3.3.2Bewijsmotivering
Inleiding
Op 16 februari 2021, omstreeks 15:45 uur, hebben vier mannen in Bergen aan Zee geprobeerd [het slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) in een gereedstaande auto te duwen. Het slachtoffer heeft zich hiertegen verzet. Er is met vuurwapens geschoten en het slachtoffer is drie keer geraakt. Op dezelfde dag is het slachtoffer enige tijd later in Bergen als gevolg van een inschotletsel overleden.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of [verdachte] een strafrechtelijke betrokkenheid heeft gehad bij de ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag (feit 1) en de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving, de dood tot gevolg hebbend (feit 2), als medepleger dan wel medeplichtige. Bij de beantwoording van die vraag gaat de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De aanleiding
In het dossier bevindt zich een groot aantal SKY-berichten. Medeverdachte [medeverdachte 1] is de gebruiker van het SKY-account [SKY-account medeverdachte 1] . Hij stuurt op 11 februari 2021 foto’s van pakketten cocaïne naar een onbekend gebleven persoon en spreekt af om elkaar in Zandvoort te ontmoeten, waarna een foto van een straatnaambord met Mr Troelstrastraat wordt gestuurd. Na de ontmoeting stuurt [medeverdachte 1] berichten naar het SKY-account [SKY-account verdachte] . [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de gebruiker is van dit account. [medeverdachte 1] laat weten dat de Colombianen hem hebben vastgebonden en zijn Rolex en € 150.000,- van hem hebben afgenomen. [medeverdachte 1] zegt verder dat hij tijdens de beroving besloot om te gaan liggen, omdat hij anders neergeschoten zou worden. De Colombianen zouden 25 kilogram cocaïne aan hem verkopen. Ze hebben twee kilogram echte cocaïne laten zien, maar de overige 23 kilogram bleek suiker te zijn.
De zoektocht naar de Colombianen
[verdachte] biedt [medeverdachte 1] vervolgens zijn hulp aan om de Colombianen op te sporen en gevangen te zetten. [verdachte] stuurt aan [medeverdachte 1] het bericht dat hij Albanezen heeft die sterk zijn en indien nodig ‘veel uitrusting’ hebben. Hij heeft een team ter plaatse als dat nodig is. [medeverdachte 1] antwoordt bevestigend op de vraag van [verdachte] of hij moet rondvragen en zoeken en stuurt een afbeelding met het adres [adres Zandvoort] . Vermoedelijk was dit het adres waar eerdergenoemde ontmoeting met de Colombianen had plaatsgevonden. Ook stuurt [medeverdachte 1] aan [verdachte] een foto van een mishandeld persoon en laat hij weten dat de persoon op de foto garant stond (de rechtbank begrijpt: de tussenpersoon van de mislukte cocaïnedeal).
Diezelfde dag laat medeverdachte [medeverdachte 2] , gebruiker van SKY-account [SKY-account medeverdachte 2] , in SKY-berichten met meerdere onbekend gebleven personen weten dat [medeverdachte 1] door de Colombianen met wapens is bedreigd en is beroofd. [medeverdachte 2] zegt dat hij in Servië is, maar dat hij eraan komt.
Op 12 februari 2021 laat [verdachte] aan [medeverdachte 1] weten dat zijn Arabieren ’s nachts hebben rondgereden en iets hebben gevonden. [medeverdachte 1] stuurt [verdachte] vervolgens een schermafbeelding met een telefoonnummer. Dit telefoonnummer is opgegeven door de Colombiaanse vrouw die onder de naam [de Colombiaanse vrouw] de woning aan de [adres 2] in Bergen aan Zee huurde. Uit het politieonderzoek is gebleken dat personen die op dit adres verbleven, betrokken waren bij het schietincident op 16 februari 2021.
Uit de hiervoor genoemde berichten leidt de rechtbank af dat op 11 februari 2021 sprake is geweest van een mislukte drugsdeal met een groep Colombianen waarbij [medeverdachte 1] als potentiële koper van een hoeveelheid cocaïne is beroofd van een aanzienlijk geldbedrag en een Rolex horloge. Vervolgens is hij op zoek gegaan naar de betreffende personen en heeft hij zich bij zijn zoektocht laten helpen door anderen, onder wie [verdachte] . [medeverdachte 1] heeft ten behoeve van die zoektocht het adres van de afspraak en het telefoonnummer van [de Colombiaanse vrouw] naar [verdachte] gestuurd.
Het ontvoeringsplan en de voorbereiding daarvan in de dagen voorafgaand aan 16 februari 2021
[medeverdachte 1] laat op 12 februari 2021 aan [verdachte] weten dat hij ‘de hoeren’ (de rechtbank begrijpt: de Colombianen) heeft gevonden en dat ze weer iemand willen oplichten. [verdachte] zegt dat hij al een team met uitrusting klaar heeft, dat ze weten wat ze moeten doen, en dat de Rolex en ‘de saus’ (de rechtbank begrijpt: het geld) die uit ze wordt geperst, zodra ze ontwapend en vastgebonden zijn, voor [medeverdachte 1] zijn. Er komt vijf man met uitrusting. [medeverdachte 1] moet erbij komen zodra het klaar is. [medeverdachte 1] zegt hierop ‘ik wil hen en de Rolex, voor het principe’. [verdachte] zegt dat hij een professioneel team heeft en dat zijn team als klanten naar de Colombianen toe zullen gaan. Zodra de Colombianen zijn ontwapend en vastgebonden, kan [medeverdachte 1] komen om ze te verhoren. Zijn team zal het vuile werk doen, maar er moet geen kop vallen want dan zal er veel geruis zijn. Die middag laat [verdachte] aan [medeverdachte 1] weten dat hij ‘zijn Nederlander’ naar hem stuurt die bij alles zal helpen. Wanneer [medeverdachte 1] niet reageert, stuurt hij aan [medeverdachte 2] een bericht dat hij [voornaam medeverdachte 1] moet schrijven dat zijn man al aan het wachten is. Aan [medeverdachte 1] laat hij weten dat het om een man met de alias Norman gaat. De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] een bijdrage heeft geleverd om [medeverdachte 1] in contact te brengen met iemand die gebruik maakt van de naam Norman, om de situatie met de Colombianen te bespreken.
[medeverdachte 1] laat [verdachte] om 21:37 uur weten dat de Colombianen ‘het lokaas hebben gegrepen’ en dat zij een afspraak willen op maandag.
[verdachte] biedt [medeverdachte 1] op 13 februari 2021 nogmaals zijn hulp aan en benoemt daarbij dat het een heftige aanvaring kan zijn met gebruik van uitrusting. [medeverdachte 1] reageert op 14 februari 2021: ‘Bekkie, voorlopig organiseer ik alles’.
Op 14 februari 2021 laat [medeverdachte 1] aan een onbekend gebleven persoon met SKY-account [SKY-account onbekende 1] weten wat het plan is. Hij schrijft: ‘en we moeten praten, zij moeten rijden en die Colombiaan van de straat oprollen en hem brengen, er moet alleen een plek geregeld worden waar naartoe’, ‘zo eentje om hem daar naar binnen te dragen en breken, en verhoren’ en ‘wij beveiligen aan de zijkanten, maar laat hen hem in het busje gooien, mij of jou zouden ze van ver herkennen’.
Uit de inhoud van deze berichten volgt dat [medeverdachte 1] , al dan niet via anderen, in contact is gekomen met de Colombianen en een afspraak heeft gemaakt. Ook blijkt wat het doel van de afspraak is: een Colombiaan ontvoeren en (zwaar) mishandelen. Verder blijkt uit deze gesprekken dat [verdachte] een professioneel team met uitrusting (de rechtbank begrijpt: vuurwapens) aanstuurt en dat hij [medeverdachte 1] helpt bij het ontvoeringsplan.
De gebeurtenissen op 16 februari 2021
Op 16 februari 2021 laat [medeverdachte 1] rond 9:17 uur aan onder andere [verdachte] weten dat de Colombianen om 11:00 uur het adres zullen geven. [verdachte] reageert dat hij direct Norman gaat bellen dat hij zijn lui wakker maakt en laat [medeverdachte 1] even later weten dat hij al naar vier een bericht heeft gestuurd dat ze moeten opstaan en dat eentje met uitrusting kan zijn.
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de gebruiker is van het ANOM-account ‘Safetycave’. Rond 12:00 uur vraagt [verdachte] aan de gebruiker van het ANOM-account met de naam ‘Lowerblow’ of hij snel twee personen kan sturen om te helpen bij een observatie en dat ze alleen op afstand moeten blijven. Lowerblow laat weten dat hij denkt dat dat wel kan.
[verdachte] vraagt om 12:06 uur aan [medeverdachte 1] waar ze naartoe moeten rijden. [medeverdachte 1] reageert hierop dat ze telefonisch bereikbaar moeten zijn. [verdachte] stuurt om 12:07 uur een bericht aan [medeverdachte 2] dat [voornaam medeverdachte 1] het bericht dringend moet lezen. [medeverdachte 2] stuurt direct een foto terug waarop een persoon achter het stuur van een auto is te zien die een telefoon vast houdt en schrijft daarbij: ‘leest al’. [verdachte] antwoordt daarop: ‘oké, want ik moet ze ergens naar toe verwijzen, welke wijk, het is beter als jullie die (mensen) van mij al eerder overnemen en uitleggen wat ze moeten doen’. [medeverdachte 2] antwoordt dat ze voorlopig wachten op de plaats en tijdstip van de ontmoeting. Uit deze berichten volgt dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op dat moment samen in een auto zitten.
[medeverdachte 1] stuurt tien minuten later, om 12:24 uur, een kaartje met de route naar het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee naar [verdachte] en schrijft dat er maar één toegangsweg is. [medeverdachte 1] zegt dat ze daar voorlopig niet in moeten rijden. [verdachte] schrijft om 12:26 uur naar Lowerblow dat ‘ze’ niet naar de stad moeten gaan en dat ‘hij’ hem vertelde dat ze buiten de stad moeten wachten. Als ze politie zien of iets verdachts, dan moet de persoon zijn vriend bellen, niets meer, de actie doen ze zelf.
Om 12:36 uur laat [verdachte] aan [medeverdachte 1] weten dat zijn mensen vooralsnog naar Amsterdam rijden. [verdachte] zegt dat het een klein plaatsje is, waar een grote verzameling mensen makkelijk op te merken is en dat Amsterdam beter zou zijn.
[verdachte] stuurt Lowerblow om 12:53 uur een kaartje met een route naar Bergen aan Zee. Lowerblow laat [verdachte] weten dat hij maar één persoon kan sturen, hij zal die persoon naar het adres sturen en zal een groep chat op Signal openen.
Om 13:28 uur instrueert [medeverdachte 1] [verdachte] dat ‘ze 10 km bij die stad vandaan moeten wachten’ en dat hij ze daar zal ontmoeten. Hij stuurt [verdachte] het adres van de Albert Heijn XL aan de Wendelaarstraat in Alkmaar. [medeverdachte 1] zal ze daar opvangen en zegt dat hij met een witte en een donkerblauwe Citroën is. [verdachte] zegt dat er een Audi A3 op het parkeerterrein zal wachten met een dikke Marokkaan. Hij vraagt aan [medeverdachte 1] om hem ook over te nemen en hem ergens neer te zetten.
Uit de hiervoor weergegeven berichten volgt dat [medeverdachte 1] in de ochtend van 16 februari 2021 verschillende betrokkenen ervan op de hoogte stelt dat de Colombianen om 11:00 uur het adres voor de afspraak zullen doorgeven. [verdachte] laat vervolgens anderen zich gereed maken voor de afspraak en staat in contact met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en Lowerblow. [medeverdachte 1] geeft het adres van de afspraak, het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee, aan meerdere personen, onder wie [verdachte] , door.
Vanuit Den Haag reist [medeverdachte 1] samen met anderen naar Alkmaar, waar voorafgaand aan de afspraak met de Colombianen een ontmoeting plaatsvindt met andere betrokkenen bij het plan. Uit de SKY-berichten volgt dat de bedoeling is dat [medeverdachte 1] de anderen daar instrueert over wat er in Bergen aan Zee moet gebeuren.
Andere betrokkenen die naar de ontmoetingsplaats in Alkmaar reizen
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij op 16 februari 2021 op het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee aanwezig is geweest. Hij is in de ochtend samen met [medeverdachte 4] in diens BMW X5 (hierna: de BMW) vanuit de Achterhoek richting Noord-Holland gereden. Uit onderzoek naar de reisbewegingen van telefoons en voertuigen volgt dat [medeverdachte 3] onderweg bij een tankstation langs de A1 andere personen, onder wie medeverdachte [medeverdachte 5] , heeft ontmoet en dat zij vervolgens zijn gestopt bij de KFC aan de Tafelbergweg in Amsterdam. Daar zijn ook een Mercedes A200 met het Duitse kenteken [kenteken 1] (hierna: de Mercedes) en een Audi A6 Avant (station) met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Audi A6) gekomen. Vanuit Amsterdam zijn [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] in de Audi A6, via Bergen, naar de ontmoetingsplaats in Alkmaar gereden.
De reis van Alkmaar naar Bergen aan Zee
Uit de track- en tracegegevens van de Mercedes blijkt dat dit voertuig om 15:09 uur uit Alkmaar is vertrokken en naar Bergen aan Zee rijdt. Kort daarvoor, om 15:03 uur stuurt [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] een audiobericht waarin hij zegt dat hij op het parkeerterrein is, dat er niemand in de auto zit en dat al de huizen erom heen ook leeg zijn. Hieruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] al voor de geplande ontmoeting op het Van der Wijckplein is geweest en [medeverdachte 1] daarover informeert.
Om 15:05 uur laat [verdachte] aan [medeverdachte 2] weten dat de jongen al op het parkeerterrein wacht en vraagt [medeverdachte 2] om hem op te halen. [medeverdachte 2] antwoordt: ‘verdomme schrijf niets, ik weet niets’. [verdachte] vraagt: ‘Zijn jullie daar dan niet samen?’ [medeverdachte 2] schrijft om 15:10 uur: ‘Nee, ik ben in een andere auto met de uitrusting’. Om 15:13 uur stuurt [medeverdachte 1] de volgende audioberichten terug: ‘ze gaan er al naar toe, in ieder geval in een BMW een X5, in ieder geval een Audi in stationcar uitvoering en nog een Mercedes. Ze rijden er al daar naar toe’, ‘Ze zeiden dat er vlakbij de rotonde een Colombiaans varken rondloopt’ en ‘Wij rijden daar al naar toe, met een Citroën, verdomme, ook zo’n Jeepje, we rijden met een Jeepje-Citroën en de Audi in de combi rijdt eveneens.’
De voertuigen die [medeverdachte 1] in dit bericht noemt, zijn ook te zien op camerabeelden in (het centrum van) Bergen.
Om 15:16 uur zegt [verdachte] tegen Lowerblow: ‘Cobra is there’. Uit het onderzoek is gebleken dat Cobra een bijnaam/alias is van [medeverdachte 2] . Lowerblow zegt hierop dat hij hoopt dat hij iets bij zich heeft. [verdachte] zegt dat dat zo is. Om 15:26 uur stuurt Lowerblow (vertaald vanuit het Engels) dat zijn man het daar een beetje gaat bekijken.
De gebeurtenissen op het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee
Uit de (beschrijving van de) camerabeelden die onderdeel uitmaken van het dossier, blijkt het volgende. Om 15:28 uur parkeert een Ford Focus op het Van der Wijckplein, aan de kant van de flat. Naar later blijkt, zit op de bestuurdersstoel [vriendin van het slachtoffer] , de vriendin van het slachtoffer. Om 15:38 uur rijdt [medeverdachte 4] zijn BMW het Van der Wijckplein op en parkeert daar in een parkeervak. Een paar seconden later rijdt de Mercedes het Van der Wijckplein op en parkeert eveneens in een parkeervak, ongeveer tegenover de plaats waar de Ford Focus staat. Om 15:42 uur loopt het slachtoffer vanaf de Zeeweg het Van der Wijckplein op en hij loopt naar de Mercedes toe waar hij aan de bestuurderszijde blijft staan.
Om 15:44 uur rijdt de Audi A6 het Van der Wijckplein op en stopt ter hoogte van de Mercedes, waar het slachtoffer nog steeds staat. Op het moment dat de Audi A6 stopt, klinkt er direct een luide knal. Er stappen achtereenvolgens vanuit de rechterachterportier en de bijrijdersplaats van de Audi A6 twee personen (persoon 1 en persoon 2) uit die naar het slachtoffer lopen, waarbij er worsteling ontstaat en persoon 1, even later geholpen door persoon 2, het slachtoffer via de linkerzijde van het voertuig in de Audi A6 proberen te duwen. Ongeveer een halve minuut later stappen twee personen uit de Mercedes.
De rechtbank gaat ervan uit dat [medeverdachte 3] de man is die vanaf de bijrijdersplaats uitstapt.
De bestuurder van de Mercedes loopt naar de mannen die bij de Audi A6 aan het worstelen zijn en maakt direct een slaande beweging met zijn arm. Ook [medeverdachte 3] loopt daar naartoe en neemt deel aan de worsteling. Dan klinkt er weer een harde knal. [medeverdachte 3] loopt kort daarna naar de BMW van [medeverdachte 4] ,en het slachtoffer gaat naar de grond. Dan zijn er meerdere knallen te horen. Twee van de mannen lopen naar de Mercedes en rijden met verhoogde snelheid weg. [medeverdachte 3] is inmiddels als bijrijder bij [medeverdachte 4] in de BMW gestapt, die ook wegrijdt. De andere man is in de Audi A6 gestapt, die eveneens wegrijdt. Het slachtoffer blijft liggend op de grond achter en wordt door twee personen in de Ford Focus getild. Om 15:46 uur rijdt de Ford Focus ook weg.
Het overlijden van het slachtoffer
De inmiddels gealarmeerde politie treft de Ford Focus kort daarna rijdend aan in Bergen. Het slachtoffer wordt ernstig gewond aangetroffen en is ter plaatse overleden. Het NFI heeft sectie verricht op het lichaam. Daarbij zijn drie schotletsels aangetroffen, waarvan één schampschot ter hoogte van de heup. Het tweede schotletsel betreft een inschotverwonding aan de voorzijde van zijn rechterbovenbeen en een uitschotverwonding aan de achterzijde van het rechterbovenbeen. Het rechterbovenbeen was hierdoor gebroken. Het derde schotletsel betreft een inschotverwonding hoog op de rug, tussen de schouderbladen. De kogel van het kaliber 9mm Parabellum zat nog in het lichaam van het slachtoffer. Het NFI heeft geconcludeerd dat het overlijden van het slachtoffer zonder meer wordt verklaard door inwendige letsels als gevolg van het inschotletsel hoog aan de rug, met een mogelijke bijdrage aan het overlijden of de snelheid van het overlijden van een doorschot door het rechterbovenbeen.
Op de plaats delict zijn twee hulzen aangetroffen van het kaliber 9mm Parabellum (bodemstempel CBC 9mm Luger) en zeven hulzen van het kaliber 7.65 mm Browning (bodemstempel 7.65mm 15 S&B). Het NFI heeft geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de inschotbeschadiging in het bovenbeen van het slachtoffer is veroorzaakt door een kogel van het kaliber 9mm Parabellum, dan door munitie van het kaliber 7.65mm Browning.
SKY- en ANOM-gesprekken na het schietincident
Om 15:55 uur, ongeveer tien minuten na het schietincident, schrijft Lowerblow aan [verdachte] : ‘I think they catch the people’. [verdachte] zegt (vertaald vanuit het Engels) dat de vriend van Lowerblow weg moet rijden en op een veilige afstand moet blijven. Lowerblow schrijft vervolgens dat zijn vriend politie met zwaailichten heeft gezien en dat hij schoten heeft gehoord. [verdachte] vraagt of zijn vriend kan lopen en kijken, of dat hij beter op afstand kan blijven. Lowerblow antwoordt dat ‘ze’ veilig zijn en dat de politie niemand heeft gestopt. Lowerblow stuurt om 16:08 uur het volgende audiobericht:’My guy saw, saw the car. He text your friend. Your friend go directly to this car and then this shit happened’.
Om 16:08 uur, ruim twintig minuten na het schietincident, schrijft [verdachte] aan [medeverdachte 1] : ‘Jullie kunnen daar beter wegwezen, want iets is niet oké’. [medeverdachte 1] schrijft terug: ‘weet ik’. [verdachte] vraagt vervolgens of hij een bunker moet klaarmaken. [medeverdachte 1] zegt hierop: ‘nee, de onze boven’.
Om 16:10 uur laat [medeverdachte 2] aan [verdachte] weten dat hij aan het oprotten is. [verdachte] zegt dat hij moet zorgen dat hij daar weg komt. [medeverdachte 2] zegt dat hij de auto ergens achter laat en in een taxi stapt. [verdachte] laat ook aan [medeverdachte 2] weten dat hij een bunker kan klaar maken tot alles tot rust komt. [medeverdachte 2] zegt dat hij voorlopig naar de basis vliegt en dat hij wel ziet wat er speelt. [medeverdachte 2] stuurt om 17:47 uur een foto van de benen van twee personen in een ruimte, waarvan later is vastgesteld dat dit het kantoor is aan de [straat in Den Haag] in Den Haag, waarvan [medeverdachte 1] de gebruiker is. [verdachte] vraagt of ze nog wat terug hebben gekregen. [medeverdachte 2] antwoordt dat het hier niet om ‘de saus’ (de rechtbank begrijpt: het geld) ging. [medeverdachte 2] schrijft verder dat er eentje gereanimeerd wordt. [verdachte] laat weten dat hij via zijn ‘collega’ aan die vent die er was heeft laten weten dat hij zijn telefoon weg moest gooien en dat hij misschien ook zijn auto snel moet verkopen en moet onderduiken.
[medeverdachte 2] brengt intussen ook andere personen op de hoogte van de schietpartij. Rond 16:52 uur schrijft hij aan een onbekend gebleven gebruiker met SKY-account [SKY-account onbekende 2] : ‘wat een rit verdomme. We gingen er eentje oprollen. Ze strooiden zich uit met 5’, ‘Bij ons iedereen heel. In het midden van de stad. We hebben twee getroffen’, ‘kankervet, eentje waarschijnlijk gekrepeerd’, ‘en ze spraken op het parkeerterrein af en toen wij begonnen die ene in te trekken (ook vertaald als: naar binnen te trekken), strooiden zij zich uit en begonnen te bonken en ik verneukte hem direct 2 keer en die klojo viel neer in die andere’. [SKY-account onbekende 2] reageert hierop: Rot daar zo ver mogelijk vandaan op’, ‘geluk dat jij en [voornaam medeverdachte 1] heel zijn’.
Om 21:03 uur ontvangt [medeverdachte 1] een bericht van [SKY-account onbekende 3] aan wie hij twee minuten voor het schietincident had laten weten: ‘Now I go take mutherfucker’. [SKY-account onbekende 3] schrijft: ‘I hear you got the mutherfucker colombian’. [medeverdachte 1] antwoordt: ‘ask Cobra’. Uit de bewijsmiddelen volgt dat Cobra een bijnaam/alias is van [medeverdachte 2] .
Diezelfde avond heeft [verdachte] contact met Lowerblow over de betaling van de mensen die Lowerblow naar Bergen aan Zee heeft gestuurd.
Verklaring ter zitting
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [medeverdachte 1] inderdaad zijn hulp heeft aangeboden, maar dat hij aan dit aanbod geen verdere uitvoering heeft gegeven. Volgens [verdachte] zit het in de Poolse cultuur dat men bereid is om elkaar in elke situatie hulp aan te bieden, maar betekent dit niet dat daar dan ook uitvoering aan gegeven wordt. [verdachte] wilde aan [medeverdachte 1] laten zien dat hij een goede vriend was en zijn berichten berustten op grootspraak. Hij heeft die berichten bovendien geschreven in een periode waarin hij veel alcohol dronk en verdovende middelen gebruikte. [verdachte] heeft wel aan Lowerblow gevraagd om iemand ter observatie te sturen. Deze persoon mocht niet dichterbij komen, het was meer om de indruk te wekken dat er iemand ‘in reserve was’. [verdachte] wist dat in ieder geval [medeverdachte 1] en een persoon die hij kent als Cobra naar de afspraak in Bergen aan Zee zouden gaan. De rest van de mensen kent hij niet. Hij heeft via zijn SKY-account contact gehad met Cobra. Cobra is de bijnaam/alias van [medeverdachte 2] .
Medeplegen van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2 primair)
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat [verdachte] niet als (mede)pleger van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving kan worden aangemerkt. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat [verdachte] geen uitvoeringshandelingen heeft verricht. Hij heeft geen enkele bemoeienis gehad met de Audi A6, de BMX X5 of de Mercedes. Hij heeft geen enkele uitvoerder aangestuurd en heeft de afspraak om de Colombianen te ontmoeten niet gemaakt. Op grond van de SKY-berichten voorafgaande aan het schietincident is de conclusie niet houdbaar dat [verdachte] nauw en bewust heeft samengewerkt bij de organisatie van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving. Uit de verklaring van [verdachte] blijkt dat hij nooit daadwerkelijk de intentie had om te helpen. Het was [verdachte] , die zich destijds begaf in het milieu van de georganiseerde drugscriminaliteit, enkel om het zakelijk voordeel te doen, een politiek hulpmotief. De organisatie is ook geheel buiten hem om gegaan. Dat de aangeboden hulp niet werd geaccepteerd, wordt bevestigd door de inhoud van de berichten, zijn gesprekspartner houdt de boot namelijk actief af. Ook als gekeken wordt naar de ANOM-berichten kan [verdachte] niet als medepleger worden aangemerkt. Hij heeft volgens de raadsman niet zodanig nauw en bewust met de uitvoerders en/of organisator samengewerkt dat hij een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de voltooiing van dit feit.
Juridisch kaderVoor de kwalificatie medeplegen is volgens vaste rechtspraak vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Bij medeplegen ligt het accent op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
Rol van [verdachte]
De rechtbank neemt op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, als vaststaand aan dat [medeverdachte 1] , nadat hij door een groep Colombianen was beroofd van geld en een horloge, actief en door anderen naar deze personen heeft laten zoeken. [medeverdachte 1] heeft met [verdachte] en onbekend gebleven personen, het plan opgevat om één van deze Colombianen op te sporen, te ontvoeren, ergens vast te houden en te mishandelen. Het gaat [medeverdachte 1] daarbij niet alleen om het terugkrijgen van het geld en de Rolex, maar ook om vergelding: de Colombiaan moet worden vastgezet en gebroken. Uit de berichten blijkt dat [verdachte] hetzelfde nastreefde. Naar het oordeel van de rechtbank moet [verdachte] naast [medeverdachte 1] worden beschouwd als één van de organisatoren van de poging tot ontvoering. Anders dan [verdachte] ter terechtzitting heeft verklaard, volgt uit de bewijsmiddelen dat hij de poging tot ontvoering samen met anderen, onder wie [medeverdachte 1] , heeft gepland en uitgevoerd. Direct nadat [verdachte] op de hoogte raakte van wat [medeverdachte 1] was overkomen, bood hij immers zijn hulp aan bij de zoektocht naar de Colombianen en hield hij [medeverdachte 1] op de hoogte van de voortgang.
Dat [verdachte] niet daadwerkelijk hulp bood en dat zijn berichten berustten op grootspraak, zoals hij heeft aangevoerd, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. Op 12 februari 2021, nadat [medeverdachte 1] hem heeft laten weten dat hij de Colombianen had gevonden, heeft [verdachte] een persoon met de alias Norman naar [medeverdachte 1] gestuurd om de situatie met de Colombianen te bespreken. [verdachte] stuurt [medeverdachte 1] berichten over een ontvoeringsplan waarbij een zogenaamde drugsdeal in scène moet worden gezet. [medeverdachte 1] laat daarop in de avond van 12 februari 2021 aan [verdachte] weten dat de Colombianen het lokaas hebben gegrepen. [medeverdachte 1] heeft vervolgens op 14 februari 2021 aan [verdachte] laten weten dat hij voorlopig alles organiseert, maar hieraan kan niet de conclusie worden verbonden dat de rol van [verdachte] op dat moment was uitgespeeld. Op 16 februari 2021 heeft hij namelijk tot vlak voor de poging tot ontvoering intensief contact gehad met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Nadat [medeverdachte 1] hem berichtte dat de Colombianen om 11:00 uur het adres zouden geven, heeft hij gereageerd dat hij direct Norman zou bellen dat hij zijn mannen wakker moest maken. [verdachte] heeft dus een rol gespeeld bij het bedenken van een ontvoeringsplan en bij het - via een ander - regelen en verzamelen van de personen die de ontvoering zouden gaan uitvoeren. Verder heeft [verdachte] op 16 februari 2021 via de ANOM-gebruiker Lowerblow iemand geregeld om in Bergen aan Zee te observeren. Uit de berichten kan ook worden afgeleid dat hij deze personen, al dan niet via een ander of anderen, op de hoogte heeft gehouden van de plaatsen waar zij naartoe moesten gaan: eerst naar de verzamelplaats aan de Wendelaarstraat in Alkmaar en daarna naar de afspraak aan het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee. Kort na afloop van de poging tot ontvoering heeft [verdachte] Lowerblow gevraagd de observant ter plaatse te laten kijken, daarvan verslag uit te brengen en andere betrokkenen naar huis te brengen, wat ook is gebeurd. Ook heeft hij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een schuilplaats aangeboden en een betrokkene (via een ander) geïnstrueerd zijn telefoon weg te gooien, zijn auto te verkopen en onder te duiken.
Gelet op de hiervoor door de rechtbank gedane vaststellingen komt de rechtbank tot de conclusie dat de intellectuele en materiële bijdrage die [verdachte] aan deze poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft gegeven significant, zo niet cruciaal was.
Dat [verdachte] ten tijde van het delict niet op of in de buurt van het Van der Wijckplein aanwezig is geweest en dat hij geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, doet daaraan niet af. Dit is geen vereiste voor het bewijs van medeplegen. Bovendien wordt zijn afwezigheid ter plaatse ruimschoots gecompenseerd door de hiervoor geschetste bijdrage die zonder meer de kwalificatie medeplegen rechtvaardigt. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] medepleger is van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer.
Strafverzwarende omstandigheid ‘de dood ten gevolge hebbend’
Onder feit 2 primair is de strafverzwarende omstandigheid ten laste gelegd dat de poging tot ontvoering de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft gehad. De raadsman heeft in dit verband aangevoerd dat de ingetreden dood een geobjectiveerd bestanddeel is en dat het opzet van de pleger dus niet gericht is op het intreden van de dood, maar desondanks is het slachtoffer overleden. Om dit strafverzwarende element bewezen te kunnen verklaren, is volgens de raadsman nodig dat aannemelijk is dat het slachtoffer onbedoeld is doodgeschoten, wat niet het geval is geweest, aangezien de schutter minst genomen voorwaardelijk opzet op de dood heeft gehad.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De strafverzwarende omstandigheid dat een (poging tot) wederrechtelijke vrijheidsberoving de dood ten gevolge heeft, is een geobjectiveerd bestanddeel. Dit betekent dat niet bewezen hoeft te worden dat de verdachte opzet op de dood had. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, brengt dit niet mee dat een bewezenverklaring alleen kan volgen als er geen sprake was van opzet op de dood van het slachtoffer.
Voor een bewezenverklaring van het strafverzwarende gevolg is vereist dat een zodanig verband bestaat tussen de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer, dat de dood redelijkerwijs als gevolg van dat feit aan [verdachte] kan worden toegerekend.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen - zoals hiervoor weergegeven - volgt dat [verdachte] en zijn medeverdachten van plan waren het slachtoffer te ontvoeren en dat het plan tevens inhield dat wapens meegenomen zouden worden. [verdachte] wist ook, zo blijkt uit de SKY-berichten waaraan hij deelnam, dat er wapens meegenomen zouden worden. Uit de berichten volgt ook dat [verdachte] en de medeverdachten er rekening mee hielden dat er sprake zou kunnen zijn van een gewelddadige confrontatie waarbij - zo begrijpt de rechtbank - het gebruik van wapens niet zou worden geschuwd. Tijdens de uitvoering van de poging om het slachtoffer in een auto te duwen is het slachtoffer in zijn rug en zijn been geschoten, als gevolg waarvan hij is komen te overlijden. Onder deze omstandigheden bestaat een zodanig verband tussen de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer, dat de dood van het slachtoffer redelijkerwijs aan [verdachte] kan worden toegerekend.
Medeplegen doodslag (feit 1 primair)
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] de schutter is geweest die de dodelijke kogels op het slachtoffer heeft afgevuurd. Hoewel [verdachte] niet de persoon is geweest die de kogels heeft afgevuurd en hij ter plaatse ook niet aanwezig is geweest, is de rechtbank van oordeel dat hij als medepleger van de doodslag moet worden aangemerkt. De rechtbank baseert dit op het volgende. [verdachte] heeft als organisator deelgenomen aan de voorbereiding en uitvoering van een plan dat inhield dat het slachtoffer op klaarlichte dag op een parkeerplaats met geweld zou worden ontvoerd om hem vervolgens vast te houden. Al in zijn eerste berichten aan [medeverdachte 1] hierover spreekt [verdachte] uit dat hij personen met uitrusting kan leveren. In het licht van alle onderzoeksbevindingen leidt de rechtbank af dat met ‘uitrusting’ vuurwapens wordt bedoeld. Uit de berichten tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] blijkt ook dat [medeverdachte 2] op 16 februari 2021 (een) vuurwapen(s) (uitrusting) meegenomen had. Dat bij de ontvoering met het vuurwapen zou worden gedreigd en dat het vuurwapen mogelijk ook zou worden gebruikt, kan dan ook niet anders dan onderdeel van het plan zijn geweest. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] en de medeverdachten er rekening mee hielden dat de groep Colombianen ook bewapend was en dat er sprake zou kunnen zijn van een gewelddadige confrontatie. Het gebruik van vuurwapengeweld is tegen de achtergrond van de poging tot ontvoering bovendien niet zo uitzonderlijk dat dit uitsluitend een spontane ingeving moet zijn geweest van [medeverdachte 2] , die niet aan zijn mededaders kan worden toegerekend. Dit geldt temeer nu het een door [medeverdachte 1] en [verdachte] ingezette wraakactie betreft naar aanleiding van een eerdere beroving met gebruik van een vuurwapen in het drugsmilieu. Daarbij komt dat de plaats waar de poging tot ontvoering was gepland (namelijk overdag op een openbaar parkeerterrein in een toeristisch dorp) een snelle overmeestering van het slachtoffer nog belangrijker maakte en (dreiging met) vuurwapengeweld dit kon bewerkstelligen. Het kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders dan dat [verdachte] erop heeft gerekend dat bij de mede door hem georganiseerde ontvoering van het slachtoffer, sprake zou zijn van vuurwapenbezit en dat het gebruik daarvan niet zou worden geschuwd. In het licht van die omstandigheden heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de meegebrachte vuurwapens zouden worden gebruikt. Op grond van het dossier is verder niet gebleken dat bij de uitvoering van de poging tot ontvoering wezenlijk is afgeweken van het vooraf gemaakte ontvoeringsplan.
Gekwalificeerde doodslag?
Vervolgens is aan de orde de vraag of de doodslag is gepleegd met het oogmerk om de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving voor te bereiden, gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad de straffeloosheid aan zichzelf of anderen te verzekeren.
De officieren van justitie hebben naar voren gebracht dat het schieten is gebruikt om het slachtoffer te intimideren of te verwonden om zonder verzet mee te werken aan de ontvoering, terwijl ook niet uitgesloten is dat tegen het einde een reeks schoten is gelost om de vlucht mogelijk te maken en straffeloos te blijven. De officieren van justitie hebben daarmee geconcludeerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om de gekwalificeerde doodslag bewezen te verklaren.
De kern van de strafbaarstelling van artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht bestaat uit een doodslag die in een onmiddellijk verband staat met een ander strafbaar feit, zowel in causaal opzicht als wat het tijdstip van het zich voordoen van de feiten betreft: het andere feit (ook wel aangeduid als oorsprongsfeit) moet de doodslag in zo’n mate vergezellen of van nabij volgen of daaraan voorafgaan dat het geacht kan worden er één geheel van uit te maken, met als nadere beperking van de reikwijdte van de strafbaarstelling het (bijkomende) oogmerk van een verdachte dat de doodslag is gericht op het bijvoorbeeld straffeloosheid verzekeren voor dat andere feit.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de doodslag niet zijn gepleegd met het doel om de uitvoering van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Het doden van het slachtoffer is namelijk niet verenigbaar met het oogmerk om zijn ontvoering voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Verder bevat het dossier, mede in aanmerking genomen het zeer korte tijdsbestek waarbinnen de poging om het slachtoffer in de auto te duwen plaatsvindt en de schoten worden gelost, onvoldoende bewijs om aan te nemen dat het slachtoffer is doodgeschoten om de daders bij betrapping op heterdaad straffeloosheid te verzekeren.
[verdachte] zal dan ook van deze in feit 1 primair ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.