3.3.1Overwegingen over het bewijs
Inleiding
Op 16 februari 2021, omstreeks 15:45 uur, hebben vier mannen in Bergen aan Zee geprobeerd [het slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) in een gereedstaande auto te duwen. Het slachtoffer heeft zich hiertegen verzet. Er is met vuurwapens geschoten en het slachtoffer is drie keer geraakt. Op dezelfde dag is het slachtoffer enige tijd later in Bergen als gevolg van een inschotletsel overleden.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of [verdachte] een strafrechtelijke betrokkenheid heeft gehad bij de ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag (feit 1) en de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving de dood tot gevolg hebbend (feit 2), als medepleger dan wel als medeplichtige. Bij de beantwoording van die vragen gaat de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Identificatie gebruiker SKY account [SKY-account verdachte] en gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer]
In het dossier bevindt zich een groot aantal SKY-berichten. De raadsman van [verdachte] heeft aangevoerd dat niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat [verdachte] de gebruiker is van het telefoonnummer eindigend op 4542 en het bij die telefoon horende SKY-account [SKY-account verdachte] . Uit onderzoek naar de gebruiker van het telefoonnummer 4542 zou zijn gebleken dat dit B. [verdachte] betrof. De raadsman heeft erop gewezen dat de broer van [verdachte] , [voornaam broer van verdachte] heet en hij op basis van de bevindingen van de politie dus ook de gebruiker zou kunnen zijn geweest. Het telefoonnummer eindigend op 4542 wordt verder aan [verdachte] gekoppeld omdat het telefoonnummer ’s nachts een zendmast in de buurt van de woning van [verdachte] aanstraalt. De broer van [verdachte] kan volgens de raadsman echter ook ’s nachts in deze woning hebben verbleven.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het proces-verbaal van bevindingen historische verkeersgegevens (map 12, dossierpagina’s 31-37) volgt dat het telefoonnummer eindigend op 4542 en de SKY-telefoon die gebruikt wordt in combinatie met het IMSl-nummer eindigend op 3186 dagelijks met elkaar mee bewegen. Op 28 januari 2021 te 22:57 uur is door middel van de inzet van een technisch hulpmiddel vastgesteld dat het IMSI-nummer eindigend op 3186 gekoppeld was aan een telefoon die aanwezig was in de woning [adres 2] in Den Haag. Op dit adres staan [verdachte] en zijn moeder ingeschreven.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer eindigend op 4542 blijkt dat dit telefoonnummer in gebruik was in de periode 25 november 2020 tot en met 18 februari 2021 en dat het telefoonnummer elke nacht gebruik maakte van het basisstation aan de Zichtenburglaan 31 in Den Haag, dat het adres [adres 2] in Den Haag binnen zijn theoretisch bereik heeft. Ook het IMSI-nummer eindigend op 3186 maakt ’s nachts het meest gebruik van dit basisstation.
Zowel het telefoonnummer eindigend op 4542 als het IMSI-nummer eindigend op 3186 maken op drie tijdstippen gebruik van hetzelfde buitenlandse netwerk, maken dagelijks dezelfde reisbewegingen en maken dagelijks gebruik van dezelfde basisstations. Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op 4542 belt met een telefoon voorzien van IMSI-nummer eindigend op 3186 en dus ook gebruik maakt van het SKY-account [SKY-account verdachte] . Het telefoonnummer eindigend op 4542 heeft veelvuldig telefonisch contact met de moeder en met twee zussen van [verdachte] , [zus 1 van verdachte] en [zus 2 van verdachte] . Daarnaast is komen vast te staan dat [verdachte] regelmatig een auto huurde op naam van zijn zus [zus 1 van verdachte] en dat hij op 15 februari 2021 op naam van zijn zus een Citroën C5 heeft gehuurd en afgehaald. Het telefoonnummer eindigend op 4542 heeft op het moment van de huur van deze Citroën C5 een zendmast in de directe nabijheid van het verhuurbedrijf aangestraald.
Op basis van al deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat [verdachte] de gebruiker was van het telefoonnummer eindigend op 4542. Het verweer dat het telefoonnummer aan de broer [voornaam broer van verdachte] toebehoort, is - anders dan dat de voornamen van [verdachte] en zijn broer met de letter B beginnen - op geen enkele manier onderbouwd. Dat verweer vindt ook geen steun in de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen.
De aanleiding
Medeverdachte [medeverdachte 1] is de gebruiker van het SKY-account [SKY-account medeverdachte 1] . Hij stuurt op 11 februari 2021 foto’s van pakketten cocaïne naar een onbekend gebleven persoon en spreekt af om elkaar in Zandvoort te ontmoeten, waarna een foto van een straatnaambord met [straat in Zandvoort] wordt gestuurd. Na de ontmoeting stuurt [medeverdachte 1] berichten naar het SKY-account [SKY-account medeverdachte 2] , waarvan medeverdachte [medeverdachte 2] de gebruiker is. [medeverdachte 1] laat weten dat de Colombianen hem hebben vastgebonden en zijn Rolex en € 150.000,- van hem hebben afgenomen. [medeverdachte 1] zegt verder dat hij tijdens de beroving besloot om te gaan liggen, omdat hij anders neergeschoten zou worden. De Colombianen zouden 25 kilogram cocaïne aan hem verkopen. Ze hebben twee kilogram echte cocaïne laten zien, maar de overige 23 kilogram bleek suiker te zijn.
De zoektocht naar de Colombianen
[medeverdachte 2] biedt [medeverdachte 1] vervolgens zijn hulp aan om de Colombianen op te sporen en gevangen te zetten. [medeverdachte 2] stuurt aan [medeverdachte 1] het bericht dat hij Albanezen heeft die sterk zijn en indien nodig ‘veel uitrusting’ hebben. Hij heeft een team ter plaatse als dat nodig is. [medeverdachte 1] antwoordt bevestigend op de vraag van [medeverdachte 2] of hij moet rondvragen en zoeken en stuurt een afbeelding met het adres [adres Zandvoort] . Vermoedelijk was dit het adres waar eerdergenoemde ontmoeting met de Colombianen had plaatsgevonden. Ook stuurt hij [medeverdachte 2] een foto van een mishandeld persoon en laat hij weten dat de persoon op de foto garant stond (de rechtbank begrijpt: de tussenpersoon van de mislukte cocaïnedeal).
Diezelfde dag laat medeverdachte [medeverdachte 3] , gebruiker van SKY-account [SKY-account medeverdachte 3] , in SKY-berichten met meerdere onbekend gebleven personen weten dat [medeverdachte 1] door de Colombianen met wapens is bedreigd en is beroofd. [medeverdachte 3] zegt dat hij in Servië is, maar dat hij eraan komt.
Op 12 februari 2021 laat [medeverdachte 1] aan een onbekend gebleven persoon met SKY-account [SKY-account onbekende 1] weten dat de Colombianen hem vijf keer met een hamer op zijn hoofd hebben geslagen. [SKY-account onbekende 1] zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij zal rondvragen over de Colombianen.
Diezelfde ochtend laat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] weten dat zijn Arabieren ’s nachts hebben rondgereden en iets hebben gevonden. [medeverdachte 1] stuurt [medeverdachte 2] vervolgens een schermafbeelding met een telefoonnummer. Dit telefoonnummer is opgegeven door de Colombiaanse vrouw die onder de naam [de Colombiaanse vrouw] de woning aan de [adres 3] in Bergen aan Zee huurde. Uit het politieonderzoek is gebleken dat personen die op dit adres verbleven, betrokken waren bij het schietincident op 16 februari 2021.
Uit de hiervoor genoemde berichten leidt de rechtbank af dat op 11 februari 2021 sprake is geweest van een mislukte drugsdeal met een groep Colombianen waarbij [medeverdachte 1] als potentiële koper van een hoeveelheid cocaïne is beroofd van een aanzienlijk geldbedrag en een Rolex horloge. Vervolgens is hij op zoek gegaan naar de betreffende personen en heeft hij zich bij zijn zoektocht laten helpen door anderen, onder wie [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] heeft ten behoeve van die zoektocht het adres van de afspraak en het telefoonnummer van [de Colombiaanse vrouw] naar [medeverdachte 2] gestuurd.
Het ontvoeringsplan en de voorbereiding daarvan in de dagen voorafgaand aan 16 februari 2021
[medeverdachte 1] laat vlak daarna (op 12 februari 2021) aan [medeverdachte 2] weten dat hij ‘de hoeren’ (de rechtbank begrijpt: de Colombianen) heeft gevonden en dat ze weer iemand willen oplichten. [medeverdachte 2] zegt dat hij al een team met uitrusting klaar heeft, dat ze weten wat ze moeten doen, en dat de Rolex en ‘de saus’ (de rechtbank begrijpt: het geld) die uit ze wordt geperst, zodra ze ontwapend en vastgebonden zijn, voor [medeverdachte 1] zijn. Er komt vijf man met uitrusting. [medeverdachte 1] moet erbij komen zodra het klaar is. [medeverdachte 1] zegt hierop ‘ik wil hen en de Rolex, voor het principe’. [medeverdachte 2] zegt dat hij een professioneel team heeft en dat zijn team als klanten naar de Colombianen toe zullen gaan. Zodra de Colombianen zijn ontwapend en vastgebonden, kan [medeverdachte 1] komen om ze te verhoren. Zijn team zal het vuile werk doen, maar er moet geen kop vallen want dan zal er veel geruis zijn. Die middag laat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] weten dat hij ‘zijn Nederlander’ naar hem stuurt die bij alles zal helpen. Wanneer [medeverdachte 1] niet reageert, stuurt hij aan [medeverdachte 3] een bericht dat hij [voornaam medeverdachte 1] moet schrijven dat zijn man al aan het wachten is. Aan [medeverdachte 1] laat hij weten dat het om een man met de alias Norman gaat. De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 2] een bijdrage heeft geleverd om [medeverdachte 1] in contact te brengen met iemand die gebruik maakt van de naam Norman, om de situatie met de Colombianen te bespreken.
Uit SKY-berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] blijkt dat [medeverdachte 1] in de ochtend van 12 februari 2021 aan [verdachte] vraagt om naar zijn woning in Rijswijk te komen omdat hij hulp nodig heeft. [verdachte] gaat rond 16:00 uur naar de woning van [medeverdachte 1] en zegt dat hij er over een half uur zal zijn. Na de ontmoeting stuurt [verdachte] een afbeelding van een horloge naar [medeverdachte 1] en vraagt hij of [medeverdachte 1] deze voor € 11.000,- van hem wil kopen. Ook laat [verdachte] aan [medeverdachte 1] weten dat hij nu naar Zandvoort gaat.
[medeverdachte 1] laat [medeverdachte 2] om 21:37 uur weten dat de Colombianen ‘het lokaas hebben gegrepen’ en dat zij een afspraak willen op maandag.
Op 14 februari 2021 laat [medeverdachte 1] aan een onbekend gebleven persoon met SKY-account [SKY-account onbekende 2] weten wat het plan is. Hij schrijft: ‘en we moeten praten, zij moeten rijden en die Colombiaan van de straat oprollen en hem brengen, er moet alleen een plek geregeld worden waar naartoe’, ‘Zo eentje om hem daar naar binnen te dragen en breken, en verhoren’ en ‘wij beveiligen aan de zijkanten, maar laat hen hem in het busje gooien, mij of jou zouden ze van ver herkennen’.
Uit de inhoud van deze berichten volgt dat [medeverdachte 1] , al dan niet via anderen, in contact is gekomen met de Colombianen en een afspraak heeft gemaakt. Ook blijkt wat het doel van de afspraak is: een Colombiaan ontvoeren en (zwaar) mishandelen.
Op 15 februari 2021 om 16:31 uur wordt op naam van de zus van [verdachte] bij een Avis vestiging in Den Haag een Citroën C5 Aircross met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Citroën C5) gehuurd, waarbij [verdachte] als tweede bestuurder is opgegeven. [verdachte] haalt de Citroën C5 op.
De gebeurtenissen op 16 februari 2021
Op 16 februari 2021 laat [medeverdachte 1] rond 9:17 uur aan [verdachte] weten dat de Colombianen om 11:00 uur het adres zullen geven (’11 Colombia people give me adres’). [verdachte] reageert als volgt: ‘Dis people steel’ en ‘we go today’. [medeverdachte 1] geeft ook aan [medeverdachte 2] en de onbekend gebleven gebruiker van het SKY-account [SKY-account onbekende 1] door dat hij om 11:00 uur het adres van de Colombianen zal krijgen. [medeverdachte 2] reageert dat hij direct Norman gaat bellen dat hij zijn lui wakker maakt. Hij laat [medeverdachte 1] even later weten dat hij al naar vier een bericht heeft gestuurd dat ze moeten opstaan en dat eentje met uitrusting kan zijn.
[medeverdachte 2] vraagt om 12:06 uur aan [medeverdachte 1] waar ze naartoe moeten rijden. [medeverdachte 1] reageert hierop dat ze telefonisch bereikbaar moeten zijn. [medeverdachte 2] stuurt om 12:07 uur een bericht aan [medeverdachte 3] dat [voornaam medeverdachte 1] het bericht dringend moet lezen. [medeverdachte 3] stuurt direct een foto terug waarop een persoon achter het stuur van een auto is te zien die een telefoon vast houdt en schrijft daarbij: ‘leest al’. [medeverdachte 2] antwoordt daarop: ‘oké, want ik moet ze ergens naar toe verwijzen, welke wijk, het is beter als jullie die (mensen) van mij al eerder overnemen en uitleggen wat ze moeten doen’. [medeverdachte 3] antwoordt dat ze voorlopig wachten op de plaats en tijdstip van de ontmoeting.
[medeverdachte 1] stuurt tien minuten later, om 12:24 uur een kaartje met de route naar het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee naar [medeverdachte 2] en schrijft dat er maar één toegangsweg is. [medeverdachte 1] zegt dat ze daar voorlopig niet in moeten rijden.
Rond diezelfde tijd vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] en de gebruiker van SKY-account [SKY-account onbekende 1] of zij naar de [straat in Den Haag] (de rechtbank begrijpt: in Den Haag) kunnen komen. Uit de onderzoeksbevindingen blijkt dat [medeverdachte 1] in die straat de beschikking heeft over een kantoorruimte. [verdachte] reageert om 12:35 uur dat hij komt. [medeverdachte 1] stuurt aan [SKY-account onbekende 1] een afbeelding met de route vanaf Den Haag naar het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee. [SKY-account onbekende 1] laat om 12:42 uur weten dat hij er is.
Om 12:36 uur laat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] weten dat zijn mensen vooralsnog naar Amsterdam rijden. [medeverdachte 2] zegt dat het een klein plaatsje is, waar een grote verzameling mensen makkelijk op te merken is en dat Amsterdam beter zou zijn.
Om 13:28 uur instrueert [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] dat ‘ze 10 km bij die stad vandaan moeten wachten’ en dat hij ze daar zal ontmoeten. Hij stuurt [medeverdachte 2] het adres van de Albert Heijn XL aan de Wendelaarstraat in Alkmaar. [medeverdachte 1] zal ze daar opvangen en zegt dat hij met een witte en een donkerblauwe Citroën is. [medeverdachte 2] zegt dat er een Audi A3 op het parkeerterrein zal wachten met een dikke Marokkaan. Hij vraagt aan [medeverdachte 1] om hem ook over te nemen en hem ergens neer te zetten.
De reisbewegingen van [verdachte]
De mede op naam van [verdachte] gehuurde Citroën C5 beweegt zich vanaf 14:06 uur vanaf Rijswijk in noordelijke richting en rijdt om 14:49 uur op de A9 in Akersloot, tegelijk met een Audi A3 met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Audi A3). De telefoon die in gebruik was bij [verdachte] beweegt op 16 februari 2021 voor een groot deel in noordelijke richting mee met de Citroën C5. Van 14:39 uur tot 16:54 uur heeft de telefoon van [verdachte] geen zendmasten aangestraald.
Op grond van de overeenkomende reisbewegingen van de Citroën C5 en de telefoon van [verdachte] , in samenhang met het feit dat [verdachte] deze auto de dag ervoor bij de verhuurder heeft opgehaald, concludeert de rechtbank dat [verdachte] op 16 februari 2021 in de Citroën C5 van Rijswijk in noordelijke richting naar Akersloot is gereden.
Uit de hiervoor weergegeven berichten volgt dat [medeverdachte 1] in de ochtend van 16 februari 2021 [verdachte] en andere betrokkenen ervan op de hoogte stelt dat de Colombianen om 11:00 uur het adres voor de afspraak zullen doorgeven. [medeverdachte 2] laat vervolgens anderen zich gereed maken voor de afspraak. [medeverdachte 1] vraagt [verdachte] en anderen om naar zijn kantoor aan de [straat in Den Haag] in Den Haag te komen. Hij geeft het adres van de afspraak, het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee, aan meerdere personen door.
Vanuit Den Haag reist [medeverdachte 1] samen met anderen naar Alkmaar, waar voorafgaand aan de afspraak met de Colombianen een ontmoeting plaatsvindt met andere betrokkenen bij het plan. Uit de SKY-berichten volgt dat de bedoeling is dat [medeverdachte 1] de anderen daar instrueert over wat er in Bergen aan Zee moet gebeuren.
Andere betrokkenen die naar de ontmoetingsplaats in Alkmaar reizen
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij op 16 februari 2021 op het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee aanwezig is geweest. Hij is in de ochtend samen met [medeverdachte 5] in diens BMW X5 (hierna: de BMW) vanuit de Achterhoek richting Noord-Holland gereden. Uit onderzoek naar de reisbewegingen van telefoons en voertuigen volgt dat [medeverdachte 4] onderweg bij een tankstation langs de A1 andere personen, onder wie medeverdachte [medeverdachte 6] , heeft ontmoet en dat zij vervolgens zijn gestopt bij de KFC aan de Tafelbergweg in Amsterdam. Daar zijn ook een Mercedes A200 met het Duitse kenteken [kenteken 3] (hierna: de Mercedes) en een Audi A6 Avant (station) met kenteken [kenteken 4] (hierna: de Audi A6) gekomen. Vanuit Amsterdam zijn [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] in de Audi A6, via Bergen, naar de ontmoetingsplaats in Alkmaar gereden.
De reis van Alkmaar naar Bergen aan Zee
Uit de track- en tracegegevens van de Mercedes blijkt dat dit voertuig om 15:09 uur uit Alkmaar is vertrokken en naar Bergen aan Zee rijdt. Kort daarvoor, om 15:03 uur stuurt [medeverdachte 3] [medeverdachte 1] een audiobericht waarin hij zegt dat hij op het parkeerterrein is, dat er niemand in de auto zit en dat al de huizen erom heen ook leeg zijn. Hieruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 3] al voor de geplande ontmoeting op het Van der Wijckplein is geweest en [medeverdachte 1] daarover informeert.
Om 15:13 uur stuurt [medeverdachte 1] de volgende audioberichten terug: ‘ze gaan er al naar toe, in ieder geval in een BMW een X5, in ieder geval een Audi in stationcar uitvoering en nog een Mercedes. Ze rijden er al daar naar toe’, ‘Ze zeiden dat er vlakbij de rotonde een Colombiaans varken rondloopt’ en ‘Wij rijden daar al naar toe, met een Citroën, verdomme, ook zo’n Jeepje, we rijden met een Jeepje-Citroën en de Audi in de combi rijdt eveneens.’
De voertuigen die [medeverdachte 1] in dit bericht noemt zijn ook te zien op camerabeelden in (het centrum van) Bergen. Dit betreft onder meer de Citroën C5.
De gebeurtenissen op het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee
Uit de (beschrijving van de) camerabeelden die onderdeel uitmaken van het dossier, blijkt het volgende. Om 15:28 uur parkeert een Ford Focus op het Van der Wijckplein, aan de kant van de flat. Naar later blijkt, zit op de bestuurdersstoel [vriendin van het slachtoffer] , de vriendin van het slachtoffer.
Om 15:38 uur rijdt [medeverdachte 5] zijn BMW het Van der Wijckplein op en parkeert daar in een parkeervak. Een paar seconden later rijdt de Mercedes het Van der Wijckplein op en parkeert eveneens in een parkeervak, ongeveer tegenover de plaats waar de Ford Focus staat.
Om 15:40 uur rijdt de Audi A3 een rondje over de rotonde. Om 15:42 uur loopt het slachtoffer vanaf de Zeeweg het Van der Wijckplein op en hij loopt naar de Mercedes toe waar hij aan de bestuurderszijde blijft staan. Rond dezelfde tijd rijdt de Citroën C5 het Van der Wijckplein op en passeert het slachtoffer ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats. De Citroën C5 rijdt de rotonde op en verdwijnt uit beeld. Enkele ogenblikken later, omstreeks 15:43 uur, rijdt de Citroën C5 weer de rotonde van het Van der Wijckplein op.
Nu rijdt hij rechtsaf de parkeerplaats op en slaat daarna rechtsaf in de richting van de Julianalaan.
Om 15:44 uur rijdt de Audi A6 het Van der Wijckplein op en stopt ter hoogte van de Mercedes, waar het slachtoffer nog steeds staat. Op het moment dat de Audi A6 stopt, klinkt er direct een luide knal. Er stappen achtereenvolgens vanuit de rechterachterportier en de bijrijdersplaats van de Audi A6 twee personen (persoon 1 en persoon 2) uit die naar het slachtoffer lopen, waarbij er worsteling ontstaat en persoon 1, even later geholpen door persoon 2, het slachtoffer via de linkerzijde van het voertuig in de Audi A6 proberen te duwen. Ongeveer een halve minuut later stappen twee personen uit de Mercedes.
De rechtbank gaat ervan uit dat [medeverdachte 4] de man is die vanaf de bijrijdersplaats uitstapt.
De bestuurder van de Mercedes loopt naar de mannen die bij de Audi A6 aan het worstelen zijn en maakt direct een slaande beweging met zijn arm. Ook [medeverdachte 4] loopt daar naartoe en neemt deel aan de worsteling. Dan klinkt er weer een harde knal. [medeverdachte 4] loopt kort daarna naar de BMW van [medeverdachte 5] , en het slachtoffer gaat naar de grond. Dan zijn er meerdere knallen te horen. Twee van de mannen lopen naar de Mercedes en rijden met verhoogde snelheid weg. [medeverdachte 4] is inmiddels als bijrijder bij [medeverdachte 5] in de BMW gestapt, die ook wegrijdt. De andere man is in de Audi A6 gestapt, die eveneens wegrijdt. Het slachtoffer blijft liggend op de grond achter en wordt door twee personen in de Ford Focus getild. Om 15:46 uur rijdt de Ford Focus ook weg.
Het overlijden van het slachtoffer
De inmiddels gealarmeerde politie treft de Ford Focus kort daarna rijdend aan in Bergen.
Het slachtoffer wordt ernstig gewond aangetroffen en is ter plaatse overleden. Het NFI heeft sectie verricht op het lichaam. Daarbij zijn drie schotletsels aangetroffen, waarvan één schampschot ter hoogte van de heup. Het tweede schotletsel betreft een inschotverwonding aan de voorzijde van zijn rechterbovenbeen en een uitschotverwonding aan de achterzijde van het rechterbovenbeen. Het rechterbovenbeen was hierdoor gebroken. Het derde schotletsel betreft een inschotverwonding hoog op de rug, tussen de schouderbladen.
De kogel van het kaliber 9mm Parabellum zat nog in het lichaam van het slachtoffer. Het NFI heeft geconcludeerd dat het overlijden van het slachtoffer zonder meer wordt verklaard door inwendige letsels als gevolg van het inschotletsel hoog aan de rug, met een mogelijke bijdrage aan het overlijden of de snelheid van het overlijden van een doorschot door het rechterbovenbeen.
Op de plaats delict zijn twee hulzen aangetroffen van het kaliber 9mm Parabellum (bodemstempel CBC 9mm Luger) en zeven hulzen van het kaliber 7.65mm Browning (bodemstempel 7.65mm 15 S&B). Het NFI heeft geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de inschotbeschadiging in het bovenbeen van het slachtoffer is veroorzaakt door een kogel van het kaliber 9mm Parabellum, dan door munitie van het kaliber 7.65mm Browning.
Onderzoek aan de Mercedes
De Mercedes is in de avond van 16 februari 2021 aangetroffen in Egmond aan den Hoef. Op beelden is te zien dat er rond 15:52 uur twee personen uit deze auto overstappen in de Citroën C5. In de Mercedes is op verschillende plekken het DNA van [medeverdachte 6] aangetroffen. Zijn telefoon verplaatst zich vervolgens tot Amsterdam overeenkomstig de reisbeweging die de Citroën C5 maakt.
SKY-gesprekken na het schietincident
Om 16:08 uur, ruim twintig minuten na het schietincident, schrijft [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] : ‘Jullie kunnen daar beter wegwezen, want iets is niet oké’. [medeverdachte 1] schrijft terug: ‘weet ik’. [medeverdachte 2] vraagt vervolgens of hij een bunker moet klaarmaken. [medeverdachte 1] zegt hierop: ‘nee, de onze boven’.
Om 16:10 uur laat [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 2] weten dat hij aan het oprotten is. [medeverdachte 2] zegt dat hij moet zorgen dat hij daar weg komt. [medeverdachte 3] zegt dat dat hij de auto ergens achter laat en in een taxi stapt. [medeverdachte 2] laat ook aan [medeverdachte 3] weten dat hij een bunker kan klaar maken tot alles tot rust komt. [medeverdachte 3] zegt dat hij voorlopig naar de basis vliegt en dat hij wel ziet wat er speelt. [medeverdachte 3] stuurt om 17:47 uur een foto van de benen van twee personen in een ruimte, waarvan later is vastgesteld dat dit het kantoor is aan de [straat in Den Haag] in Den Haag, waarvan [medeverdachte 1] de gebruiker is. [medeverdachte 2] vraagt of ze nog wat terug hebben gekregen. [medeverdachte 3] antwoordt dat het hier niet om ‘de saus’ (de rechtbank begrijpt: het geld) ging. [medeverdachte 3] schrijft verder dat er eentje gereanimeerd wordt. [medeverdachte 3] brengt nog andere personen op de hoogte van de schietpartij. Rond 16:52 uur schrijft hij aan een onbekend gebleven gebruiker met SKY-account [SKY-account onbekende 3] : ‘wat een rit verdomme. We gingen er eentje oprollen. Ze strooiden zich uit met 5’, ‘Bij ons iedereen heel. In het midden van de stad. We hebben twee getroffen’, ‘kankervet, eentje waarschijnlijk gekrepeerd’, ‘en ze spraken op het parkeerterrein af en toen wij begonnen die ene in te trekken (ook vertaald als: naar binnen te trekken), strooiden zij zich uit en begonnen te bonken en ik verneukte hem direct 2 keer en die klojo viel neer in die andere’. [SKY-account onbekende 3] reageert hierop: Rot daar zo ver mogelijk vandaan op’, ‘geluk dat jij en Mario heel zijn’.
Om 21:03 uur ontvangt [medeverdachte 1] een bericht van [SKY-account onbekende 4] aan wie hij twee minuten voor het schietincident had laten weten: ‘Now I go take mutherfucker’. [SKY-account onbekende 4] schrijft: ‘I hear you got the mutherfucker colombian’. [medeverdachte 1] antwoordt: ‘ask Cobra’. Uit de bewijsmiddelen volgt dat Cobra een bijnaam/alias is van [medeverdachte 3] .
Medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2 primair en subsidiair)
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat [verdachte] niet als (mede)pleger, dan wel medeplichtige van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving kan worden aangemerkt. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] de bestuurder van de Citroën C5 was en dat daarom ook niet de conclusie kan worden getrokken dat [verdachte] op 16 februari 2021 in Bergen aan Zee is geweest. Ook indien de rechtbank aanneemt dat [verdachte] op 16 februari 2021 wel de bestuurder was van de Citroën C5, kan niet worden vastgesteld dat hij een actieve rol heeft gehad bij de uitvoering van het delict. Hij heeft geen opzet gehad op de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en daarnaast kan niet worden vastgesteld dat hij wist dat er geschoten zou worden. [verdachte] heeft ook geen medeplichtigheidshandelingen verricht. Hij moet daarom van feit 2 in zijn geheel worden vrijgesproken.
Juridisch kader medeplegen
Voor de kwalificatie medeplegen is volgens vaste rechtspraak vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Bij medeplegen ligt het accent op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
Rol van [verdachte]
De rechtbank neemt op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, als vaststaand aan dat [medeverdachte 1] op 12 februari 2021 om hulp heeft gevraagd. [verdachte] is vervolgens bij [medeverdachte 1] thuis geweest en is op de hoogte gebracht van de beroving van [medeverdachte 1] van geld en een horloge door een groep Colombianen. Dit volgt onder meer uit het SKY-gesprek dat [verdachte] vlak na de ontmoeting met [medeverdachte 1] heeft, waarin [verdachte] vraagt of hij een duur horloge van hem wil kopen voor € 11.000,- en uit het feit dat [verdachte] na de ontmoeting zegt naar Zandvoort te gaan, waar de beroving van [medeverdachte 1] had plaatsgevonden. Ook blijkt uit het SKY-gesprek van 16 februari 2021, waarin [medeverdachte 1] aan [verdachte] laat weten dat hij het adres van de Colombianen zal krijgen en waarop [verdachte] antwoordt dat deze mensen hebben gestolen, dat hij wist van de beroving en wat het plan was.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat [verdachte] op 16 februari 2021 met de Citroën C5 vanuit Rijswijk richting Akersloot is gereden. Daarna heeft de telefoon van [verdachte] een aantal uren uitgestaan. Er is geen reden om aan te nemen dat [verdachte] nadien niet meer in de Citroën C5 heeft gereden. De Citroën C5 is twee minuten voordat het schietincident plaatsvond, twee keer over de rotonde van het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee gereden, waarvan één keer over de parkeerplaats. Na het schietincident zijn twee personen (onder wie [medeverdachte 6] ), die direct betrokken waren bij de worsteling met het slachtoffer, vanuit de Mercedes in de Citroën C5 overgestapt.
Dit betekent dat [verdachte] ten behoeve van deze ontvoering een auto heeft gehuurd en dat hij vlak voordat de ontvoeringspoging plaatsvond de omgeving heeft verkend. De rechtbank acht deze bijdrage echter van onvoldoende gewicht om van een nauwe en bewuste samenwerking bij de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer te kunnen spreken. Dat [verdachte] wetenschap had van het plan het slachtoffer te ontvoeren is in dat verband onvoldoende. De rechtbank zal [verdachte] daarom vrijspreken van het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
Medeplichtigheid
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of [verdachte] medeplichtig is geweest aan de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat wordt bewezen dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte was gericht op zowel de behulpzaamheid als op het gepleegde misdrijf. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat [verdachte] wist van het ontvoeringsplan en dat hij ook opzet heeft gehad om bij deze ontvoering te helpen door een voertuig voor vervoer (naar en van Bergen aan Zee) te regelen en door voorafgaand aan het feit de omgeving te verkennen. Die handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende voor de medeplichtigheid aan de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank acht feit 2 subsidiair dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Strafverzwarende omstandigheid ‘de dood ten gevolge hebbend’
Onder feit 2 subsidiair is de strafverzwarende omstandigheid ten laste gelegd dat de poging tot ontvoering de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft gehad, waaraan [verdachte] medeplichtig is geweest. Voor een bewezenverklaring van het strafverzwarende gevolg is vereist dat een zodanig verband bestaat tussen de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer, dat de dood redelijkerwijs als gevolg van dat feit aan de daders kan worden toegerekend.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen - zoals hiervoor weergegeven - volgt dat de medeverdachten van [verdachte] van plan waren het slachtoffer te ontvoeren en dat het plan tevens inhield dat wapens meegenomen zouden worden. Uit de berichten volgt ook dat de medeverdachten er rekening mee hielden dat er sprake zou kunnen zijn van een gewelddadige confrontatie waarbij - zo begrijpt de rechtbank - het gebruik van wapens niet zou worden geschuwd. Tijdens de uitvoering van de poging om het slachtoffer in een auto te duwen is het slachtoffer in zijn rug en zijn been geschoten, als gevolg waarvan hij is komen te overlijden. Onder deze omstandigheden bestaat een zodanig verband tussen de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer, dat de dood van het slachtoffer redelijkerwijs aan de medeverdachten kan worden toegerekend.
Bij de bewezenverklaring van medeplichtigheid, moet worden uitgegaan van de door de dader(s) verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan en in dit geval alleen op het gronddelict van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het namens [verdachte] gevoerde verweer dat hij niet wist dat geschoten zou worden, kan [verdachte] ten aanzien van het bewijs van deze strafverzwarende omstandigheid daarom niet baten.
Medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan doodslag (feit 1 primair en subsidiair)
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 3] de schutter is geweest die de dodelijke kogels op het slachtoffer heeft afgevuurd.
Zoals hiervoor is overwogen, heeft [verdachte] met het oog op het ontvoeringsplan vervoer van en naar Bergen aan Zee geregeld en heeft hij een voorverkenning gedaan op de plaats delict. De rechtbank kan niet vaststellen dat hij op het moment van schieten op de plaats delict aanwezig was. Net als bij de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving, kan [verdachte] niet worden aangemerkt als medepleger van de doodslag, nu zijn bijdrage aan die doodslag daarvoor van onvoldoende gewicht is.
Naar het oordeel van de rechtbank kan ook niet worden bewezen dat [verdachte] medeplichtig is aan de doodslag. Hoewel [verdachte] op de hoogte was van het plan om het slachtoffer te ontvoeren en hij hierbij behulpzaam is geweest, is er onvoldoende bewijs voorhanden om aan te kunnen nemen dat [verdachte] ook het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om behulpzaam te zijn bij de doodslag. Uit de SKY-berichten waaraan hij heeft deelgenomen blijkt namelijk niet dat hij wist of moet hebben geweten dat er wapens meegenomen zouden worden door de uitvoerder(s) van het ontvoeringsplan, terwijl hij ook niet op de plaats delict aanwezig is geweest tijdens het schietincident.
De rechtbank zal [verdachte] dan ook vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feit.