ECLI:NL:RBNHO:2023:3845

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
15/147702-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot ontvoering en doodslag in Bergen aan Zee met fatale afloop

Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot ontvoering en doodslag. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 16 februari 2021 in Bergen aan Zee, waarbij het slachtoffer, een Colombiaan, werd doodgeschoten tijdens een poging tot ontvoering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een plan had om het slachtoffer te ontvoeren, wat resulteerde in een gewelddadige confrontatie. De verdachte was aanwezig op de plaats delict en heeft een significante bijdrage geleverd aan de uitvoering van het ontvoeringsplan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het geheel. De rechtbank heeft het beroep op noodweer verworpen, omdat er geen bewijs was dat het slachtoffer een schot had gelost voordat de verdachte en zijn medeverdachten in actie kwamen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de gekwalificeerde doodslag, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan medeplegen van doodslag en poging tot ontvoering, waarbij de dood van het slachtoffer het gevolg was van hun handelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.147702.21
Uitspraakdatum: 26 april 2023
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15, 17, 22 en 27 maart 2023 en 12 april 2023 (sluiting van het onderzoek) in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Veenhuizen, locatie Norgerhaven.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. D. Sarian en mr. R. Funke Küpper en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. A. Çatbaş, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte (hierna ook: [verdachte] ) is ten laste gelegd dat hij zich, kort en zakelijk weergegeven, heeft schuldig gemaakt aan het volgende:

1 primair

het medeplegen van de gekwalificeerde doodslag van [het slachtoffer] in de periode van 11 februari 2021 tot en met 16 februari 2021 in verschillende plaatsen in Nederland;

1 subsidiair

de medeplichtigheid aan het medeplegen van de gekwalificeerde doodslag van [het slachtoffer] in de periode van 11 februari 2021 tot en met 16 februari 2021 in verschillende plaatsen in Nederland;

2 primair

het medeplegen van een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van [het slachtoffer] , terwijl het feit de dood ten gevolge heeft in de periode van 11 februari 2021 tot en met 16 februari 2021 in verschillende plaatsen in Nederland;

2 subsidiair

de medeplichtigheid aan het medeplegen van een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van [het slachtoffer] , terwijl het feit de dood ten gevolge heeft in de periode van 11 februari 2021 tot en met 16 februari 2021 in verschillende plaatsen in Nederland.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten. Op het standpunt van het Openbaar Ministerie zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte op 16 februari 2021 op het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee is geweest of anderszins een rol heeft gespeeld bij het tenlastegelegde. Op het verweer zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten op grond van de redengevende feiten en omstandigheden die zijn opgenomen in de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.3.2
Bewijsmotivering
Inleiding
Op 16 februari 2021, omstreeks 15:45 uur, hebben vier mannen in Bergen aan Zee geprobeerd [het slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) in een gereedstaande auto te duwen. Het slachtoffer heeft zich hiertegen verzet. Er is met vuurwapens geschoten en het slachtoffer is drie keer geraakt. Op dezelfde dag is het slachtoffer enige tijd later in Bergen als gevolg van een inschotletsel overleden.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of [verdachte] een strafrechtelijke betrokkenheid heeft gehad bij de ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag (feit 1) en de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving de dood tot gevolg hebbend (feit 2), als medepleger dan wel als medeplichtige. Bij de beantwoording van die vragen gaat de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De aanleiding
In het dossier bevindt zich een groot aantal SKY-berichten. Medeverdachte [medeverdachte 1] is de gebruiker van het SKY-account [SKY-account medeverdachte 1] . Hij stuurt op 11 februari 2021 foto’s van pakketten cocaïne naar een onbekend gebleven persoon en spreekt af om elkaar in Zandvoort te ontmoeten, waarna een foto van een straatnaambord met [straatnaam Zandvoort] wordt gestuurd. Na de ontmoeting stuurt [medeverdachte 1] berichten naar het SKY-account [SKY-account medeverdachte 2] , waarvan medeverdachte [medeverdachte 2] de gebruiker is. [medeverdachte 1] laat weten dat de Colombianen hem hebben vastgebonden en zijn Rolex en € 150.000,- van hem hebben afgenomen. [medeverdachte 1] zegt verder dat hij tijdens de beroving besloot om te gaan liggen, omdat hij anders neergeschoten zou worden. De Colombianen zouden 25 kilogram cocaïne aan hem verkopen. Ze hebben twee kilogram echte cocaïne laten zien, maar de overige 23 kilogram bleek suiker te zijn.
De zoektocht naar de Colombianen
[medeverdachte 2] biedt [medeverdachte 1] vervolgens zijn hulp aan om de Colombianen op te sporen en gevangen te zetten. [medeverdachte 2] stuurt aan [medeverdachte 1] het bericht dat hij Albanezen heeft die sterk zijn en indien nodig ‘veel uitrusting’ hebben. Hij heeft een team ter plaatse als dat nodig is. [medeverdachte 1] antwoordt bevestigend op de vraag van [medeverdachte 2] of hij moet rondvragen en zoeken en stuurt een afbeelding met het adres [adres] , Zandvoort. Vermoedelijk was dit het adres waar eerdergenoemde ontmoeting met de Colombianen had plaatsgevonden. Ook stuurt hij [medeverdachte 2] een foto van een mishandeld persoon en laat hij weten dat de persoon op de foto garant stond (de rechtbank begrijpt: de tussenpersoon van de mislukte cocaïnedeal).
Diezelfde dag laat medeverdachte [medeverdachte 3] , gebruiker van SKY-account [SKY-account medeverdachte 3] , in SKY-berichten met meerdere onbekend gebleven personen weten dat [medeverdachte 1] door de Colombianen met wapens is bedreigd en is beroofd. [medeverdachte 3] zegt dat hij in Servië is, maar dat hij eraan komt.
Uit voorgaande bevindingen leidt de rechtbank af dat op 11 februari 2021 sprake is geweest van een mislukte drugsdeal met een groep Colombianen waarbij [medeverdachte 1] als potentiële koper van een hoeveelheid cocaïne is beroofd van een aanzienlijk geldbedrag en een Rolex horloge. Vervolgens is hij op zoek gegaan naar de betreffende personen en heeft hij zich bij zijn zoektocht laten helpen door anderen, onder wie [medeverdachte 2] .
Het ontvoeringsplan en de voorbereiding daarvan in de dagen voorafgaand aan 16 februari 2021
[medeverdachte 1] laat op 12 februari 2021 aan [medeverdachte 2] weten dat hij ‘de hoeren’ (de rechtbank begrijpt: de Colombianen) heeft gevonden en dat ze weer iemand willen oplichten. [medeverdachte 2] zegt dat hij al een team met uitrusting klaar heeft, dat ze weten wat ze moeten doen, en dat de Rolex en ‘de saus’ (de rechtbank begrijpt: het geld) die uit ze wordt geperst, zodra ze ontwapend en vastgebonden zijn, voor [medeverdachte 1] zijn. Er komt vijf man met uitrusting. [medeverdachte 1] moet erbij komen zodra het klaar is. [medeverdachte 1] zegt hierop ‘ik wil hen en de Rolex, voor het principe’. [medeverdachte 2] zegt dat hij een professioneel team heeft en dat zijn team als klanten naar de Colombianen toe zullen gaan. Zodra de Colombianen zijn ontwapend en vastgebonden, kan [medeverdachte 1] komen om ze te verhoren. Zijn team zal het vuile werk doen, maar er moet geen kop vallen want dan zal er veel geruis zijn.
[medeverdachte 1] laat [medeverdachte 2] om 21:37 uur weten dat de Colombianen ‘het lokaas hebben gegrepen’ en dat zij een afspraak willen op maandag.
[medeverdachte 2] biedt [medeverdachte 1] op 13 februari 2021 nogmaals zijn hulp aan en benoemt daarbij dat het een heftige aanvaring kan zijn met gebruik van uitrusting.
Op 14 februari 2021 laat [medeverdachte 1] aan een onbekend gebleven persoon met SKY-account [SKY-account onbekende 1] weten wat het plan is. Hij schrijft: ‘en we moeten praten, zij moeten rijden en die Colombiaan van de straat oprollen en hem brengen, er moet alleen een plek geregeld worden waar naartoe’, ‘zo eentje om hem daar naar binnen te dragen en breken, en verhoren’ en ‘wij beveiligen aan de zijkanten, maar laat hen hem in het busje gooien, mij of jou zouden ze van ver herkennen’.
Uit de inhoud van deze gesprekken volgt dat [medeverdachte 1] , al dan niet via anderen, in contact is gekomen met de Colombianen en een afspraak heeft gemaakt. Ook blijkt wat het doel van de afspraak is: een Colombiaan ontvoeren en (zwaar) mishandelen.
De gebeurtenissen op 16 februari 2021
Op 16 februari 2021 laat [medeverdachte 1] rond 9:17 uur aan meerdere personen weten dat de Colombianen om 11:00 uur het adres zullen geven. [medeverdachte 2] reageert dat hij direct Norman gaat bellen dat hij zijn lui wakker maakt. Hij laat [medeverdachte 1] even later weten dat hij al naar vier een bericht heeft gestuurd dat ze moeten opstaan en dat eentje met uitrusting kan zijn. [medeverdachte 2] vraagt om 12:06 uur aan [medeverdachte 1] waar ze naartoe moeten rijden. [medeverdachte 1] stuurt ongeveer tien minuten later een kaartje met de route naar het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee naar [medeverdachte 2] en schrijft dat er maar één toegangsweg is. [medeverdachte 1] zegt dat ze daar voorlopig niet in moeten rijden.
Om 13:28 uur instrueert [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] dat ‘ze 10 km bij die stad vandaan moeten wachten’ en dat hij ze daar zal ontmoeten. Hij stuurt [medeverdachte 2] het adres van de Albert Heijn XL aan de Wendelaarstraat in Alkmaar. [medeverdachte 1] zal ze daar opvangen en zegt dat hij met een witte en een donkerblauwe Citroën is. [medeverdachte 2] zegt dat er een Audi A3 op het parkeerterrein zal wachten met een dikke Marokkaan. Hij vraagt aan [medeverdachte 1] om hem ook over te nemen en hem ergens neer te zetten.
Uit de hiervoor weergegeven berichten volgt dat [medeverdachte 1] in de ochtend van 16 februari 2021 verschillende betrokkenen ervan op de hoogte stelt dat de Colombianen om 11:00 uur het adres voor de afspraak zullen doorgeven. [medeverdachte 2] laat vervolgens anderen zich gereed maken voor de afspraak. [medeverdachte 1] geeft het adres van de afspraak, het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee, aan meerdere personen door.
In de ochtend van 16 februari 2021 heeft [medeverdachte 1] ook contact gehad met medeverdachte [medeverdachte 4] , die de gebruiker van SKY-account [SKY-account medeverdachte 4] is. Hij laat weten dat de Colombianen om 11:00 uur het adres zullen geven (’11 Colombia people give me adres’). [medeverdachte 4] gaat in het begin van de middag naar een kantoorruimte van [medeverdachte 1] aan de [straat in Den Haag] in Den Haag. Uit de onderzoeksbevindingen blijkt dat [medeverdachte 4] de dag daarvoor een op naam van zijn zus gehuurde Citroën C5 met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Citroën C5) heeft opgehaald.
Vanuit Den Haag reist [medeverdachte 1] samen met anderen naar Alkmaar waar voorafgaand aan de afspraak met de Colombianen een ontmoeting plaatsvindt met andere betrokkenen bij het plan. Uit de SKY-berichten volgt dat de bedoeling is dat [medeverdachte 1] de anderen daar instrueert over wat er in Bergen aan Zee moet gebeuren.
De reis van [verdachte] naar de ontmoetingsplaats in Alkmaar
[verdachte] rijdt op 16 februari 2021 rond 10:04 uur vanuit de omgeving van Ermelo met zijn auto naar ’t Harde. Vanaf daar reist [verdachte] gelijktijdig met een onbekend gebleven gebruiker van het telefoonnummer eindigend op 4733 (hierna: NNman4733). Vervolgens ontmoeten NNman4733 en [verdachte] bij een tankstation langs de A1 onder meer medeverdachte [medeverdachte 5] , die in de ochtend van 16 februari 2021 samen met [medeverdachte 6] in diens BMW X5 (hierna: de BMW) vanuit de Achterhoek was vertrokken.
Uit het politieonderzoek is naar voren gekomen dat zowel de telefoon van [medeverdachte 5] als de telefoon met het nummer 4733, de dag ervoor, op 15 februari 2021, omstreeks 17:00 uur een zendmast in Vlaardingen hebben aangestraald. Enige tijd daarvoor, om 14:40 uur, heeft de telefoon van [medeverdachte 5] een zendmast aangestraald die is gelegen aan de [straat in Den Haag] in Den Haag. [medeverdachte 1] heeft de beschikking over een kantoorruimte aan die straat, waar hij en andere betrokkenen op 16 februari 2021 voorafgaand en na de gebeurtenissen in Bergen aan Zee zijn samengekomen. Deze bevindingen bezien in samenhang met de aanwezigheid van [medeverdachte 5] op het Van der Wijckplein op 16 februari 2021 en de al daar door hem verrichte handelingen, maken dat de rechtbank ervan uit gaat dat hij op 15 februari 2021 in Den Haag was om [medeverdachte 1] te ontmoeten met het oog op de afspraak met de Colombianen.
Later die middag vindt een ontmoeting plaats bij een KFC restaurant aan de Tafelbergweg in Amsterdam. Daarbij zijn aanwezig [verdachte] , NNman4733, [medeverdachte 5] en (minimaal) twee onbekend gebleven personen, te weten de bestuurder van een Duitse Mercedes A200 met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Mercedes) en de bestuurder van een Audi A6 Avant (station) met kenteken [kenteken 3] (hierna: de Audi A6). Na deze ontmoeting stapt [verdachte] als bijrijder in de Audi A6. [medeverdachte 5] zit als passagier achterin deze auto. De Audi A6 rijdt vervolgens via het centrum van Bergen naar de eerder genoemde ontmoetingsplaats in Alkmaar. De Mercedes en de BMW rijden rechtstreeks naar de ontmoetingsplaats.
De reis van Alkmaar naar Bergen aan Zee
Uit de track- en tracegegevens van de Mercedes blijkt dat dit voertuig om 15:09 uur uit Alkmaar is vertrokken en naar Bergen aan Zee rijdt. Kort daarvoor, om 15:03 uur stuurt [medeverdachte 3] [medeverdachte 1] een audiobericht waarin hij zegt dat hij op het parkeerterrein is, dat er niemand in de auto zit en dat al de huizen erom heen ook leeg zijn. Hieruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 3] al voor de geplande ontmoeting op het Van der Wijckplein is geweest en [medeverdachte 1] daarover informeert. Om 15:05 uur laat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] weten dat de jongen al op het parkeerterrein wacht en vraagt [medeverdachte 3] om hem op te halen. [medeverdachte 3] antwoordt: ‘verdomme schrijf niets, ik weet niets’. [medeverdachte 2] vraagt: ‘Zijn jullie daar dan niet samen?’ [medeverdachte 3] schrijft om 15:10 uur: ‘Nee, ik ben in een andere auto met de uitrusting’. Om 15:13 uur stuurt [medeverdachte 1] de volgende audioberichten terug: ‘ze gaan er al naar toe, in ieder geval in een BMW een X5, in ieder geval een Audi in stationcar uitvoering en nog een Mercedes. Ze rijden er al daar naar toe’, ‘Ze zeiden dat er vlakbij de rotonde een Colombiaans varken rondloopt’ en ‘Wij rijden daar al naar toe, met een Citroën, verdomme, ook zo’n Jeepje, we rijden met een Jeepje-Citroën en de Audi in de combi rijdt eveneens’.
De voertuigen die [medeverdachte 1] in dit bericht noemt, zijn ook te zien op camerabeelden in (het centrum van) Bergen.
De gebeurtenissen op het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee
Uit de (beschrijving van de) camerabeelden die onderdeel uitmaken van het dossier, blijkt het volgende. Om 15:28 uur parkeert een Ford Focus op het Van der Wijckplein, aan de kant van de flat. Naar later blijkt, zit op de bestuurdersstoel [vriendin slachtoffer] , de vriendin van het slachtoffer. Om 15:34 uur straalt de telefoon van [verdachte] een zendmast aan in Bergen aan Zee. Om 15:38 uur rijdt [medeverdachte 6] zijn BMW het Van der Wijckplein op en parkeert daar in een parkeervak. Een paar seconden later rijdt de Mercedes het Van der Wijckplein op en parkeert eveneens in een parkeervak, ongeveer tegenover de plaats waar de Ford Focus staat. Om 15:42 uur loopt het slachtoffer vanaf de Zeeweg het Van der Wijckplein op en hij loopt naar de Mercedes toe waar hij aan de bestuurderszijde blijft staan. Rond dezelfde tijd rijdt de Citroën C5 het Van der Wijckplein op en passeert het slachtoffer ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats. De Citroën C5 rijdt de rotonde op en verdwijnt uit beeld. Enkele ogenblikken later, omstreeks 15:43 uur, rijdt de Citroën C5 weer de rotonde van het Van der Wijckplein op. Nu rijdt hij rechtsaf de parkeerplaats op en slaat rechtsaf in de richting van de Julianalaan.
Om 15:44 uur rijdt de Audi A6 het Van der Wijckplein op en stopt ter hoogte van de Mercedes, waar het slachtoffer nog steeds staat. Op het moment dat de Audi A6 stopt, klinkt er direct een luide knal. Er stappen achtereenvolgens vanuit de rechterachterportier en de bijrijdersplaats van de Audi A6 twee personen (persoon 1 en persoon 2) uit die naar het slachtoffer lopen, waarbij er worsteling ontstaat en persoon 1, even later geholpen door persoon 2, het slachtoffer via de linkerzijde van het voertuig in de Audi A6 proberen te duwen. Ongeveer een halve minuut later stappen twee personen uit de Mercedes.
De rechtbank gaat ervan uit dat [medeverdachte 5] de man is die vanaf de bijrijdersplaats uitstapt.
De bestuurder van de Mercedes loopt naar de mannen die bij de Audi A6 aan het worstelen zijn en maakt direct een slaande beweging met zijn arm. Ook [medeverdachte 5] loopt daar naartoe en neemt deel aan de worsteling. Dan klinkt er weer een harde knal. [medeverdachte 5] loopt kort daarna naar de BMW van [medeverdachte 6] , en het slachtoffer gaat naar de grond. Dan zijn er meerdere knallen te horen. Twee van de mannen lopen naar de Mercedes en rijden met verhoogde snelheid weg. [medeverdachte 5] is inmiddels als bijrijder bij [medeverdachte 6] in de BMW gestapt, die ook wegrijdt. De andere man is in de Audi A6 gestapt, die eveneens wegrijdt. Het slachtoffer blijft liggend op de grond achter en wordt door twee personen in de Ford Focus getild.
Om 15:46 uur rijdt de Ford Focus ook weg.
Het overlijden van het slachtoffer
De inmiddels gealarmeerde politie treft de Ford Focus kort daarna rijdend aan in Bergen.
Het slachtoffer wordt ernstig gewond aangetroffen en is ter plaatse overleden. Het NFI heeft sectie verricht op het lichaam. Daarbij zijn drie schotletsels aangetroffen, waarvan één schampschot ter hoogte van de heup. Het tweede schotletsel betreft een inschotverwonding aan de voorzijde van zijn rechterbovenbeen en een uitschotverwonding aan de achterzijde van het rechterbovenbeen. Het rechterbovenbeen was hierdoor gebroken. Het derde schotletsel betreft een inschotverwonding hoog op de rug, tussen de schouderbladen.
De kogel van het kaliber 9mm Parabellum zat nog in het lichaam van het slachtoffer.
Het NFI heeft geconcludeerd dat het overlijden van het slachtoffer zonder meer wordt verklaard door inwendige letsels als gevolg van het inschotletsel hoog aan de rug, met een mogelijke bijdrage aan het overlijden of de snelheid van het overlijden van een doorschot door het rechterbovenbeen.
Op de plaats delict zijn twee hulzen aangetroffen van het kaliber 9mm Parabellum (bodemstempel CBC 9mm Luger) en zeven hulzen van het kaliber 7.65 m Browning (bodemstempel 7.65mm 15 S&B). Het NFI heeft geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de inschotbeschadiging in het bovenbeen van het slachtoffer is veroorzaakt door een kogel van het kaliber 9mm Parabellum, dan door munitie van het kaliber 7.65mm Browning.
DNA van [verdachte] in de Mercedes
De Mercedes is in de avond van 16 februari 2021 aangetroffen in Egmond aan den Hoef. Op beelden is te zien dat op die plek rond 15:52 uur twee personen uit deze auto overstappen in de Citroën C5. In de Mercedes is op verschillende plaatsen het DNA van [verdachte] aangetroffen, te weten op de rand van het middenconsole, op de gordel van de bestuurdersstoel en op een frisdrankfles. Op de bestuurdersstoel lag een blauwe latex handschoen, waarvan de pink en ringvinger ontbraken. Op de binnenzijde van deze handschoen is een relatief grote hoeveelheid DNA van [verdachte] aangetroffen en een relatief kleine hoeveelheid DNA van minimaal twee onbekend gebleven personen. Op de buitenzijde van de handschoen zijn schotresten aangetroffen. Hieruit leidt de rechtbank af dat de drager van deze handschoen zich in de nabijheid van een schietproces heeft bevonden. Volgens het NFI is het waarschijnlijker dat deze schotresten afkomstig zijn van munitie van het kaliber 7.65mm Browning dan van kaliber 9mm Parabellum. Gelet op de conclusies van het NFI betekent dit dat de drager van deze handschoen in ieder geval niet degene is geweest die in de rug en het been van het slachtoffer heeft geschoten.
Reisbewegingen na het schietincident
De telefoon van [verdachte] straalt rond 15:58 uur zendmasten aan in Heiloo en Egmond-Binnen. Vervolgens verplaatst de telefoon zich naar Castricum (16:04 uur) en Uitgeest (16:08 uur). Deze reisbeweging vertoont overeenkomsten met de route die de Citroën C5 na het schietincident heeft afgelegd. Rond 17:00 uur straalt de telefoon van [verdachte] een zendmast in Amsterdam aan. Ook de Citroën C5 is rond dat tijdstip in Amsterdam. Vanaf Amsterdam komen de reisbewegingen van de Citroën C5 en de telefoon van [verdachte] niet langer overeen. Om 17:15 uur straalt de telefoon van [verdachte] een zendmast aan in Ouderkerk aan de Amstel. Deze zendmastlocatie geeft onder meer dekking aan het gebied rond de KFC aan de Tafelbergweg in Amsterdam Zuidoost, waar [verdachte] eerder die dag zijn auto had achtergelaten. Om 18:10 uur valt de telefoon onder dekking van een zendmast in Utrecht.
SKY-gesprekken na het schietincident
Om 16:08 uur, ruim twintig minuten na het schietincident, schrijft [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] : ‘Jullie kunnen daar beter wegwezen, want iets is niet oké’. [medeverdachte 1] schrijft terug: ‘weet ik’.
Om 16:10 uur laat [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 2] weten dat hij aan het oprotten is. [medeverdachte 2] zegt dat hij moet zorgen dat hij daar weg komt. [medeverdachte 3] zegt dat hij de auto ergens achter laat en in een taxi stapt. [medeverdachte 2] laat aan [medeverdachte 3] weten dat hij een bunker kan klaar maken tot alles tot rust komt. [medeverdachte 3] zegt dat hij voorlopig naar de basis vliegt en dat hij wel ziet wat er speelt.
[medeverdachte 3] brengt nog andere personen op de hoogte van de schietpartij. Rond 16:52 uur schrijft hij aan een onbekend gebleven gebruiker met SKY-account QJ5D1R: ‘wat een rit verdomme. We gingen er eentje oprollen. Ze strooiden zich uit met 5’, ‘Bij ons iedereen heel. In het midden van de stad. We hebben twee getroffen’, ‘kankervet, eentje waarschijnlijk gekrepeerd’, ‘en ze spraken op het parkeerterrein af en toen wij begonnen die ene in te trekken (ook vertaald als: naar binnen te trekken), strooiden zij zich uit en begonnen te bonken en ik verneukte hem direct 2 keer en die klojo viel neer in die andere’.
Om 21:03 uur ontvangt [medeverdachte 1] een bericht van K9KJ7G aan wie hij twee minuten voor het schietincident had laten weten: ‘Now I go take mutherfucker’. K9KJ7G schrijft: ‘I hear you got the mutherfucker colombian’. [medeverdachte 1] antwoordt: ‘ask Cobra’. Uit de bewijsmiddelen volgt dat Cobra een bijnaam/alias is van [medeverdachte 3] .
Beoordeling van het bewijs: [verdachte] was aanwezig op de plaats delict
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat [verdachte] in de ochtend van 16 februari 2021 vanuit het oosten van het land richting Noord-Holland is gereisd. Hij reist samen met NNman4733 en heeft onderweg bij een tankstation langs de A1 anderen ontmoet, onder wie [medeverdachte 5] . NNman4733 en [medeverdachte 5] hebben elkaar de dag ervoor vermoedelijk al in Vlaardingen ontmoet, nadat [medeverdachte 5] een bezoek had gebracht aan [medeverdachte 1] met het oog op de afspraak met de Colombianen. Op 16 februari 2021 heeft vervolgens een ontmoeting plaatsgevonden bij de KFC in Amsterdam, waarbij in ieder geval [verdachte] , NNman4733, [medeverdachte 5] en de bestuurders van de Mercedes en de Audi A6 aanwezig waren. Vanaf daar is [verdachte] samen met [medeverdachte 5] in de Audi A6, welk voertuig later een belangrijke rol speelt op het Van der Wijckplein, via Bergen naar de volgende ontmoetingsplaats in Alkmaar gereden. Daar heeft [medeverdachte 1] anderen geïnstrueerd wat er in Bergen aan Zee moest gebeuren.
Tien minuten voor het schietincident heeft de telefoon van [verdachte] een zendmast aangestraald in Bergen aan Zee. Nu de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld dat [verdachte] op meerdere plaatsen ontmoetingen heeft gehad met andere betrokkenen bij het ontvoeringsplan en dat hij heeft gezeten in de Audi A6 en Mercedes die zijn gebruikt bij de uitvoering van dat plan, acht zij deze bevinding redengevend voor het bewijs dat [verdachte] op dat moment (met zijn telefoon) in Bergen aan Zee is geweest. Dit wordt versterkt door de omstandigheid dat in de Mercedes een latex handschoen is aangetroffen met schotresten op de buitenzijde en het DNA van [verdachte] aan de binnenzijde. Uit de plek waarop het DNA van [verdachte] is aangetroffen volgt dat hij deze handschoen heeft gedragen. De schotresten aan de buitenzijde zijn afkomstig van munitie van het kaliber 7.65 mm en op de plaats delict zijn hulzen van hetzelfde kaliber aangetroffen.
De rechtbank concludeert hieruit dat de handschoen op de plaats delict gebruikt moet zijn door een uitvoerder van de ontvoeringspoging. De telefoon van [verdachte] heeft na het schietincident dezelfde route afgelegd als de Mercedes, tot aan Egmond aan den Hoef waar de inzittenden zijn overgestapt in de Citroën C5. De telefoon van [verdachte] heeft vanaf die plaats dezelfde route afgelegd als de Citroën C5 (tot aan Amsterdam). Vervolgens heeft de telefoon van [verdachte] een zendmast in Ouderkerk aan de Amstel aangestraald die dekking geeft aan het gebied waar de KFC in Amsterdam is gelegen en waar [verdachte] zijn auto eerder die dag had achtergelaten.
Al deze bevindingen, in onderling verband en samenhang bezien, zijn redengevend voor het bewijs dat [verdachte] op de plaats delict aanwezig is geweest en een van de uitvoerders van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving was.
De vraag is vervolgens of [verdachte] een verklaring heeft gegeven die de redengevendheid van deze feiten en omstandigheden kan ontzenuwen.
De verklaring van [verdachte]
heeft bij de politie verklaard dat hij in de ochtend van 16 februari 2021 door een vriend werd gebeld, van wie hij de naam niet wil noemen. Op verzoek van die vriend zijn ze samen naar Amsterdam gegaan. De vriend reed voor hem in zijn auto en [verdachte] reed achter hem aan. Ze zijn bij een tankstation gestopt en daar kwamen twee mannen in een andere auto. Zijn vriend en die twee mannen hebben twintig minuten met elkaar gepraat, ver bij hem vandaan. [verdachte] heeft niet gehoord wat zij met elkaar bespraken. Daarna zijn ze naar Amsterdam gereden, naar een Burger King of KFC, waar ze hebben gegeten. Op een gegeven moment kwamen er nog twee auto’s, de eerdergenoemde Audi A6 en Mercedes. [verdachte] was toen samen met een andere jongen en alle andere aanwezigen gingen ongeveer dertig tot veertig minuten ergens anders praten. [verdachte] heeft zijn auto in Amsterdam achtergelaten en is als bijrijder in de Audi A6 gestapt. Een andere man ging achterin zitten. Toen zijn ze naar Alkmaar gereden. Na twintig minuten kwamen daar nog vier tot vijf auto’s met mensen erin. Ze gingen ver weg van [verdachte] met elkaar praten. In de Mercedes zat nog één persoon. [verdachte] is aan de bestuurderskant bij hem ingestapt en heeft een uur met deze persoon gepraat. Terwijl hij in de Mercedes zat, heeft [verdachte] een latex handschoen die daar lag aangetrokken.
Na een uur gingen alle personen met alle auto’s weg omdat ze een afspraak hadden. [verdachte] en nog een ander persoon bleven achter. De telefoon van [verdachte] lag toen nog aan de oplader in de Mercedes. Na twintig minuten tot een half uur kwam er een andere auto naar [verdachte] toe. De personen in die auto waren in paniek en zeiden dat er geschoten was. [verdachte] is vervolgens door deze personen teruggereden naar Amsterdam waar zijn auto nog bij de Burger King of KFC geparkeerd stond. Tijdens de autorit zei [verdachte] dat hij beter naar de politie kon gaan, omdat zijn telefoon nog in de Mercedes lag. Hierop werd [verdachte] bedreigd dat zijn familie iets zou worden aangedaan als hij naar de politie zou gaan. Toen [verdachte] terug bij zijn auto was, is hij naar het ziekenhuis in Utrecht gereden, waar zijn dochter op dat moment was. Hij heeft zijn telefoon nooit teruggekregen.
Beoordeling van het alternatief scenario
Dit door [verdachte] geschetste alternatieve scenario roept veel vragen op. Op de zitting heeft [verdachte] zijn verklaring niet nader willen toelichten en hij heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. De rechtbank weegt dit mee bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het alternatief scenario.
De verklaring van [verdachte] dat hij in Alkmaar een uur in Mercedes heeft gezeten en daar de latex handschoen heeft aan- en uitgetrokken, komt de rechtbank niet aannemelijk voor. [verdachte] heeft hiervoor bij de politie geen plausibele uitleg kunnen geven en ook op de zitting heeft hij vragen daarover niet willen beantwoorden. De verklaring dat hij vervolgens in Alkmaar is achtergebleven en ongeveer een half uur later is opgehaald door personen die hem vertelden dat er was geschoten, gelooft de rechtbank niet. Het door [verdachte] genoemde tijdpad past namelijk niet bij de tijdlijn die uit het politieonderzoek naar voren komt: de Mercedes is samen met andere betrokken voertuigen om 15:09 uur uit Alkmaar vertrokken en het schietincident in Bergen aan Zee heeft zich rond 15:45 uur afgespeeld. Vlak daarvoor heeft de telefoon van [verdachte] bovendien een zendmast aangestraald in Bergen aan Zee. De verklaring van [verdachte] dat hij zijn telefoon had achtergelaten in de Mercedes en dat hij deze nooit meer heeft teruggekregen, strookt evenmin met de onderzoeksbevindingen. Niet alleen is de telefoon van [verdachte] niet in de Mercedes aangetroffen, ook heeft die telefoon vanaf de plek waar de Mercedes in Egmond aan den Hoef is achtergelaten een route afgelegd die tot Amsterdam overeenkomt met de route van de Citroën C5, waarin de inzittenden van de Mercedes zijn overgestapt. Vervolgens heeft de telefoon van [verdachte] een zendmast aangestraald die dekking geeft aan het gebied in Amsterdam waar hij eerder zijn auto had achtergelaten. Hij heeft ook verklaard dat hij zijn auto daar heeft opgehaald. In de avond heeft de telefoon een zendmast aangestraald in Utrecht, hetgeen weer strookt met de verklaring van [verdachte] dat hij na het ophalen van zijn auto in Amsterdam naar Utrecht is gereden waar zijn dochter in het ziekenhuis lag. Al deze bevindingen passen bij het scenario dat [verdachte] de hele dag in het bezit is geweest van zijn eigen telefoon en niet bij het scenario dat hij zijn telefoon in de Mercedes heeft achtergelaten en nooit meer heeft teruggekregen.
De rechtbank gaat niet mee in het verweer van de raadsman dat [verdachte] , gelet op de onderzoeksbevindingen, niet op de plaats delict kan zijn geweest omdat uit de onderzoeksbevindingen volgt dat [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , NNman4733 en een onbekend gebleven man A (niet zijnde [verdachte] ) daar waren. Bij dit verweer gaat de raadsman er namelijk ten onrechte aan voorbij dat er naast de vier uitvoerders van de poging tot ontvoering nog een vijfde persoon op de plaats delict aanwezig was, te weten de bestuurder van de Audi A6.
[verdachte] is er dan ook niet in geslaagd een aannemelijke verklaring te geven die de redengevendheid van het voor hem belastende bewijs kan ontzenuwen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat hij aanwezig is geweest op de plaats delict en een van de uitvoerders van de poging tot ontvoering was.
Medeplegen van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2 primair)
Juridisch kader
Voor de kwalificatie medeplegen is volgens vaste rechtspraak vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Bij medeplegen ligt het accent op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
Rol van [verdachte]
Niet is komen vast te staan of [verdachte] met de Mercedes of de Audi A6 naar het Van der Wijckplein is gereden. Dit staat echter niet aan bewezenverklaring van [verdachte] als medepleger van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving in de weg. In beide gevallen kan het niet anders dan dat hij wetenschap heeft gehad van het plan om het slachtoffer met geweld te ontvoeren en heeft hij een significante bijdrage geleverd aan de uitvoering daarvan. Indien hij als bestuurder van de Mercedes op de plaats delict was, heeft [verdachte] voordat de Audi A6 ter plaatse arriveerde met het slachtoffer gesproken en moet hij geweten hebben waarom hij het slachtoffer moest aanspreken. Blijkens de camerabeelden heeft de bestuurder van de Mercedes vervolgens meegedaan aan de worsteling die tot doel had het slachtoffer in de gereedstaande auto te krijgen. Hieruit volgt dat [verdachte] op de hoogte moet zijn geweest dat de ontmoeting met het slachtoffer was georganiseerd onder het valse voorwendsel van een drugsdeal en dat het werkelijke doel was om het slachtoffer te ontvoeren.
Indien [verdachte] een van de twee personen was die uit de Audi A6 is gekomen toen deze auto op het Van der Wijckplein stopte, dan geldt dat hij direct op het slachtoffer is afgelopen en heeft geprobeerd om hem in de Audi A6 te duwen. Gelet op deze handelingen en de wijze waarop deze zijn uitgevoerd, kan het niet anders dan dat deze twee personen wisten van het ontvoeringsplan.
Gelet op de hiervoor door de rechtbank gedane vaststellingen komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] een van de uitvoerders was van de ontvoeringspoging en daaraan een significante bijdrage heeft geleverd. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] medepleger is van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer.
Strafverzwarende omstandigheid ‘de dood ten gevolge hebbend’
Onder feit 2 primair is de strafverzwarende omstandigheid ten laste gelegd dat de poging tot ontvoering de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft gehad. De raadsman heeft in dit verband aangevoerd dat dit strafverzwarende gevolg (de geobjectiveerde dood) niet kan volgen op een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat ook een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de wijze waarop deze wordt uitgevoerd kan leiden tot de dood. De opvatting dat het strafverzwarende gevolg niet bewezen kan worden verklaard in geval van een poging (tot wederrechtelijke vrijheidsberoving), vindt geen steun in het recht.
Voor een bewezenverklaring van het strafverzwarende gevolg is vereist dat een zodanig verband bestaat tussen de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer, dat de dood redelijkerwijs als gevolg van dat feit aan [verdachte] kan worden toegerekend.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen - zoals hiervoor weergegeven - volgt dat [verdachte] en zijn medeverdachten van plan waren het slachtoffer met geweld te ontvoeren. Tijdens de uitvoering van de poging om het slachtoffer in een auto te duwen is het slachtoffer in zijn rug en zijn been geschoten, als gevolg waarvan hij is komen te overlijden. Onder deze omstandigheden bestaat een zodanig verband tussen de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer, dat de dood van het slachtoffer redelijkerwijs aan [verdachte] worden toegerekend.
Medeplegen doodslag (feit 1 primair)
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 3] de schutter is geweest die de dodelijke kogels op het slachtoffer heeft afgevuurd. Naar het oordeel van de rechtbank is [verdachte] aan te merken als medepleger van de doodslag. De rechtbank baseert dit op het volgende. [verdachte] heeft als uitvoerder deelgenomen aan de uitvoering van een plan dat inhield dat het slachtoffer op klaarlichte dag op een parkeerplaats met geweld zou worden ontvoerd om hem vervolgens vast te houden. Daarbij was het de verwachting dat de Colombianen gewapend zouden zijn. Met het oog hierop hebben medeverdachten van [verdachte] ook (een) vuurwapen(s) (uitrusting) meegenomen. Dat bij de ontvoering met het vuurwapen zou worden gedreigd en dat het vuurwapen mogelijk ook zou worden gebruikt, kan dan ook niet anders dan onderdeel van het plan zijn geweest. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit de SKY-berichten volgt dat er rekening mee werd gehouden dat de groep Colombianen ook bewapend was en dat er sprake zou kunnen zijn van een gewelddadige confrontatie.
Het gebruik van vuurwapengeweld is tegen de achtergrond van de poging tot ontvoering ook niet zo uitzonderlijk dat dit uitsluitend een spontane ingeving moet zijn geweest van [medeverdachte 3] , die niet aan zijn mededaders kan worden toegerekend.
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen bewijs is dat [verdachte] wist dat medeverdachten een wapen zouden meenemen. Niet blijkt dat [verdachte] heeft deelgenomen aan de SKY-berichten waarin op 16 februari 2021 en de dagen daaraan voorafgaand door verschillende medeverdachten is gesproken over de uitvoering van het ontvoeringsplan. Wel is hij op 16 februari 2021 voorafgaand aan het schietincident aanwezig geweest bij drie ontmoetingsplaatsen waar ook andere betrokkenen bij het plan zijn geweest. In Alkmaar heeft [medeverdachte 1] , die een organiserende en sturende rol had, instructies gegeven over wat er in Bergen aan Zee moest gebeuren. De rechtbank gaat ervan uit dat [verdachte] , als uitvoerder van de poging tot ontvoering, in ieder geval vanaf dat moment op de hoogte is geweest van het ontvoeringsplan waarbij het beoogde slachtoffer naar het Van der Wijckplein zou komen in de veronderstelling dat daar een drugsdeal zou gaan plaatsvinden. Tegen deze achtergrond, een ontvoering die zich afspeelt in het drugsmilieu, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat [verdachte] er rekening mee moet hebben gehouden dat er (een) wapen(s) meegenomen zou(den) worden en dat het gebruik daarvan niet zou worden geschuwd. In dat verband is mede van belang dat de plaats waar de poging tot ontvoering was gepland (namelijk overdag op een openbaar parkeerterrein in een toeristisch dorp) een snelle overmeestering van het slachtoffer nog belangrijker maakte en (dreiging met) vuurwapengeweld dit kon bewerkstelligen. De rechtbank acht daarbij ook van belang dat op het moment dat de Audi A6 op het Van der Wijckplein stopte en nog voordat er iemand was uitgestapt, er een schot wordt gelost. Daardoor wist [verdachte] , of hij op dat moment nu in de Mercedes zat of in de Audi A6 en ongeacht wie er had geschoten, dat er vuurwapens in het spel waren. Dit heeft hem er niet van weerhouden uitvoering te geven aan het ontvoeringsplan dat volgde. In het licht van al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er een aanmerkelijke kans was dat er vuurwapens zouden worden meegebracht en gebruikt, dat het niet anders kan dan dat [verdachte] dit moet hebben geweten en dat hij deze kans bewust heeft aanvaard.
Gekwalificeerde doodslag?
Vervolgens is aan de orde de vraag of de doodslag is gepleegd met het oogmerk om de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving voor te bereiden, gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad de straffeloosheid aan zichzelf of anderen te verzekeren.
De officieren van justitie hebben naar voren gebracht dat het schieten is gebruikt om het slachtoffer te intimideren of te verwonden om zonder verzet mee te werken aan de ontvoering, terwijl ook niet uitgesloten is dat tegen het einde een reeks schoten is gelost om de vlucht mogelijk te maken en straffeloos te blijven. De officieren van justitie hebben daarmee geconcludeerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om de gekwalificeerde doodslag bewezen te verklaren.
De kern van de strafbaarstelling van artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht bestaat uit een doodslag die in een onmiddellijk verband staat met een ander strafbaar feit, zowel in causaal opzicht als wat het tijdstip van het zich voordoen van de feiten betreft: het andere feit (ook wel aangeduid als oorsprongsfeit) moet de doodslag in zo’n mate vergezellen of van nabij volgen of daaraan voorafgaan dat het geacht kan worden er één geheel van uit te maken, met als nadere beperking van de reikwijdte van de strafbaarstelling het (bijkomende) oogmerk van een verdachte dat de doodslag is gericht op het bijvoorbeeld straffeloosheid verzekeren voor dat andere feit.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de doodslag niet zijn gepleegd met het doel om de uitvoering van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Het doden van het slachtoffer is namelijk niet verenigbaar met het oogmerk om zijn ontvoering voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Verder bevat het dossier, mede in aanmerking genomen het zeer korte tijdsbestek waarbinnen de poging om het slachtoffer in de auto te duwen plaatsvindt en de schoten worden gelost, onvoldoende bewijs om aan te nemen dat het slachtoffer is doodgeschoten om de daders bij betrapping op heterdaad straffeloosheid te verzekeren.
[verdachte] zal dan ook van deze in feit 1 primair ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.
Voorwaardelijk verzoek om een getuige te horen
De raadsman heeft verzocht de vriendin van [verdachte] als getuige te horen, in het geval de rechtbank ten nadele van [verdachte] waarde hecht aan zijn verklaring dat hij in de vroege ochtend van 16 februari 2021 naar het ziekenhuis in Utrecht is geweest. Nu de rechtbank dit onderdeel van de verklaring van [verdachte] niet in de beoordeling heeft betrokken, is de voorwaarde waaronder het verzoek is gedaan niet vervuld, zodat daarop geen beslissing genomen hoeft te worden.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1 primair
hij op 16 februari 2021 te Bergen aan Zee, gemeente Bergen (NH), tezamen en in vereniging met anderen, [het slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door deze [het slachtoffer] met een vuurwapen een of meerdere malen in het lichaam te schieten;
Feit 2 primair
hij op 16 februari 2021 te Bergen aan Zee, gemeente Bergen (NH), tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk [het slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven,
een afspraak hebben gemaakt met die [het slachtoffer] in Bergen aan Zee, en (vervolgens) met meerdere voertuigen en meerdere personen bewapend met een of meer vuurwapen(s) naar de afgesproken plek zijn gekomen en die [het slachtoffer] hebben vastgepakt en die [het slachtoffer] in de richting van een gereedstaand voertuig hebben getrokken en die [het slachtoffer] met een
vuurwapen meerdere malen in/door het lichaam hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
ten gevolge waarvan die [het slachtoffer] is overleden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de eendaadse samenloop van:
Feit 1 primair:
Medeplegen van doodslag
en
Feit 2 primair:
Medeplegen van een poging tot het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft.
Beroep op noodweer
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer en daartoe het volgende aangevoerd. Op basis van de inhoud van het dossier is aannemelijk dat het eerste schot is afgevuurd door het latere slachtoffer. Op het moment van dat eerste schot is er nog geen sprake van enige confrontatie. Het schot vindt plaats nog voordat de twee personen uit de Audi A6 zijn gestapt en terwijl de inzittenden van de Mercedes zich nog in deze auto bevinden. Volgens de verdediging hebben de personen uit de Audi A6 en de Mercedes in een noodweersituatie gereageerd, door geconfronteerd met dat (eerste) schot, het slachtoffer te overmeesteren en te ontwapenen.
Bij de beoordeling van dit verweer stelt de rechtbank voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer nodig is dat het begaan van het ten laste gelegde was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Op grond van de camerabeelden stelt de rechtbank vast dat op het moment dat de Audi A6 stopt op het Van der Wijckplein, ter hoogte van het parkeervak waar het slachtoffer bij de Mercedes staat, een schot klinkt. Op basis van de inhoud van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen wie dat schot heeft gelost, waar deze persoon zich bevond en in welke richting is geschoten. In de bewijsmiddelen kan geen steun worden gevonden voor het door de verdediging gestelde scenario dat het eerste schot door het slachtoffer is gelost. De aannemelijkheid van de aan dit scenario ten grondslag gelegde feitelijke toedracht - het slachtoffer loste een schot waardoor een noodweersituatie voor de bij de ontvoeringspoging betrokken uitvoerders ontstond en zij het slachtoffer hebben willen overmeesteren en ontwapenen - kan ook niet volgen uit verklaringen van de verdachte of één van diens mededaders. De verdachte heeft geen verklaring willen afleggen over de gebeurtenissen op het Van der Wijckplein en [medeverdachte 5] , één van de andere uitvoerders van de poging tot ontvoering, heeft weliswaar een verklaring bij de politie afgelegd over wat er zou zijn gebeurd, maar hij heeft niet verklaard dat het slachtoffer geschoten heeft of bewapend was en evenmin dat hij heeft deelgenomen aan de worsteling om het slachtoffer te ontwapenen. Wel kan de rechtbank op grond van de SKY-berichten vaststellen dat de inzittenden van de Mercedes en de Audi A6 van plan waren een Colombiaan die onder het mom van een drugsdeal naar het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee was gelokt, te ontvoeren (en te mishandelen). Verder is uit (de beschrijving van) de camerabeelden af te leiden dat de twee inzittenden die uit de Audi A6 zijn gestapt direct na het eerste schot naar het slachtoffer lopen en hem proberen in de Audi A6 te duwen. Kort daarna sluiten de twee inzittenden van de Mercedes daarbij aan. Eén van hen maakt direct een bovenhandse slaande beweging naar het slachtoffer. Beide personen nemen vervolgens deel aan de worsteling met het slachtoffer, waarbij nog steeds geprobeerd wordt het slachtoffer in de gereedstaande Audi A6 te krijgen. Deze gedragingen van de vier personen zijn in lijn met de bedoeling zoals die volgt uit de SKY-berichten en passen naar uiterlijke verschijningsvorm en ook getalsmatig (vier tegen één) naadloos in een plan iemand - al dan niet met geweld - te ontvoeren en niet bij een situatie waarin iemand ontwapend moet worden. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat niet aannemelijk is geworden dat de vier daders zich na het eerste schot hebben verdedigd tegen een op hen gerichte aanval; zij hebben uitvoering gegeven aan het oorspronkelijke plan om het slachtoffer te ontvoeren.
Dit alles leidt tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat de uitvoerders van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving, onder wie de schutter, zich in een noodweersituatie bevonden. Het beroep op noodweer slaagt dus niet.
Er is ook verder geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien jaren met aftrek van de tijd die hij reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Bij de eis is onder meer rekening gehouden met de ernst van de feiten als ook de context waarin en de wijze waarop deze zijn gepleegd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, verzocht de verdachte een zo laag mogelijke straf op te leggen, de op te leggen straf daarbij zo veel mogelijk in een voorwaardelijke vorm te gieten en indien mogelijk (gedeeltelijk) te kiezen voor een andere strafmodaliteit dan een vrijheidsbenemende straf. Daarbij is volgens de raadsman van belang dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en hij graag de rol als vader van zijn van leukemie herstellende dochter wil vervullen. Ook moet rekening worden gehouden met het feit dat de dood van het slachtoffer de verdachte in veel mindere mate kan worden aangerekend. Het Openbaar Ministerie heeft daarmee volgens de raadsman in de strafeis onvoldoende rekening gehouden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten en delicten op grond van de Opiumwet. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 28 februari 2023.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen geprobeerd de Colombiaanse [het slachtoffer] te ontvoeren met een uiteindelijk fatale afloop. Nadat medeverdachte [medeverdachte 1] - vermoedelijk in het kader van een mislukte drugsdeal - door een groep Colombianen is bestolen van een aanzienlijk geldbedrag (150.000 euro) en een Rolex horloge, zinnen een aantal medeverdachten op wraak. Daartoe wordt met de Colombianen een afspraak gemaakt, waarbij het plan is een Colombiaan te ontvoeren. Die afspraak vindt vervolgens plaats in de middag van 16 februari 2021 in het centrum van Bergen aan Zee. De verdachte is daar samen met diverse medeverdachten in meerdere voertuigen en bewapend naar toe gereden. Ter plaatse is door de verdachte en drie medeverdachten geprobeerd het latere slachtoffer met geweld in een gereedstaande auto te duwen. Bij die ontvoeringspoging is er vanuit de groep waartoe de verdachte behoorde, geschoten waarbij het slachtoffer dodelijk is getroffen.
Het gaat om schokkende feiten. De nabestaanden van het slachtoffer is onherstelbaar leed aangedaan, waaraan niet kan afdoen dat het gaat om feiten die zich in het kader van een drugsconflict in het criminele milieu hebben afgespeeld. De feiten vonden plaats op klaarlichte dag, in het centrum van een Noord-Hollandse kustplaats, waarbij uit de beelden kan worden afgeleid dat verschillende omwoners en voorbijgangers ongewild zijn geconfronteerd met een schietpartij en de vreselijke gevolgen daarvan. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee. Dit soort geweldsdelicten in de georganiseerde drugshandel speelt zich de laatste jaren steeds vaker in de openbare ruimte af, met alle risico’s voor onschuldige burgers van dien. Het gaat om feiten die gevoelens van onveiligheid veroorzaken bij burgers en ook maatschappelijke impact hebben. Uit de handelwijze van de verdachte valt op te maken dat hij op geen enkel moment bij die gevolgen heeft stilgestaan.
De ernst van de feiten en de rol van de verdachte maken dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van lange duur de enige passende sanctie is.
Vanuit een oogpunt van normhandhaving en vergelding moet de verdachte streng bestraft worden. Daarnaast beoogt de rechtbank met een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf anderen ervan te weerhouden dit soort feiten te plegen. In aanmerking nemend dat sprake is van eendaadse samenloop tussen het medeplegen van de doodslag en de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving, de dood ten gevolge hebbend, is in deze zaak de maximaal op te leggen straf vijftien jaar. De rechtbank zal de verdachte een gevangenisstraf van tien jaar opleggen. Deze straf is beduidend lager dan door de officieren van justitie is gevorderd. Dit komt omdat de rechtbank, anders dan de officieren van justitie, niet tot een bewezenverklaring van een gekwalificeerde doodslag (waarvoor een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste dertig jaar kan worden opgelegd).
Daarnaast is van belang dat, afgezet tegen de betrokkenheid van enkele medeverdachten, de verdachte een uitvoerende rol heeft gehad. Zijn beperktere aandeel in het feitencomplex leidt ertoe dat de rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan in de zaken van de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
De rechtbank ziet tot slot geen reden om, zoals door de verdediging is verzocht, een deels voorwaardelijke straf op te leggen of al dan niet gedeeltelijk voor een andere strafmodaliteit te kiezen. Daarvoor zijn de feiten te ernstig.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6.4
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het verzoek van de raadsman om de voorlopige hechtenis op te heffen afwijzen, omdat de ernstige bezwaren en gronden die tot het bevel voorlopige hechtenis hebben geleid, nog steeds van toepassing zijn zoals uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 45, 47, 55, 282 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde feiten de eendaadse samenloop van de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
tien jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. M. Hoendervoogt en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L.L. de Vries en B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 april 2023.
Mr. G.D. Kleijne en B.H.E. Zuidam zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Volledige tekst van de tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
FEIT 1
Primair
hij op of omstreeks 16 februari 2021 te Bergen aan Zee, gemeente Bergen (NH), in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[het slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door deze [het slachtoffer] met een vuurwapen een of meerdere malen in/door het lichaam te schieten,
welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten poging opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid te verzekeren;
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of
[medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer (nog) onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 16 februari 2021 te Bergen aan Zee, gemeente Bergen (NH), in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met elkaar en/of een of meer anderen, althans alleen,
[het slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft/hebben beroofd, door deze [het slachtoffer] met een vuurwapen een of meerdere malen in/door het lichaam te schieten,
welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten poging opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid te verzekeren,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 11 februari 2021 tot en met 16 februari 2021 te Bergen aan Zee, gemeente Bergen (NH), en/of Alkmaar en/of te Zandvoort en/of te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Rijswijk en/of te Amsterdam en/of te Den Haag, in elk geval in Nederland,
tezamen en in verenging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft, door (onder meer)
- informatie te verschaffen over het/de beoogd(e) slachtoffer(s) en/of
- te helpen zoeken naar het/de beoogd(e) slachtoffer(s) en/of
- zich voor te doen als (potentiële) kopers van de goederen van het/de beoogd(e)
slachtoffer(s) en/of
- een ontmoeting met het/de beoogd(e) slachtoffer(s) te regelen en/of af te spreken
en/of
- een of meer personen (ter ondersteuning) te regelen en/of
- personen aan te sturen en/of van informatie te voorzien en/of
- voertuigen voor vervoer (naar en van Bergen aan Zee) te regelen en/of te besturen
en/of
- een of meer vuurwapens te regelen en/of personen met vuurwapens en/of
- door de omgeving te verkennen voorafgaand aan de ontmoeting met beoogd(e)
slachtoffer(s) en/of
- door op de uitkijk te staan;
FEIT 2
Primair
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2021 tot en met 16 februari 2021 te Bergen aan Zee, gemeente Bergen (NH), en/of Alkmaar en/of te Zandvoort en/of te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Rijswijk en/of te Amsterdam en/of te Den Haag, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [het slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
een afspraak heeft/hebben gemaakt met die [het slachtoffer] in Bergen aan Zee, en/of (vervolgens) met meerdere voertuigen en/of meerdere personen bewapend met een of meer vuurwapen(s) naar de afgesproken plek is/zijn gekomen en/of die [het slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of die [het slachtoffer] in de richting van een gereedstaand voertuig heeft/hebben getrokken en/of die [het slachtoffer] met een vuurwapen een of meerdere malen in/door het lichaam heeft/hebben geschoten,
tengevolge waarvan die [het slachtoffer] is overleden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of
[medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 8] en/of een of meer (nog) onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 11 februari 2021 tot en met 16 februari 2021 te Bergen aan Zee, gemeente Bergen (NH), en/of Alkmaar en/of te Zandvoort en/of te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Rijswijk en/of te Amsterdam en/of te Den Haag, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met elkaar en/of een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om opzettelijk [het slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden,
een afspraak heeft/hebben gemaakt met die [het slachtoffer] in Bergen aan Zee, en/of (vervolgens) met meerdere voertuigen en/of meerdere personen bewapend met een of meer vuurwapen(s) naar de afgesproken plek is/zijn gekomen en/of die [het slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of die [het slachtoffer] in de richting van een gereedstaand voertuig heeft/hebben getrokken en/of die [het slachtoffer] met een vuurwapen een of meerdere malen in/door het lichaam heeft/hebben geschoten,
tengevolge waarvan die [het slachtoffer] is overleden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 11 februari 2021 tot en met 16 februari 2021 te Bergen aan Zee, gemeente Bergen (NH), en/of Alkmaar en/of te Zandvoort en/of te Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of te Rijswijk en/of te Amsterdam en/of te Den Haag, in elk geval in Nederland,
tezamen en in verenging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door (onder meer)
- informatie te verschaffen over het/de beoogd(e) slachtoffer(s) en/of
- te helpen zoeken naar het/de beoogd(e) slachtoffer(s) en/of
- zich voor te doen als (potentiële) kopers van de goederen van het/de beoogd(e)
slachtoffer(s) en/of
- een ontmoeting met het/de beoogd(e) slachtoffer(s) te regelen en/of af te spreken
en/of
- een of meer personen (ter ondersteuning) te regelen en/of
- personen aan te sturen en/of van informatie te voorzien en/of
- voertuigen voor vervoer (naar en van Bergen aan Zee) te regelen en/of te besturen
en/of
- een of meer vuurwapens te regelen en/of personen met vuurwapens en/of
- door de omgeving te verkennen voorafgaand aan de ontmoeting met beoogd(e)
slachtoffer(s) en/of
- door op de uitkijk te staan.