3.3.2Bewijsmotivering
Inleiding
Op 16 februari 2021, omstreeks 15:45 uur, hebben vier mannen in Bergen aan Zee geprobeerd [het slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) in een gereedstaande auto te duwen. Het slachtoffer heeft zich hiertegen verzet. Er is met vuurwapens geschoten en het slachtoffer is drie keer geraakt. Op dezelfde dag is het slachtoffer enige tijd later in Bergen als gevolg van een inschotletsel overleden.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of [verdachte] een strafrechtelijke betrokkenheid heeft gehad bij de ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag (feit 1) en de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving de dood tot gevolg hebbend (feit 2), als medepleger dan wel als medeplichtige. Bij de beantwoording van die vragen gaat de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De aanleiding
In het dossier bevindt zich een groot aantal SKY-berichten. Medeverdachte [medeverdachte 1] is de gebruiker van het SKY-account [SKY-account medeverdachte 1] . Hij stuurt op 11 februari 2021 foto’s van pakketten cocaïne naar een onbekend gebleven persoon en spreekt af om elkaar in Zandvoort te ontmoeten, waarna een foto van een straatnaambord met [straatnaam Zandvoort] wordt gestuurd. Na de ontmoeting stuurt [medeverdachte 1] berichten naar het SKY-account [SKY-account medeverdachte 2] , waarvan medeverdachte [medeverdachte 2] de gebruiker is. [medeverdachte 1] laat weten dat de Colombianen hem hebben vastgebonden en zijn Rolex en € 150.000,- van hem hebben afgenomen. [medeverdachte 1] zegt verder dat hij tijdens de beroving besloot om te gaan liggen, omdat hij anders neergeschoten zou worden. De Colombianen zouden 25 kilogram cocaïne aan hem verkopen. Ze hebben twee kilogram echte cocaïne laten zien, maar de overige 23 kilogram bleek suiker te zijn.
De zoektocht naar de Colombianen
[medeverdachte 2] biedt [medeverdachte 1] vervolgens zijn hulp aan om de Colombianen op te sporen en gevangen te zetten. [medeverdachte 2] stuurt aan [medeverdachte 1] het bericht dat hij Albanezen heeft die sterk zijn en indien nodig ‘veel uitrusting’ hebben. Hij heeft een team ter plaatse als dat nodig is. [medeverdachte 1] antwoordt bevestigend op de vraag van [medeverdachte 2] of hij moet rondvragen en zoeken en stuurt een afbeelding met het adres [adres] , Zandvoort. Vermoedelijk was dit het adres waar eerdergenoemde ontmoeting met de Colombianen had plaatsgevonden. Ook stuurt hij [medeverdachte 2] een foto van een mishandeld persoon en laat hij weten dat de persoon op de foto garant stond (de rechtbank begrijpt: de tussenpersoon van de mislukte cocaïnedeal).
Diezelfde dag laat medeverdachte [medeverdachte 3] , gebruiker van SKY-account [SKY-account medeverdachte 3] , in SKY-berichten met meerdere onbekend gebleven personen weten dat [medeverdachte 1] door de Colombianen met wapens is bedreigd en is beroofd. [medeverdachte 3] zegt dat hij in Servië is, maar dat hij eraan komt.
Uit voorgaande bevindingen leidt de rechtbank af dat op 11 februari 2021 sprake is geweest van een mislukte drugsdeal met een groep Colombianen waarbij [medeverdachte 1] als potentiële koper van een hoeveelheid cocaïne is beroofd van een aanzienlijk geldbedrag en een Rolex horloge. Vervolgens is hij op zoek gegaan naar de betreffende personen en heeft hij zich bij zijn zoektocht laten helpen door anderen, onder wie [medeverdachte 2] .
Het ontvoeringsplan en de voorbereiding daarvan in de dagen voorafgaand aan 16 februari 2021
[medeverdachte 1] laat op 12 februari 2021 aan [medeverdachte 2] weten dat hij ‘de hoeren’ (de rechtbank begrijpt: de Colombianen) heeft gevonden en dat ze weer iemand willen oplichten. [medeverdachte 2] zegt dat hij al een team met uitrusting klaar heeft, dat ze weten wat ze moeten doen, en dat de Rolex en ‘de saus’ (de rechtbank begrijpt: het geld) die uit ze wordt geperst, zodra ze ontwapend en vastgebonden zijn, voor [medeverdachte 1] zijn. Er komt vijf man met uitrusting. [medeverdachte 1] moet erbij komen zodra het klaar is. [medeverdachte 1] zegt hierop ‘ik wil hen en de Rolex, voor het principe’. [medeverdachte 2] zegt dat hij een professioneel team heeft en dat zijn team als klanten naar de Colombianen toe zullen gaan. Zodra de Colombianen zijn ontwapend en vastgebonden, kan [medeverdachte 1] komen om ze te verhoren. Zijn team zal het vuile werk doen, maar er moet geen kop vallen want dan zal er veel geruis zijn.
[medeverdachte 1] laat [medeverdachte 2] om 21:37 uur weten dat de Colombianen ‘het lokaas hebben gegrepen’ en dat zij een afspraak willen op maandag.
[medeverdachte 2] biedt [medeverdachte 1] op 13 februari 2021 nogmaals zijn hulp aan en benoemt daarbij dat het een heftige aanvaring kan zijn met gebruik van uitrusting.
Op 14 februari 2021 laat [medeverdachte 1] aan een onbekend gebleven persoon met SKY-account [SKY-account onbekende 1] weten wat het plan is. Hij schrijft: ‘en we moeten praten, zij moeten rijden en die Colombiaan van de straat oprollen en hem brengen, er moet alleen een plek geregeld worden waar naartoe’, ‘zo eentje om hem daar naar binnen te dragen en breken, en verhoren’ en ‘wij beveiligen aan de zijkanten, maar laat hen hem in het busje gooien, mij of jou zouden ze van ver herkennen’.
Uit de inhoud van deze gesprekken volgt dat [medeverdachte 1] , al dan niet via anderen, in contact is gekomen met de Colombianen en een afspraak heeft gemaakt. Ook blijkt wat het doel van de afspraak is: een Colombiaan ontvoeren en (zwaar) mishandelen.
De gebeurtenissen op 16 februari 2021
Op 16 februari 2021 laat [medeverdachte 1] rond 9:17 uur aan meerdere personen weten dat de Colombianen om 11:00 uur het adres zullen geven. [medeverdachte 2] reageert dat hij direct Norman gaat bellen dat hij zijn lui wakker maakt. Hij laat [medeverdachte 1] even later weten dat hij al naar vier een bericht heeft gestuurd dat ze moeten opstaan en dat eentje met uitrusting kan zijn. [medeverdachte 2] vraagt om 12:06 uur aan [medeverdachte 1] waar ze naartoe moeten rijden. [medeverdachte 1] stuurt ongeveer tien minuten later een kaartje met de route naar het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee naar [medeverdachte 2] en schrijft dat er maar één toegangsweg is. [medeverdachte 1] zegt dat ze daar voorlopig niet in moeten rijden.
Om 13:28 uur instrueert [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] dat ‘ze 10 km bij die stad vandaan moeten wachten’ en dat hij ze daar zal ontmoeten. Hij stuurt [medeverdachte 2] het adres van de Albert Heijn XL aan de Wendelaarstraat in Alkmaar. [medeverdachte 1] zal ze daar opvangen en zegt dat hij met een witte en een donkerblauwe Citroën is. [medeverdachte 2] zegt dat er een Audi A3 op het parkeerterrein zal wachten met een dikke Marokkaan. Hij vraagt aan [medeverdachte 1] om hem ook over te nemen en hem ergens neer te zetten.
Uit de hiervoor weergegeven berichten volgt dat [medeverdachte 1] in de ochtend van 16 februari 2021 verschillende betrokkenen ervan op de hoogte stelt dat de Colombianen om 11:00 uur het adres voor de afspraak zullen doorgeven. [medeverdachte 2] laat vervolgens anderen zich gereed maken voor de afspraak. [medeverdachte 1] geeft het adres van de afspraak, het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee, aan meerdere personen door.
In de ochtend van 16 februari 2021 heeft [medeverdachte 1] ook contact gehad met medeverdachte [medeverdachte 4] , die de gebruiker van SKY-account [SKY-account medeverdachte 4] is. Hij laat weten dat de Colombianen om 11:00 uur het adres zullen geven (’11 Colombia people give me adres’). [medeverdachte 4] gaat in het begin van de middag naar een kantoorruimte van [medeverdachte 1] aan de [straat in Den Haag] in Den Haag. Uit de onderzoeksbevindingen blijkt dat [medeverdachte 4] de dag daarvoor een op naam van zijn zus gehuurde Citroën C5 met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Citroën C5) heeft opgehaald.
Vanuit Den Haag reist [medeverdachte 1] samen met anderen naar Alkmaar waar voorafgaand aan de afspraak met de Colombianen een ontmoeting plaatsvindt met andere betrokkenen bij het plan. Uit de SKY-berichten volgt dat de bedoeling is dat [medeverdachte 1] de anderen daar instrueert over wat er in Bergen aan Zee moet gebeuren.
De reis van [verdachte] naar de ontmoetingsplaats in Alkmaar
[verdachte] rijdt op 16 februari 2021 rond 10:04 uur vanuit de omgeving van Ermelo met zijn auto naar ’t Harde. Vanaf daar reist [verdachte] gelijktijdig met een onbekend gebleven gebruiker van het telefoonnummer eindigend op 4733 (hierna: NNman4733). Vervolgens ontmoeten NNman4733 en [verdachte] bij een tankstation langs de A1 onder meer medeverdachte [medeverdachte 5] , die in de ochtend van 16 februari 2021 samen met [medeverdachte 6] in diens BMW X5 (hierna: de BMW) vanuit de Achterhoek was vertrokken.
Uit het politieonderzoek is naar voren gekomen dat zowel de telefoon van [medeverdachte 5] als de telefoon met het nummer 4733, de dag ervoor, op 15 februari 2021, omstreeks 17:00 uur een zendmast in Vlaardingen hebben aangestraald. Enige tijd daarvoor, om 14:40 uur, heeft de telefoon van [medeverdachte 5] een zendmast aangestraald die is gelegen aan de [straat in Den Haag] in Den Haag. [medeverdachte 1] heeft de beschikking over een kantoorruimte aan die straat, waar hij en andere betrokkenen op 16 februari 2021 voorafgaand en na de gebeurtenissen in Bergen aan Zee zijn samengekomen. Deze bevindingen bezien in samenhang met de aanwezigheid van [medeverdachte 5] op het Van der Wijckplein op 16 februari 2021 en de al daar door hem verrichte handelingen, maken dat de rechtbank ervan uit gaat dat hij op 15 februari 2021 in Den Haag was om [medeverdachte 1] te ontmoeten met het oog op de afspraak met de Colombianen.
Later die middag vindt een ontmoeting plaats bij een KFC restaurant aan de Tafelbergweg in Amsterdam. Daarbij zijn aanwezig [verdachte] , NNman4733, [medeverdachte 5] en (minimaal) twee onbekend gebleven personen, te weten de bestuurder van een Duitse Mercedes A200 met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Mercedes) en de bestuurder van een Audi A6 Avant (station) met kenteken [kenteken 3] (hierna: de Audi A6). Na deze ontmoeting stapt [verdachte] als bijrijder in de Audi A6. [medeverdachte 5] zit als passagier achterin deze auto. De Audi A6 rijdt vervolgens via het centrum van Bergen naar de eerder genoemde ontmoetingsplaats in Alkmaar. De Mercedes en de BMW rijden rechtstreeks naar de ontmoetingsplaats.
De reis van Alkmaar naar Bergen aan Zee
Uit de track- en tracegegevens van de Mercedes blijkt dat dit voertuig om 15:09 uur uit Alkmaar is vertrokken en naar Bergen aan Zee rijdt. Kort daarvoor, om 15:03 uur stuurt [medeverdachte 3] [medeverdachte 1] een audiobericht waarin hij zegt dat hij op het parkeerterrein is, dat er niemand in de auto zit en dat al de huizen erom heen ook leeg zijn. Hieruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 3] al voor de geplande ontmoeting op het Van der Wijckplein is geweest en [medeverdachte 1] daarover informeert. Om 15:05 uur laat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] weten dat de jongen al op het parkeerterrein wacht en vraagt [medeverdachte 3] om hem op te halen. [medeverdachte 3] antwoordt: ‘verdomme schrijf niets, ik weet niets’. [medeverdachte 2] vraagt: ‘Zijn jullie daar dan niet samen?’ [medeverdachte 3] schrijft om 15:10 uur: ‘Nee, ik ben in een andere auto met de uitrusting’. Om 15:13 uur stuurt [medeverdachte 1] de volgende audioberichten terug: ‘ze gaan er al naar toe, in ieder geval in een BMW een X5, in ieder geval een Audi in stationcar uitvoering en nog een Mercedes. Ze rijden er al daar naar toe’, ‘Ze zeiden dat er vlakbij de rotonde een Colombiaans varken rondloopt’ en ‘Wij rijden daar al naar toe, met een Citroën, verdomme, ook zo’n Jeepje, we rijden met een Jeepje-Citroën en de Audi in de combi rijdt eveneens’.
De voertuigen die [medeverdachte 1] in dit bericht noemt, zijn ook te zien op camerabeelden in (het centrum van) Bergen.
De gebeurtenissen op het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee
Uit de (beschrijving van de) camerabeelden die onderdeel uitmaken van het dossier, blijkt het volgende. Om 15:28 uur parkeert een Ford Focus op het Van der Wijckplein, aan de kant van de flat. Naar later blijkt, zit op de bestuurdersstoel [vriendin slachtoffer] , de vriendin van het slachtoffer. Om 15:34 uur straalt de telefoon van [verdachte] een zendmast aan in Bergen aan Zee. Om 15:38 uur rijdt [medeverdachte 6] zijn BMW het Van der Wijckplein op en parkeert daar in een parkeervak. Een paar seconden later rijdt de Mercedes het Van der Wijckplein op en parkeert eveneens in een parkeervak, ongeveer tegenover de plaats waar de Ford Focus staat. Om 15:42 uur loopt het slachtoffer vanaf de Zeeweg het Van der Wijckplein op en hij loopt naar de Mercedes toe waar hij aan de bestuurderszijde blijft staan. Rond dezelfde tijd rijdt de Citroën C5 het Van der Wijckplein op en passeert het slachtoffer ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats. De Citroën C5 rijdt de rotonde op en verdwijnt uit beeld. Enkele ogenblikken later, omstreeks 15:43 uur, rijdt de Citroën C5 weer de rotonde van het Van der Wijckplein op. Nu rijdt hij rechtsaf de parkeerplaats op en slaat rechtsaf in de richting van de Julianalaan.
Om 15:44 uur rijdt de Audi A6 het Van der Wijckplein op en stopt ter hoogte van de Mercedes, waar het slachtoffer nog steeds staat. Op het moment dat de Audi A6 stopt, klinkt er direct een luide knal. Er stappen achtereenvolgens vanuit de rechterachterportier en de bijrijdersplaats van de Audi A6 twee personen (persoon 1 en persoon 2) uit die naar het slachtoffer lopen, waarbij er worsteling ontstaat en persoon 1, even later geholpen door persoon 2, het slachtoffer via de linkerzijde van het voertuig in de Audi A6 proberen te duwen. Ongeveer een halve minuut later stappen twee personen uit de Mercedes.
De rechtbank gaat ervan uit dat [medeverdachte 5] de man is die vanaf de bijrijdersplaats uitstapt.
De bestuurder van de Mercedes loopt naar de mannen die bij de Audi A6 aan het worstelen zijn en maakt direct een slaande beweging met zijn arm. Ook [medeverdachte 5] loopt daar naartoe en neemt deel aan de worsteling. Dan klinkt er weer een harde knal. [medeverdachte 5] loopt kort daarna naar de BMW van [medeverdachte 6] , en het slachtoffer gaat naar de grond. Dan zijn er meerdere knallen te horen. Twee van de mannen lopen naar de Mercedes en rijden met verhoogde snelheid weg. [medeverdachte 5] is inmiddels als bijrijder bij [medeverdachte 6] in de BMW gestapt, die ook wegrijdt. De andere man is in de Audi A6 gestapt, die eveneens wegrijdt. Het slachtoffer blijft liggend op de grond achter en wordt door twee personen in de Ford Focus getild.
Om 15:46 uur rijdt de Ford Focus ook weg.
Het overlijden van het slachtoffer
De inmiddels gealarmeerde politie treft de Ford Focus kort daarna rijdend aan in Bergen.
Het slachtoffer wordt ernstig gewond aangetroffen en is ter plaatse overleden. Het NFI heeft sectie verricht op het lichaam. Daarbij zijn drie schotletsels aangetroffen, waarvan één schampschot ter hoogte van de heup. Het tweede schotletsel betreft een inschotverwonding aan de voorzijde van zijn rechterbovenbeen en een uitschotverwonding aan de achterzijde van het rechterbovenbeen. Het rechterbovenbeen was hierdoor gebroken. Het derde schotletsel betreft een inschotverwonding hoog op de rug, tussen de schouderbladen.
De kogel van het kaliber 9mm Parabellum zat nog in het lichaam van het slachtoffer.
Het NFI heeft geconcludeerd dat het overlijden van het slachtoffer zonder meer wordt verklaard door inwendige letsels als gevolg van het inschotletsel hoog aan de rug, met een mogelijke bijdrage aan het overlijden of de snelheid van het overlijden van een doorschot door het rechterbovenbeen.
Op de plaats delict zijn twee hulzen aangetroffen van het kaliber 9mm Parabellum (bodemstempel CBC 9mm Luger) en zeven hulzen van het kaliber 7.65 m Browning (bodemstempel 7.65mm 15 S&B). Het NFI heeft geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de inschotbeschadiging in het bovenbeen van het slachtoffer is veroorzaakt door een kogel van het kaliber 9mm Parabellum, dan door munitie van het kaliber 7.65mm Browning.
DNA van [verdachte] in de Mercedes
De Mercedes is in de avond van 16 februari 2021 aangetroffen in Egmond aan den Hoef. Op beelden is te zien dat op die plek rond 15:52 uur twee personen uit deze auto overstappen in de Citroën C5. In de Mercedes is op verschillende plaatsen het DNA van [verdachte] aangetroffen, te weten op de rand van het middenconsole, op de gordel van de bestuurdersstoel en op een frisdrankfles. Op de bestuurdersstoel lag een blauwe latex handschoen, waarvan de pink en ringvinger ontbraken. Op de binnenzijde van deze handschoen is een relatief grote hoeveelheid DNA van [verdachte] aangetroffen en een relatief kleine hoeveelheid DNA van minimaal twee onbekend gebleven personen. Op de buitenzijde van de handschoen zijn schotresten aangetroffen. Hieruit leidt de rechtbank af dat de drager van deze handschoen zich in de nabijheid van een schietproces heeft bevonden. Volgens het NFI is het waarschijnlijker dat deze schotresten afkomstig zijn van munitie van het kaliber 7.65mm Browning dan van kaliber 9mm Parabellum. Gelet op de conclusies van het NFI betekent dit dat de drager van deze handschoen in ieder geval niet degene is geweest die in de rug en het been van het slachtoffer heeft geschoten.
Reisbewegingen na het schietincident
De telefoon van [verdachte] straalt rond 15:58 uur zendmasten aan in Heiloo en Egmond-Binnen. Vervolgens verplaatst de telefoon zich naar Castricum (16:04 uur) en Uitgeest (16:08 uur). Deze reisbeweging vertoont overeenkomsten met de route die de Citroën C5 na het schietincident heeft afgelegd. Rond 17:00 uur straalt de telefoon van [verdachte] een zendmast in Amsterdam aan. Ook de Citroën C5 is rond dat tijdstip in Amsterdam. Vanaf Amsterdam komen de reisbewegingen van de Citroën C5 en de telefoon van [verdachte] niet langer overeen. Om 17:15 uur straalt de telefoon van [verdachte] een zendmast aan in Ouderkerk aan de Amstel. Deze zendmastlocatie geeft onder meer dekking aan het gebied rond de KFC aan de Tafelbergweg in Amsterdam Zuidoost, waar [verdachte] eerder die dag zijn auto had achtergelaten. Om 18:10 uur valt de telefoon onder dekking van een zendmast in Utrecht.
SKY-gesprekken na het schietincident
Om 16:08 uur, ruim twintig minuten na het schietincident, schrijft [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] : ‘Jullie kunnen daar beter wegwezen, want iets is niet oké’. [medeverdachte 1] schrijft terug: ‘weet ik’.
Om 16:10 uur laat [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 2] weten dat hij aan het oprotten is. [medeverdachte 2] zegt dat hij moet zorgen dat hij daar weg komt. [medeverdachte 3] zegt dat hij de auto ergens achter laat en in een taxi stapt. [medeverdachte 2] laat aan [medeverdachte 3] weten dat hij een bunker kan klaar maken tot alles tot rust komt. [medeverdachte 3] zegt dat hij voorlopig naar de basis vliegt en dat hij wel ziet wat er speelt.
[medeverdachte 3] brengt nog andere personen op de hoogte van de schietpartij. Rond 16:52 uur schrijft hij aan een onbekend gebleven gebruiker met SKY-account QJ5D1R: ‘wat een rit verdomme. We gingen er eentje oprollen. Ze strooiden zich uit met 5’, ‘Bij ons iedereen heel. In het midden van de stad. We hebben twee getroffen’, ‘kankervet, eentje waarschijnlijk gekrepeerd’, ‘en ze spraken op het parkeerterrein af en toen wij begonnen die ene in te trekken (ook vertaald als: naar binnen te trekken), strooiden zij zich uit en begonnen te bonken en ik verneukte hem direct 2 keer en die klojo viel neer in die andere’.
Om 21:03 uur ontvangt [medeverdachte 1] een bericht van K9KJ7G aan wie hij twee minuten voor het schietincident had laten weten: ‘Now I go take mutherfucker’. K9KJ7G schrijft: ‘I hear you got the mutherfucker colombian’. [medeverdachte 1] antwoordt: ‘ask Cobra’. Uit de bewijsmiddelen volgt dat Cobra een bijnaam/alias is van [medeverdachte 3] .
Beoordeling van het bewijs: [verdachte] was aanwezig op de plaats delict
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat [verdachte] in de ochtend van 16 februari 2021 vanuit het oosten van het land richting Noord-Holland is gereisd. Hij reist samen met NNman4733 en heeft onderweg bij een tankstation langs de A1 anderen ontmoet, onder wie [medeverdachte 5] . NNman4733 en [medeverdachte 5] hebben elkaar de dag ervoor vermoedelijk al in Vlaardingen ontmoet, nadat [medeverdachte 5] een bezoek had gebracht aan [medeverdachte 1] met het oog op de afspraak met de Colombianen. Op 16 februari 2021 heeft vervolgens een ontmoeting plaatsgevonden bij de KFC in Amsterdam, waarbij in ieder geval [verdachte] , NNman4733, [medeverdachte 5] en de bestuurders van de Mercedes en de Audi A6 aanwezig waren. Vanaf daar is [verdachte] samen met [medeverdachte 5] in de Audi A6, welk voertuig later een belangrijke rol speelt op het Van der Wijckplein, via Bergen naar de volgende ontmoetingsplaats in Alkmaar gereden. Daar heeft [medeverdachte 1] anderen geïnstrueerd wat er in Bergen aan Zee moest gebeuren.
Tien minuten voor het schietincident heeft de telefoon van [verdachte] een zendmast aangestraald in Bergen aan Zee. Nu de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld dat [verdachte] op meerdere plaatsen ontmoetingen heeft gehad met andere betrokkenen bij het ontvoeringsplan en dat hij heeft gezeten in de Audi A6 en Mercedes die zijn gebruikt bij de uitvoering van dat plan, acht zij deze bevinding redengevend voor het bewijs dat [verdachte] op dat moment (met zijn telefoon) in Bergen aan Zee is geweest. Dit wordt versterkt door de omstandigheid dat in de Mercedes een latex handschoen is aangetroffen met schotresten op de buitenzijde en het DNA van [verdachte] aan de binnenzijde. Uit de plek waarop het DNA van [verdachte] is aangetroffen volgt dat hij deze handschoen heeft gedragen. De schotresten aan de buitenzijde zijn afkomstig van munitie van het kaliber 7.65 mm en op de plaats delict zijn hulzen van hetzelfde kaliber aangetroffen.
De rechtbank concludeert hieruit dat de handschoen op de plaats delict gebruikt moet zijn door een uitvoerder van de ontvoeringspoging. De telefoon van [verdachte] heeft na het schietincident dezelfde route afgelegd als de Mercedes, tot aan Egmond aan den Hoef waar de inzittenden zijn overgestapt in de Citroën C5. De telefoon van [verdachte] heeft vanaf die plaats dezelfde route afgelegd als de Citroën C5 (tot aan Amsterdam). Vervolgens heeft de telefoon van [verdachte] een zendmast in Ouderkerk aan de Amstel aangestraald die dekking geeft aan het gebied waar de KFC in Amsterdam is gelegen en waar [verdachte] zijn auto eerder die dag had achtergelaten.
Al deze bevindingen, in onderling verband en samenhang bezien, zijn redengevend voor het bewijs dat [verdachte] op de plaats delict aanwezig is geweest en een van de uitvoerders van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving was.
De vraag is vervolgens of [verdachte] een verklaring heeft gegeven die de redengevendheid van deze feiten en omstandigheden kan ontzenuwen.
De verklaring van [verdachte]
heeft bij de politie verklaard dat hij in de ochtend van 16 februari 2021 door een vriend werd gebeld, van wie hij de naam niet wil noemen. Op verzoek van die vriend zijn ze samen naar Amsterdam gegaan. De vriend reed voor hem in zijn auto en [verdachte] reed achter hem aan. Ze zijn bij een tankstation gestopt en daar kwamen twee mannen in een andere auto. Zijn vriend en die twee mannen hebben twintig minuten met elkaar gepraat, ver bij hem vandaan. [verdachte] heeft niet gehoord wat zij met elkaar bespraken. Daarna zijn ze naar Amsterdam gereden, naar een Burger King of KFC, waar ze hebben gegeten. Op een gegeven moment kwamen er nog twee auto’s, de eerdergenoemde Audi A6 en Mercedes. [verdachte] was toen samen met een andere jongen en alle andere aanwezigen gingen ongeveer dertig tot veertig minuten ergens anders praten. [verdachte] heeft zijn auto in Amsterdam achtergelaten en is als bijrijder in de Audi A6 gestapt. Een andere man ging achterin zitten. Toen zijn ze naar Alkmaar gereden. Na twintig minuten kwamen daar nog vier tot vijf auto’s met mensen erin. Ze gingen ver weg van [verdachte] met elkaar praten. In de Mercedes zat nog één persoon. [verdachte] is aan de bestuurderskant bij hem ingestapt en heeft een uur met deze persoon gepraat. Terwijl hij in de Mercedes zat, heeft [verdachte] een latex handschoen die daar lag aangetrokken.
Na een uur gingen alle personen met alle auto’s weg omdat ze een afspraak hadden. [verdachte] en nog een ander persoon bleven achter. De telefoon van [verdachte] lag toen nog aan de oplader in de Mercedes. Na twintig minuten tot een half uur kwam er een andere auto naar [verdachte] toe. De personen in die auto waren in paniek en zeiden dat er geschoten was. [verdachte] is vervolgens door deze personen teruggereden naar Amsterdam waar zijn auto nog bij de Burger King of KFC geparkeerd stond. Tijdens de autorit zei [verdachte] dat hij beter naar de politie kon gaan, omdat zijn telefoon nog in de Mercedes lag. Hierop werd [verdachte] bedreigd dat zijn familie iets zou worden aangedaan als hij naar de politie zou gaan. Toen [verdachte] terug bij zijn auto was, is hij naar het ziekenhuis in Utrecht gereden, waar zijn dochter op dat moment was. Hij heeft zijn telefoon nooit teruggekregen.
Beoordeling van het alternatief scenario
Dit door [verdachte] geschetste alternatieve scenario roept veel vragen op. Op de zitting heeft [verdachte] zijn verklaring niet nader willen toelichten en hij heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. De rechtbank weegt dit mee bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het alternatief scenario.
De verklaring van [verdachte] dat hij in Alkmaar een uur in Mercedes heeft gezeten en daar de latex handschoen heeft aan- en uitgetrokken, komt de rechtbank niet aannemelijk voor. [verdachte] heeft hiervoor bij de politie geen plausibele uitleg kunnen geven en ook op de zitting heeft hij vragen daarover niet willen beantwoorden. De verklaring dat hij vervolgens in Alkmaar is achtergebleven en ongeveer een half uur later is opgehaald door personen die hem vertelden dat er was geschoten, gelooft de rechtbank niet. Het door [verdachte] genoemde tijdpad past namelijk niet bij de tijdlijn die uit het politieonderzoek naar voren komt: de Mercedes is samen met andere betrokken voertuigen om 15:09 uur uit Alkmaar vertrokken en het schietincident in Bergen aan Zee heeft zich rond 15:45 uur afgespeeld. Vlak daarvoor heeft de telefoon van [verdachte] bovendien een zendmast aangestraald in Bergen aan Zee. De verklaring van [verdachte] dat hij zijn telefoon had achtergelaten in de Mercedes en dat hij deze nooit meer heeft teruggekregen, strookt evenmin met de onderzoeksbevindingen. Niet alleen is de telefoon van [verdachte] niet in de Mercedes aangetroffen, ook heeft die telefoon vanaf de plek waar de Mercedes in Egmond aan den Hoef is achtergelaten een route afgelegd die tot Amsterdam overeenkomt met de route van de Citroën C5, waarin de inzittenden van de Mercedes zijn overgestapt. Vervolgens heeft de telefoon van [verdachte] een zendmast aangestraald die dekking geeft aan het gebied in Amsterdam waar hij eerder zijn auto had achtergelaten. Hij heeft ook verklaard dat hij zijn auto daar heeft opgehaald. In de avond heeft de telefoon een zendmast aangestraald in Utrecht, hetgeen weer strookt met de verklaring van [verdachte] dat hij na het ophalen van zijn auto in Amsterdam naar Utrecht is gereden waar zijn dochter in het ziekenhuis lag. Al deze bevindingen passen bij het scenario dat [verdachte] de hele dag in het bezit is geweest van zijn eigen telefoon en niet bij het scenario dat hij zijn telefoon in de Mercedes heeft achtergelaten en nooit meer heeft teruggekregen.
De rechtbank gaat niet mee in het verweer van de raadsman dat [verdachte] , gelet op de onderzoeksbevindingen, niet op de plaats delict kan zijn geweest omdat uit de onderzoeksbevindingen volgt dat [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , NNman4733 en een onbekend gebleven man A (niet zijnde [verdachte] ) daar waren. Bij dit verweer gaat de raadsman er namelijk ten onrechte aan voorbij dat er naast de vier uitvoerders van de poging tot ontvoering nog een vijfde persoon op de plaats delict aanwezig was, te weten de bestuurder van de Audi A6.
[verdachte] is er dan ook niet in geslaagd een aannemelijke verklaring te geven die de redengevendheid van het voor hem belastende bewijs kan ontzenuwen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat hij aanwezig is geweest op de plaats delict en een van de uitvoerders van de poging tot ontvoering was.
Medeplegen van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2 primair)
Juridisch kader
Voor de kwalificatie medeplegen is volgens vaste rechtspraak vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Bij medeplegen ligt het accent op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
Rol van [verdachte]
Niet is komen vast te staan of [verdachte] met de Mercedes of de Audi A6 naar het Van der Wijckplein is gereden. Dit staat echter niet aan bewezenverklaring van [verdachte] als medepleger van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving in de weg. In beide gevallen kan het niet anders dan dat hij wetenschap heeft gehad van het plan om het slachtoffer met geweld te ontvoeren en heeft hij een significante bijdrage geleverd aan de uitvoering daarvan. Indien hij als bestuurder van de Mercedes op de plaats delict was, heeft [verdachte] voordat de Audi A6 ter plaatse arriveerde met het slachtoffer gesproken en moet hij geweten hebben waarom hij het slachtoffer moest aanspreken. Blijkens de camerabeelden heeft de bestuurder van de Mercedes vervolgens meegedaan aan de worsteling die tot doel had het slachtoffer in de gereedstaande auto te krijgen. Hieruit volgt dat [verdachte] op de hoogte moet zijn geweest dat de ontmoeting met het slachtoffer was georganiseerd onder het valse voorwendsel van een drugsdeal en dat het werkelijke doel was om het slachtoffer te ontvoeren.
Indien [verdachte] een van de twee personen was die uit de Audi A6 is gekomen toen deze auto op het Van der Wijckplein stopte, dan geldt dat hij direct op het slachtoffer is afgelopen en heeft geprobeerd om hem in de Audi A6 te duwen. Gelet op deze handelingen en de wijze waarop deze zijn uitgevoerd, kan het niet anders dan dat deze twee personen wisten van het ontvoeringsplan.
Gelet op de hiervoor door de rechtbank gedane vaststellingen komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] een van de uitvoerders was van de ontvoeringspoging en daaraan een significante bijdrage heeft geleverd. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] medepleger is van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer.
Strafverzwarende omstandigheid ‘de dood ten gevolge hebbend’
Onder feit 2 primair is de strafverzwarende omstandigheid ten laste gelegd dat de poging tot ontvoering de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft gehad. De raadsman heeft in dit verband aangevoerd dat dit strafverzwarende gevolg (de geobjectiveerde dood) niet kan volgen op een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat ook een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de wijze waarop deze wordt uitgevoerd kan leiden tot de dood. De opvatting dat het strafverzwarende gevolg niet bewezen kan worden verklaard in geval van een poging (tot wederrechtelijke vrijheidsberoving), vindt geen steun in het recht.
Voor een bewezenverklaring van het strafverzwarende gevolg is vereist dat een zodanig verband bestaat tussen de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer, dat de dood redelijkerwijs als gevolg van dat feit aan [verdachte] kan worden toegerekend.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen - zoals hiervoor weergegeven - volgt dat [verdachte] en zijn medeverdachten van plan waren het slachtoffer met geweld te ontvoeren. Tijdens de uitvoering van de poging om het slachtoffer in een auto te duwen is het slachtoffer in zijn rug en zijn been geschoten, als gevolg waarvan hij is komen te overlijden. Onder deze omstandigheden bestaat een zodanig verband tussen de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer, dat de dood van het slachtoffer redelijkerwijs aan [verdachte] worden toegerekend.
Medeplegen doodslag (feit 1 primair)
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 3] de schutter is geweest die de dodelijke kogels op het slachtoffer heeft afgevuurd. Naar het oordeel van de rechtbank is [verdachte] aan te merken als medepleger van de doodslag. De rechtbank baseert dit op het volgende. [verdachte] heeft als uitvoerder deelgenomen aan de uitvoering van een plan dat inhield dat het slachtoffer op klaarlichte dag op een parkeerplaats met geweld zou worden ontvoerd om hem vervolgens vast te houden. Daarbij was het de verwachting dat de Colombianen gewapend zouden zijn. Met het oog hierop hebben medeverdachten van [verdachte] ook (een) vuurwapen(s) (uitrusting) meegenomen. Dat bij de ontvoering met het vuurwapen zou worden gedreigd en dat het vuurwapen mogelijk ook zou worden gebruikt, kan dan ook niet anders dan onderdeel van het plan zijn geweest. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit de SKY-berichten volgt dat er rekening mee werd gehouden dat de groep Colombianen ook bewapend was en dat er sprake zou kunnen zijn van een gewelddadige confrontatie.
Het gebruik van vuurwapengeweld is tegen de achtergrond van de poging tot ontvoering ook niet zo uitzonderlijk dat dit uitsluitend een spontane ingeving moet zijn geweest van [medeverdachte 3] , die niet aan zijn mededaders kan worden toegerekend.
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen bewijs is dat [verdachte] wist dat medeverdachten een wapen zouden meenemen. Niet blijkt dat [verdachte] heeft deelgenomen aan de SKY-berichten waarin op 16 februari 2021 en de dagen daaraan voorafgaand door verschillende medeverdachten is gesproken over de uitvoering van het ontvoeringsplan. Wel is hij op 16 februari 2021 voorafgaand aan het schietincident aanwezig geweest bij drie ontmoetingsplaatsen waar ook andere betrokkenen bij het plan zijn geweest. In Alkmaar heeft [medeverdachte 1] , die een organiserende en sturende rol had, instructies gegeven over wat er in Bergen aan Zee moest gebeuren. De rechtbank gaat ervan uit dat [verdachte] , als uitvoerder van de poging tot ontvoering, in ieder geval vanaf dat moment op de hoogte is geweest van het ontvoeringsplan waarbij het beoogde slachtoffer naar het Van der Wijckplein zou komen in de veronderstelling dat daar een drugsdeal zou gaan plaatsvinden. Tegen deze achtergrond, een ontvoering die zich afspeelt in het drugsmilieu, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat [verdachte] er rekening mee moet hebben gehouden dat er (een) wapen(s) meegenomen zou(den) worden en dat het gebruik daarvan niet zou worden geschuwd. In dat verband is mede van belang dat de plaats waar de poging tot ontvoering was gepland (namelijk overdag op een openbaar parkeerterrein in een toeristisch dorp) een snelle overmeestering van het slachtoffer nog belangrijker maakte en (dreiging met) vuurwapengeweld dit kon bewerkstelligen. De rechtbank acht daarbij ook van belang dat op het moment dat de Audi A6 op het Van der Wijckplein stopte en nog voordat er iemand was uitgestapt, er een schot wordt gelost. Daardoor wist [verdachte] , of hij op dat moment nu in de Mercedes zat of in de Audi A6 en ongeacht wie er had geschoten, dat er vuurwapens in het spel waren. Dit heeft hem er niet van weerhouden uitvoering te geven aan het ontvoeringsplan dat volgde. In het licht van al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er een aanmerkelijke kans was dat er vuurwapens zouden worden meegebracht en gebruikt, dat het niet anders kan dan dat [verdachte] dit moet hebben geweten en dat hij deze kans bewust heeft aanvaard.
Gekwalificeerde doodslag?
Vervolgens is aan de orde de vraag of de doodslag is gepleegd met het oogmerk om de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving voor te bereiden, gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad de straffeloosheid aan zichzelf of anderen te verzekeren.
De officieren van justitie hebben naar voren gebracht dat het schieten is gebruikt om het slachtoffer te intimideren of te verwonden om zonder verzet mee te werken aan de ontvoering, terwijl ook niet uitgesloten is dat tegen het einde een reeks schoten is gelost om de vlucht mogelijk te maken en straffeloos te blijven. De officieren van justitie hebben daarmee geconcludeerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om de gekwalificeerde doodslag bewezen te verklaren.
De kern van de strafbaarstelling van artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht bestaat uit een doodslag die in een onmiddellijk verband staat met een ander strafbaar feit, zowel in causaal opzicht als wat het tijdstip van het zich voordoen van de feiten betreft: het andere feit (ook wel aangeduid als oorsprongsfeit) moet de doodslag in zo’n mate vergezellen of van nabij volgen of daaraan voorafgaan dat het geacht kan worden er één geheel van uit te maken, met als nadere beperking van de reikwijdte van de strafbaarstelling het (bijkomende) oogmerk van een verdachte dat de doodslag is gericht op het bijvoorbeeld straffeloosheid verzekeren voor dat andere feit.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de doodslag niet zijn gepleegd met het doel om de uitvoering van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Het doden van het slachtoffer is namelijk niet verenigbaar met het oogmerk om zijn ontvoering voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Verder bevat het dossier, mede in aanmerking genomen het zeer korte tijdsbestek waarbinnen de poging om het slachtoffer in de auto te duwen plaatsvindt en de schoten worden gelost, onvoldoende bewijs om aan te nemen dat het slachtoffer is doodgeschoten om de daders bij betrapping op heterdaad straffeloosheid te verzekeren.
[verdachte] zal dan ook van deze in feit 1 primair ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.
Voorwaardelijk verzoek om een getuige te horen
De raadsman heeft verzocht de vriendin van [verdachte] als getuige te horen, in het geval de rechtbank ten nadele van [verdachte] waarde hecht aan zijn verklaring dat hij in de vroege ochtend van 16 februari 2021 naar het ziekenhuis in Utrecht is geweest. Nu de rechtbank dit onderdeel van de verklaring van [verdachte] niet in de beoordeling heeft betrokken, is de voorwaarde waaronder het verzoek is gedaan niet vervuld, zodat daarop geen beslissing genomen hoeft te worden.