte daarom niet strafbaar en zal hem ontslaan van alle rechtsvervolging.
Door de psychiater is geadviseerd om te laten onderzoeken of een zorgmachtiging volgens de wet verplichte GGZ kan worden afgegeven in het kader van de schakelbepaling artikel 2.3 van de Wet forensische zorg, zodat betrokkene na zijn detentie op basis van deze maatregel klinisch kan worden behandeld. Nu vindt betrokkene een klinische behandeling namelijk niet zelf nodig. Daarbij kan de zorgmachtiging helpen om te garanderen dat ook daadwerkelijk klinische en vervolgens ambulante zorg tot stand komt na de detentie. Gezien de ernst en aard van het tenlastegelegde zou ook een terbeschikkingstelling met voorwaarden kunnen worden overwogen, maar de beperkte justitiële voorgeschiedenis, het gegeven dat eerdere behandeling in de GGZ goed verliep en het pas misging toen de behandeling werd overgedragen aan de huisarts maken dat hier nu geen indicatie voor wordt gezien. Ook een zorgmachtiging zal afdoende zijn om het recidivegevaar voldoende te verlagen.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 3 november 2022, opgemaakt door [reclasseringswerker] , werkzaam bij Reclassering Nederland. De reclassering onderschrijft het advies van de psychiater om een zorgmachtiging aan te vragen zodat betrokkene (allereerst gedwongen) behandeld wordt voor zijn psychiatrische problematiek en stoornis in cannabisgebruik. Daarnaast is het wenselijk dat er aandacht komt voor het opbouwen van beschermende factoren zoals het hebben van een passende dagbesteding en het opbouwen van een prosociaal netwerk.
Uit het aanvullend voorlichtingsrapport gedateerd 22 februari 2023, opgemaakt door [reclasseringswerker] , werkzaam bij Reclassering Nederland, blijkt het volgende. Op 29 maart 2022 is betrokkene op basis van een afgegeven zorgmachtiging opgenomen in GGz instelling Parnassia. Sinds juni/juli 2022 woont betrokkene weer zelfstandig en krijgt hij een ambulante behandeling van GGz instelling Leviaan waarbij betrokkene op basis van de zorgmachtiging eens in de drie weken depotmedicatie krijgt toegediend. De zorgmachtiging loopt tot 2 september 2023.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding tot het opleggen van een maatregel aan de verdachte.

6.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.074,64 ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 574,64) en immateriële (€ 2.500,00) schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit kosten voor het eigen risico (€ 290,00) en reiskosten (€ 284,64) voor het doen van aangifte, het bekijken van de camerabeelden op het politiebureau en het bezoeken van de bedrijfsarts en de bedrijfspsycholoog.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde reiskosten voor het bekijken van de camerabeelden afgewezen moeten worden, omdat niet is gebleken waarom het voor de benadeelde partij van belang is geweest om de camerabeelden te bekijken. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering gematigd dient te worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 533,60 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezen verklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde reiskosten voor het bekijken van de camerabeelden (€ 41,04) niet voor vergoeding in aanmerking komen, aangezien niet is gebleken dat het bekijken van de camerabeelden op het politiebureau op 28 september 2021 noodzakelijk is geweest voor de aangifte die de benadeelde partij reeds op 24 september 2021 heeft gedaan. Gelet hierop zal de rechtbank deze gevorderde kosten afwijzen.
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Hoewel de rechtbank oog heeft voor de impact die het handelen van de verdachte op de benadeelde partij heeft gehad, zal de rechtbank gelet op de (beperkte) aard van het letsel van de benadeelde partij de vergoeding van de immateriële schade naar billijkheid begroten op € 1.000,00. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal hetgeen meer is gevorderd, afwijzen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 450,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel moet worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gematigd dient te worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4 bewezen verklaarde feit. De rechtbank acht het gevorderde bedrag billijk gelet op de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op de volgende omstandigheden. De verdachte heeft zich in de kleine ruimte van een behandelkamer en een gang van het ziekenhuis uiterst explosief, onvoorspelbaar en dreigend gedragen tegen de benadeelde partij. Hij stond plots op van het ziekenhuisbed, gooide zijn armen in de lucht en schreeuwde oerkreten uit. Vervolgens rende hij op de benadeelde partij af, stootte haar aan de kant en rende de gang op. Nadat de verdachte op een dichte deur stuitte, sprong hij vanuit een gehurkte houding met zijn armen zwaaiend in de lucht en schreeuwend op de benadeelde partij af. En hoewel verdachte handelde onder invloed van een psychose heeft dit handelen de nodige psychische en emotionele impact op het slachtoffer gehad zo als ook blijkt uit de onderbouwing van de vordering tot immateriële schadevergoeding. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 4 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 57, 300, 302, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.533,60, bestaande uit
€ 533,60als vergoeding voor de materiële en
€ 1.000,00als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
23 september 2021tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.533,60, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 dagengijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
23 september 2021tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 450,00, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
23 september 2021tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 450,00,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
9 dagengijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
23 september 2021tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mr. C.S. Schoorl en mr. A.R.A.R. Sitaldin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 maart 2023.