3.3.2Bewijsmotivering
Inleiding
Op 16 februari 2021, omstreeks 15:45 uur, hebben vier mannen in Bergen aan Zee geprobeerd [het slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) in een gereedstaande auto te duwen. Het slachtoffer heeft zich hiertegen verzet. Er is met vuurwapens geschoten en het slachtoffer is drie keer geraakt. Op dezelfde dag is het slachtoffer enige tijd later in Bergen als gevolg van een inschotletsel overleden.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of [verdachte] een strafrechtelijke betrokkenheid heeft gehad bij de ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag (feit 1) en de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving de dood tot gevolg hebbend (feit 2), als medepleger dan wel als medeplichtige. Bij de beantwoording van die vragen gaat de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De aanleiding
In het dossier bevindt zich een groot aantal SKY-berichten. Medeverdachte [medeverdachte 1] is de gebruiker van het SKY-account [SKY-account medeverdachte 1] . Hij stuurt op 11 februari 2021 foto’s van pakketten cocaïne naar een onbekend gebleven persoon en spreekt af om elkaar in Zandvoort te ontmoeten, waarna een foto van een straatnaambord met [straat in Zandvoort] wordt gestuurd. Na de ontmoeting stuurt [medeverdachte 1] berichten naar het SKY-account [SKY-account medeverdachte 2] , waarvan medeverdachte [medeverdachte 2] de gebruiker is. [medeverdachte 1] laat weten dat de Colombianen hem hebben vastgebonden en zijn Rolex en € 150.000,- van hem hebben afgenomen. [medeverdachte 1] zegt verder dat hij tijdens de beroving besloot om te gaan liggen, omdat hij anders neergeschoten zou worden. De Colombianen zouden 25 kilogram cocaïne aan hem verkopen. Ze hebben twee kilogram echte cocaïne laten zien, maar de overige 23 kilogram bleek suiker te zijn.
De zoektocht naar de Colombianen
[medeverdachte 2] biedt [medeverdachte 1] vervolgens zijn hulp aan om de Colombianen op te sporen en gevangen te zetten. [medeverdachte 2] stuurt aan [medeverdachte 1] het bericht dat hij Albanezen heeft die sterk zijn en indien nodig ‘veel uitrusting’ hebben. Hij heeft een team ter plaatse als dat nodig is. [medeverdachte 1] antwoordt bevestigend op de vraag van [medeverdachte 2] of hij moet rondvragen en zoeken en stuurt een afbeelding met het adres Meester [adres Zandvoort] Zandvoort. Vermoedelijk was dit het adres waar eerdergenoemde ontmoeting met de Colombianen had plaatsgevonden. Ook stuurt hij [medeverdachte 2] een foto van een mishandeld persoon en laat hij weten dat de persoon op de foto garant stond (de rechtbank begrijpt: de tussenpersoon van de mislukte cocaïnedeal).
Diezelfde dag laat medeverdachte [medeverdachte 3] , gebruiker van SKY-account [SKY-account medeverdachte 3] , in SKY-berichten met meerdere onbekend gebleven personen weten dat [medeverdachte 1] door de Colombianen met wapens is bedreigd en is beroofd. [medeverdachte 3] zegt dat hij in Servië is, maar dat hij eraan komt.
Uit de hiervoor genoemde berichten leidt de rechtbank af dat op 11 februari 2021 sprake is geweest van een mislukte drugsdeal met een groep Colombianen waarbij [medeverdachte 1] als potentiële koper van een hoeveelheid cocaïne is beroofd van een aanzienlijk geldbedrag en een Rolex horloge. Vervolgens is hij op zoek gegaan naar de betreffende personen en heeft hij zich bij zijn zoektocht laten helpen door anderen, onder wie [medeverdachte 2] .
Het ontvoeringsplan en de voorbereiding daarvan in de dagen voorafgaand aan 16 februari 2021
[medeverdachte 1] laat op 12 februari 2021 aan [medeverdachte 2] weten dat hij ‘de hoeren’ (de rechtbank begrijpt: de Colombianen) heeft gevonden en dat ze weer iemand willen oplichten. [medeverdachte 2] zegt dat hij al een team met uitrusting klaar heeft, dat ze weten wat ze moeten doen, en dat de Rolex en ‘de saus’ (de rechtbank begrijpt: het geld) die uit ze wordt geperst, zodra ze ontwapend en vastgebonden zijn, voor [medeverdachte 1] zijn. Er komt vijf man met uitrusting. [medeverdachte 1] moet erbij komen zodra het klaar is. [medeverdachte 1] zegt hierop ‘ik wil hen en de Rolex, voor het principe’. [medeverdachte 2] zegt dat hij een professioneel team heeft en dat zijn team als klanten naar de Colombianen toe zullen gaan. Zodra de Colombianen zijn ontwapend en vastgebonden, kan [medeverdachte 1] komen om ze te verhoren. Zijn team zal het vuile werk doen, maar er moet geen kop vallen want dan zal er veel geruis zijn.
[medeverdachte 1] laat [medeverdachte 2] om 21:37 uur weten dat de Colombianen ‘het lokaas hebben gegrepen’ en dat zij een afspraak willen op maandag.
[medeverdachte 2] biedt [medeverdachte 1] op 13 februari 2021 nogmaals zijn hulp aan en benoemt daarbij dat het een heftige aanvaring kan zijn met gebruik van uitrusting.
Op 14 februari 2021 laat [medeverdachte 1] aan een onbekend gebleven persoon met SKY-account [SKY-account onbekende 1] weten wat het plan is. Hij schrijft: ‘en we moeten praten, zij moeten rijden en die Colombiaan van de straat oprollen en hem brengen, er moet alleen een plek geregeld worden waar naartoe’, ‘Zo eentje om hem daar naar binnen te dragen en breken, en verhoren’ en ‘wij beveiligen aan de zijkanten, maar laat hen hem in het busje gooien, mij of jou zouden ze van ver herkennen’.
Uit de inhoud van deze berichten volgt dat [medeverdachte 1] , al dan niet via anderen, in contact is gekomen met de Colombianen en een afspraak heeft gemaakt. Ook blijkt wat het doel van de afspraak is: een Colombiaan ontvoeren en (zwaar) mishandelen.
De telefoon met het nummer waarvan [verdachte] de gebruiker is ( [telefoonnummer] ) straalt op 15 februari 2021 om 14:40 uur een zendmast aan de [straat in Den Haag] in Den Haag aan. [medeverdachte 1] heeft de beschikking over een kantoorruimte aan die straat, waar hij en andere betrokkenen op 16 februari 2021 voorafgaand aan (en na) de gebeurtenissen in Bergen aan Zee zijn samengekomen. Omstreeks 16:59 uur registreert de telefoon van [verdachte] een zendmastlocatie aan de Maassluisedijk 103 te Vlaardingen. Vier minuten later straalt het telefoonnummer van een onbekend gebleven gebruiker eindigend op 4733 (hierna: NNman4733) dezelfde zendmast aan. Gelet op de betrokkenheid van de gebruiker van dit nummer een dag later en in aanmerking nemend dat [verdachte] hierover geen verklaring heeft willen afleggen, gaat de rechtbank ervan uit dat [verdachte] op 15 februari 2021 in Den Haag was om [medeverdachte 1] te ontmoeten met het oog op de afspraak met de Colombianen.
De gebeurtenissen op 16 februari 2021
Op 16 februari 2021 laat [medeverdachte 1] rond 9:17 uur aan meerdere personen weten dat de Colombianen om 11:00 uur het adres zullen geven. [medeverdachte 2] reageert dat hij direct Norman gaat bellen dat hij zijn lui wakker maakt en laat [medeverdachte 1] even later weten dat hij al naar vier een bericht heeft gestuurd dat ze moeten opstaan en dat eentje met uitrusting kan zijn.
[medeverdachte 2] vraagt om 12:06 uur aan [medeverdachte 1] waar ze naartoe moeten rijden. [medeverdachte 1] stuurt ongeveer tien minuten later een kaartje met de route naar het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee naar [medeverdachte 2] en schrijft dat er maar één toegangsweg is. [medeverdachte 1] zegt dat ze daar voorlopig niet in moeten rijden.
Om 13:28 uur instrueert [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] dat ‘ze 10 km bij die stad vandaan moeten wachten’ en dat hij ze daar zal ontmoeten. Hij stuurt [medeverdachte 2] het adres van de Albert Heijn XL aan de Wendelaarstraat in Alkmaar. [medeverdachte 1] zal ze daar opvangen en zegt dat hij met een witte en een donkerblauwe Citroën is. [medeverdachte 2] zegt dat er een Audi A3 op het parkeerterrein zal wachten met een dikke Marokkaan. Hij vraagt aan [medeverdachte 1] om hem ook over te nemen en hem ergens neer te zetten.
Uit de hiervoor weergegeven berichten volgt dat [medeverdachte 1] in de ochtend van 16 februari 2021 verschillende betrokkenen ervan op de hoogte stelt dat de Colombianen om 11:00 uur het adres voor de afspraak zullen doorgeven. [medeverdachte 2] laat vervolgens anderen zich gereed maken voor de afspraak en [medeverdachte 1] vraagt een aantal mensen naar zijn kantoor aan de [straat in Den Haag] in Den Haag te komen. Hij geeft het adres van de afspraak, het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee, aan meerdere personen door.
Vanuit Den Haag reist [medeverdachte 1] samen met anderen naar Alkmaar, waar voorafgaand aan de afspraak met de Colombianen een ontmoeting plaatsvindt met andere betrokkenen bij het plan. Uit de SKY-berichten volgt dat de bedoeling is dat [medeverdachte 1] de anderen daar instrueert over wat er in Bergen aan Zee moet gebeuren.
De reis van [verdachte] naar de ontmoetingsplaats in Alkmaar
[verdachte] rijdt in de ochtend van 16 februari 2021 samen met medeverdachte [medeverdachte 4] in diens BMW X5 met kenteken [kenteken 1] (hierna: de BMW) vanuit de Achterhoek richting Noord-Holland. Onderweg stoppen zij bij een tankstation langs de A1. Daar ontmoet [verdachte] medeverdachte [medeverdachte 5] en NNman4733. Later die middag vindt een ontmoeting plaats bij een KFC restaurant aan de Tafelbergweg in Amsterdam. Daarbij zijn aanwezig [verdachte] , [medeverdachte 5] , NNman4733 en (minimaal) twee onbekend gebleven personen, te weten de bestuurder van een Duitse Mercedes A200 met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Mercedes) en de bestuurder van een Audi A6 Avant (station) met kenteken [kenteken 3] (hierna: de Audi A6). Na deze ontmoeting stappen [verdachte] als passagier en [medeverdachte 5] als bijrijder in de Audi A6. De Audi A6 rijdt vervolgens via het centrum van Bergen naar de eerder genoemde ontmoetingsplaats in Alkmaar. De Mercedes en de BMW rijden rechtstreeks naar de ontmoetingsplaats.
De reis van Alkmaar naar Bergen aan Zee
Uit de track- en tracegegevens van de Mercedes blijkt dat dit voertuig om 15:09 uur uit Alkmaar is vertrokken en naar Bergen aan Zee rijdt.
Kort daarvoor, om 15:03 uur stuurt [medeverdachte 3] [medeverdachte 1] een audiobericht waarin hij zegt dat hij op het parkeerterrein is, dat er niemand in de auto zit en dat al de huizen erom heen ook leeg zijn. Hieruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 3] al voor de geplande ontmoeting op het Van der Wijckplein is geweest en [medeverdachte 1] daarover informeert.
Om 15:05 uur laat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] weten dat de jongen al op het parkeerterrein wacht en vraagt [medeverdachte 3] om hem op te halen. [medeverdachte 3] antwoordt: ‘verdomme schrijf niets, ik weet niets’. [medeverdachte 2] vraagt: ‘Zijn jullie daar dan niet samen?’ [medeverdachte 3] schrijft om 15:10 uur: ‘Nee, ik ben in een andere auto met de uitrusting’.
Om 15:13 uur stuurt [medeverdachte 1] de volgende audioberichten naar [medeverdachte 3] : ‘ze gaan er al naar toe, in ieder geval in een BMW een X5, in ieder geval een Audi in stationcar uitvoering en nog een Mercedes. Ze rijden er al daar naar toe’, ‘Ze zeiden dat er vlakbij de rotonde een Colombiaans varken rondloopt’ en ‘Wij rijden daar al naar toe, met een Citroën, verdomme, ook zo’n Jeepje, we rijden met een Jeepje-Citroën en de Audi in de combi rijdt eveneens’.
De voertuigen die [medeverdachte 1] in dit bericht noemt, zijn ook te zien op camerabeelden in (het centrum van) Bergen.
De gebeurtenissen op het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee
Uit de (beschrijving van de) camerabeelden die onderdeel uitmaken van het dossier, blijkt het volgende. Om 15:28 uur parkeert een Ford Focus op het Van der Wijckplein, aan de kant van de flat. Naar later blijkt, zit op de bestuurdersstoel [vriendin van het slachtoffer] , de vriendin van het slachtoffer.
Om 15:34 uur straalt de telefoon van [medeverdachte 5] een zendmast aan in Bergen aan Zee.
Om 15:38 uur rijdt [medeverdachte 4] zijn BMW het Van der Wijckplein op en parkeert daar in een parkeervak. Een paar seconden later rijdt de Mercedes het Van der Wijckplein op en parkeert eveneens in een parkeervak, ongeveer tegenover de plaats waar de Ford Focus staat.
Om 15:42 uur loopt het slachtoffer vanaf de Zeeweg het Van der Wijckplein op en hij loopt naar de Mercedes toe waar hij aan de bestuurderszijde voorover gebogen blijft staan.
Om 15:44 uur rijdt de Audi A6 het Van der Wijckplein op en stopt ter hoogte van de Mercedes, waar het slachtoffer nog steeds staat. Op het moment dat de Audi A6 stopt, klinkt er direct een luide knal. Er stappen achtereenvolgens vanuit de rechterachterportier en de bijrijdersplaats van de Audi A6 twee personen (persoon 1 en persoon 2) uit die naar het slachtoffer lopen, waarbij er worsteling ontstaat en persoon 1, even later geholpen door persoon 2, het slachtoffer via de linkerzijde van het voertuig in de Audi A6 proberen te duwen. Ongeveer een halve minuut later stappen twee personen uit de Mercedes. Op de camerabeelden is te zien dat de man die vanaf de bijrijdersplaats uit de Mercedes stapt (persoon 3), na het schietincident in de BMW van [medeverdachte 4] stapt. Op grond van de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 4] dat [verdachte] na het schietincident naar de BMW van [medeverdachte 4] is gelopen en is ingestapt, concludeert de rechtbank dat [verdachte] de persoon is die op de bijrijdersplaats van de Mercedes heeft gezeten.
De bestuurder van de Mercedes (persoon 4) loopt naar de mannen die bij de Audi A6 aan het worstelen zijn en maakt direct een slaande beweging met zijn arm. Ook [verdachte] loopt daar naartoe en neemt deel aan de worsteling. Dan klinkt er weer een harde knal. [verdachte] loopt kort daarna naar de BMW van [medeverdachte 4] en het slachtoffer gaat naar de grond. Dan zijn er meerdere knallen te horen. Twee van de mannen lopen naar de Mercedes en rijden met verhoogde snelheid weg. [verdachte] is inmiddels als bijrijder bij [medeverdachte 4] in de BMW gestapt, die ook wegrijdt. De vierde man is in de Audi A6 gestapt, die eveneens wegrijdt. Het slachtoffer blijft liggend op de grond achter en wordt door twee personen in de Ford Focus getild. Om 15:46 uur rijdt de Ford Focus ook weg.
Het overlijden van het slachtoffer
De inmiddels gealarmeerde politie treft de Ford Focus kort daarna rijdend aan in Bergen.
Het slachtoffer wordt ernstig gewond aangetroffen en is ter plaatse overleden. Het NFI heeft sectie verricht op het lichaam. Daarbij zijn drie schotletsels aangetroffen, waarvan één schampschot ter hoogte van de heup. Het tweede schotletsel betreft een inschotverwonding aan de voorzijde van zijn rechterbovenbeen en een uitschotverwonding aan de achterzijde van het rechterbovenbeen. Het rechterbovenbeen was hierdoor gebroken. Het derde schotletsel betreft een inschotverwonding hoog op de rug, tussen de schouderbladen.
De kogel van het kaliber 9mm Parabellum zat nog in het lichaam van het slachtoffer.
Het NFI heeft geconcludeerd dat het overlijden van het slachtoffer zonder meer wordt verklaard door inwendige letsels als gevolg van het inschotletsel hoog aan de rug, met een mogelijke bijdrage aan het overlijden of de snelheid van het overlijden van een doorschot door het rechterbovenbeen.
Op de plaats delict zijn twee hulzen aangetroffen van het kaliber 9mm Parabellum (bodemstempel CBC 9mm Luger) en zeven hulzen van het kaliber 7.65 m Browning (bodemstempel 7.65mm 15 S&B). Het NFI heeft geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de inschotbeschadiging in het bovenbeen van het slachtoffer is veroorzaakt door een kogel van het kaliber 9mm Parabellum, dan door munitie van het kaliber 7.65mm Browning.
SKY-gesprekken na het schietincident
Om 16:08 uur, ruim twintig minuten na het schietincident, schrijft [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] : ‘Jullie kunnen daar beter wegwezen, want iets is niet oké’. [medeverdachte 1] schrijft terug: ‘weet ik’.
Om 16:10 uur laat [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 2] weten dat hij aan het oprotten is. [medeverdachte 2] zegt dat hij moet zorgen dat hij daar weg komt. [medeverdachte 3] zegt dat hij de auto ergens achter laat en in een taxi stapt. [medeverdachte 2] laat aan [medeverdachte 3] weten dat hij een bunker kan klaar maken tot alles tot rust komt. [medeverdachte 3] zegt dat hij voorlopig naar de basis vliegt en dat hij wel ziet wat er speelt.
[medeverdachte 3] brengt nog andere personen op de hoogte van de schietpartij. Rond 16:52 uur schrijft hij aan een onbekend gebleven gebruiker met SKY-account [SKY-account onbekende 2] : ‘wat een rit verdomme. We gingen er eentje oprollen. Ze strooiden zich uit met 5’, ‘Bij ons iedereen heel. In het midden van de stad. We hebben twee getroffen’, ‘kankervet, eentje waarschijnlijk gekrepeerd’, ‘en ze spraken op het parkeerterrein af en toen wij begonnen die ene in te trekken (ook vertaald als: naar binnen te trekken), strooiden zij zich uit en begonnen te bonken en ik verneukte hem direct 2 keer en die klojo viel neer in die andere’.
Om 21:03 uur ontvangt [medeverdachte 1] een bericht van [SKY-account onbekende 3] aan wie hij twee minuten voor het schietincident had laten weten: ‘Now I go take mutherfucker’. [SKY-account onbekende 3] schrijft: ‘I hear you got the mutherfucker colombian’. [medeverdachte 1] antwoordt: ‘ask Cobra’. Uit de bewijsmiddelen volgt dat Cobra een bijnaam/alias is van [medeverdachte 3] .
Medeplegen van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2 primair)
Juridisch kader
Voor de kwalificatie medeplegen is volgens vaste rechtspraak vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Bij medeplegen ligt het accent op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
Rol en wetenschap van [verdachte]
heeft bij de politie verklaard dat hij niet wist wat er zou gaan gebeuren op het Van der Wijckplein en dat hij uit de auto was gestapt omdat hij zag dat een vriend ruzie had.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat [verdachte] in de ochtend van 16 februari 2021 vanuit het oosten van het land richting Noord-Holland is gereisd. Bij een tankstation langs de A1 heeft hij onder andere NNman4733 en [medeverdachte 5] ontmoet. [verdachte] en NNman4733 hebben elkaar vermoedelijk de dag ervoor al in Vlaardingen ontmoet, nadat [verdachte] een bezoek heeft gebracht aan [medeverdachte 1] met het oog op de afspraak met de Colombianen. Op 16 februari 2021 heeft vervolgens een ontmoeting plaatsgevonden bij de KFC in Amsterdam, waarbij in ieder geval [verdachte] , NNman4733, [medeverdachte 5] en de bestuurders van de Mercedes en de Audi A6 aanwezig waren. Vanaf daar is [verdachte] samen met [medeverdachte 5] in de Audi A6, welk voertuig later een belangrijke rol speelt op het Van der Wijckplein, via Bergen naar de volgende ontmoetingsplaats in Alkmaar gereden. Daar heeft [medeverdachte 1] anderen geïnstrueerd wat er in Bergen aan Zee moest gebeuren. Vervolgens is [verdachte] naar Bergen aan Zee gereisd en op het Van der Wijckplein zat hij als bijrijder in de Mercedes.
Het slachtoffer, dat een bericht had ontvangen dat de afspraak zou zijn met een persoon in een witte Mercedes, is naar de Mercedes toegelopen, aan de bestuurderszijde van de Mercedes gaan staan en heeft daar ongeveer twee minuten voorovergebogen gestaan. Hieruit kan worden afgeleid dat het slachtoffer met de bestuurder van de Mercedes heeft gesproken. [verdachte] zat naast de bestuurder en moet dan ook hebben geweten wat de bedoeling was. Nadat er een worsteling was ontstaan tussen de personen uit de Audi A6 en het slachtoffer, hebben ook de bestuurder van de Mercedes en [verdachte] zich met de worsteling bemoeid en hebben zij geprobeerd het slachtoffer in de Audi A6 te duwen. Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, kan het niet anders dan dat [verdachte] wist van het plan om het slachtoffer te ontvoeren. Doordat [verdachte] samen met de andere drie heeft geprobeerd het slachtoffer in de gereedstaande auto te duwen, heeft hij een significante bijdrage geleverd aan het tenlastegelegde.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] medepleger is van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer.
Strafverzwarende omstandigheid ‘de dood ten gevolge hebbend’
Onder feit 2 primair is de strafverzwarende omstandigheid ten laste gelegd dat de poging tot ontvoering de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft gehad. Voor een bewezenverklaring van het strafverzwarende gevolg is vereist dat een zodanig verband bestaat tussen de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer, dat de dood redelijkerwijs als gevolg van dat feit aan [verdachte] kan worden toegerekend.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen - zoals hiervoor weergegeven - volgt dat [verdachte] en zijn medeverdachten van plan waren het slachtoffer met geweld te ontvoeren. Tijdens de uitvoering van de poging om het slachtoffer in een auto te duwen is het slachtoffer in zijn rug en zijn been geschoten, als gevolg waarvan hij is komen te overlijden. Onder deze omstandigheden bestaat een zodanig verband tussen de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer, dat de dood van het slachtoffer redelijkerwijs aan [verdachte] kan worden toegerekend.
Medeplegen doodslag (feit 1 primair)
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 3] de schutter is geweest die de dodelijke kogels op het slachtoffer heeft afgevuurd. Naar het oordeel van de rechtbank is [verdachte] aan te merken als medepleger van de doodslag. De rechtbank baseert dit op het volgende. [verdachte] heeft als uitvoerder deelgenomen aan een plan dat inhield dat het slachtoffer op klaarlichte dag op een parkeerplaats met geweld zou worden ontvoerd om hem vervolgens vast te houden. Daarbij was het de verwachting dat de Colombianen gewapend zouden zijn. Met het oog hierop hebben medeverdachten van [verdachte] ook (een) vuurwapen(s) (uitrusting) meegenomen. Dat bij de ontvoering met het vuurwapen zou worden gedreigd en dat het vuurwapen mogelijk ook zou worden gebruikt, kan dan ook niet anders dan onderdeel van het plan zijn geweest. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit SKY-berichten volgt dat er rekening mee werd gehouden dat de groep Colombianen ook bewapend was en dat er sprake zou kunnen zijn van een gewelddadige confrontatie. Het gebruik van vuurwapengeweld is tegen de achtergrond van de poging tot ontvoering ook niet zo uitzonderlijk dat dit uitsluitend een spontane ingeving moet zijn geweest van [medeverdachte 3] , die niet aan zijn mededaders kan worden toegerekend.
Niet blijkt dat [verdachte] heeft deelgenomen aan de SKY-berichten waarin op 16 februari 2021 en de dagen daaraan voorafgaand door verschillende medeverdachten is gesproken over een ontvoeringsplan en de uitvoering daar. Wel is hij op 15 februari 2021 in het kantoor van [medeverdachte 1] geweest en op 16 februari 2021 was hij voorafgaand aan het schietincident bij drie ontmoetingsplaatsen waar ook andere betrokkenen bij het plan zijn geweest. In Alkmaar heeft [medeverdachte 1] , die een organiserende en sturende rol had, instructies gegeven over wat er in Bergen aan Zee moest gebeuren. De rechtbank neemt aan dat [verdachte] , als uitvoerder van de poging tot ontvoering, in ieder geval vanaf dat moment op de hoogte is geweest van het ontvoeringsplan waarbij het beoogde slachtoffer naar het Van der Wijckplein zou komen in de veronderstelling dat daar een drugsdeal zou gaan plaatsvinden. Tegen deze achtergrond, een ontvoering die zich afspeelt in het drugsmilieu, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat [verdachte] er rekening mee moet hebben gehouden dat er (een) wapen(s) meegenomen zou(den) worden en dat het gebruik daarvan niet zou worden geschuwd. In dat verband is mede van belang dat de plaats waar de poging tot ontvoering was gepland (namelijk overdag op een openbaar parkeerterrein in een toeristisch dorp) een snelle overmeestering van het slachtoffer nog belangrijker maakte en (dreiging met) vuurwapengeweld dit kon bewerkstelligen. De rechtbank acht daarbij ook van belang dat op het moment dat de Audi A6 op het Van der Wijckplein stopte en nog voordat er iemand was uitgestapt, er een schot wordt gelost. Daardoor wist [verdachte] , die op dat moment in de Mercedes zat en ongeacht wie er had geschoten, dat er vuurwapens in het spel waren.
Dit heeft hem er niet van weerhouden uitvoering te geven aan het ontvoeringsplan dat volgde. In het licht van al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er een aanmerkelijke kans was dat er vuurwapens zouden worden meegebracht en gebruikt, dat het niet anders kan dan dat [verdachte] dit moet hebben geweten en dat hij deze kans bewust heeft aanvaard.
Gekwalificeerde doodslag?
Vervolgens is aan de orde de vraag of de doodslag is gepleegd met het oogmerk om de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving voor te bereiden, gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad de straffeloosheid aan zichzelf of anderen te verzekeren.
De officieren van justitie hebben naar voren gebracht dat het schieten is gebruikt om het slachtoffer te intimideren of te verwonden om zonder verzet mee te werken aan de ontvoering, terwijl ook niet uitgesloten is dat tegen het einde een reeks schoten is gelost om de vlucht mogelijk te maken en straffeloos te blijven. De officieren van justitie hebben daarmee geconcludeerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om de gekwalificeerde doodslag bewezen te verklaren.
De kern van de strafbaarstelling van artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht bestaat uit een doodslag die in een onmiddellijk verband staat met een ander strafbaar feit, zowel in causaal opzicht als wat het tijdstip van het zich voordoen van de feiten betreft: het andere feit (ook wel aangeduid als oorsprongsfeit) moet de doodslag in zo’n mate vergezellen of van nabij volgen of daaraan voorafgaan dat het geacht kan worden er één geheel van uit te maken, met als nadere beperking van de reikwijdte van de strafbaarstelling het (bijkomende) oogmerk van een verdachte dat de doodslag is gericht op het bijvoorbeeld straffeloosheid verzekeren voor dat andere feit.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de doodslag niet zijn gepleegd met het doel om de uitvoering van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Het doden van het slachtoffer is namelijk niet verenigbaar met het oogmerk om zijn ontvoering voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Verder bevat het dossier, mede in aanmerking genomen het zeer korte tijdsbestek waarbinnen de poging om het slachtoffer in de auto te duwen plaatsvindt en de schoten worden gelost, onvoldoende bewijs om aan te nemen dat het slachtoffer is doodgeschoten om de daders bij betrapping op heterdaad straffeloosheid te verzekeren.
[verdachte] zal dan ook van deze in feit 1 primair ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.