Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
7.Toepasselijke wettelijke voorschriften
8.Beslissing
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.533,60, bestaande uit
€ 533,60als vergoeding voor de materiële en
€ 1.000,00als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
23 september 2021tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
€ 1.533,60, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 dagengijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
23 september 2021tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 450,00, als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
23 september 2021tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 450,00,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
9 dagengijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
23 september 2021tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.