3.2.2Bewijsmotivering
Inleiding
Op 16 februari 2021, omstreeks 15:45 uur, hebben vier mannen in Bergen aan Zee geprobeerd [het slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) in een gereedstaande auto te duwen. Het slachtoffer heeft zich hiertegen verzet. Er is met vuurwapens geschoten en het slachtoffer is drie keer geraakt. Op dezelfde dag is het slachtoffer enige tijd later in Bergen als gevolg van een inschotletsel overleden.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of [verdachte] een strafrechtelijke betrokkenheid heeft gehad bij de ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag (feit 1) en de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2), als medepleger dan wel als medeplichtige. Bij de beantwoording van die vragen gaat de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De aanleiding
In het dossier bevindt zich een groot aantal SKY-berichten. Medeverdachte [medeverdachte 1] is de gebruiker van het SKY-account [SKY-account medeverdachte 1] . Hij stuurt op 11 februari 2021 foto’s van pakketten cocaïne naar een onbekend gebleven persoon en spreekt af om elkaar in Zandvoort te ontmoeten, waarna een foto van een straatnaambord met [straatnaam in Zandvoort] wordt gestuurd. Na de ontmoeting stuurt [medeverdachte 1] berichten naar medeverdachte [medeverdachte 2] , gebruiker van het SKY-account [SKY-account medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] laat weten dat de Colombianen hem hebben vastgebonden en zijn Rolex en € 150.000,- van hem hebben afgenomen. [medeverdachte 1] zegt verder dat hij tijdens de beroving besloot om te gaan liggen, omdat hij anders neergeschoten zou worden. De Colombianen zouden 25 kilogram cocaïne aan hem verkopen. Ze hebben 2 kilogram echte cocaïne laten zien, maar de overige 23 kilogram bleek suiker te zijn.
De zoektocht naar de Colombianen
[medeverdachte 2] biedt [medeverdachte 1] vervolgens zijn hulp aan om de Colombianen op te sporen en gevangen te zetten. [medeverdachte 2] stuurt [medeverdachte 1] het bericht dat hij Albanezen heeft die sterk zijn en indien nodig ‘veel uitrusting’ hebben. Hij heeft een team ter plaatse als dat nodig is. [medeverdachte 1] antwoordt bevestigend op de vraag van [medeverdachte 2] of hij moet rondvragen en zoeken en stuurt een afbeelding met het adres [adres] , Zandvoort. Vermoedelijk was dit het adres waar eerdergenoemde ontmoeting met de Colombianen had plaatsgevonden. Ook stuurt hij [medeverdachte 2] een foto van een mishandeld persoon en laat hij weten dat de persoon op de foto garant stond (de rechtbank begrijpt: de tussenpersoon van de mislukte cocaïnedeal).
[verdachte] is gebruiker van SKY-account [SKY-account verdachte] . Hij laat op 11 februari 2021 in SKY-berichten met meerdere onbekend gebleven personen weten dat [medeverdachte 1] door de Colombianen met wapens is bedreigd en is beroofd van zijn Rolex en € 150.000,-. Hij stuurt deze personen foto’s van de mishandelde persoon die voor de cocaïnedeal garant stond en zegt tegen hen dat ze hem hebben gevangen. [verdachte] zegt in een audiobericht aan de gebruiker van SKY-account [SKY-account onbekende 1] het volgende: ‘Shit, wij werden vandaag verneukt. [voornaam medeverdachte 1] was gegaan om vijf ’18-tjes’ te kopen en verrek.. wat Colombianen hadden zich op hem uitgestrooid en ze pakten hem 150 wielen af en horloge. En nu is hij aan het rondrijden om te klaren’. Vervolgens laat hij weten dat hij in Servië is, maar dat hij eraan komt.
Uit de hiervoor genoemde berichten leidt de rechtbank af dat op 11 februari 2021 sprake is geweest van een mislukte drugsdeal met een groep Colombianen waarbij [medeverdachte 1] als potentiële koper van een hoeveelheid cocaïne is beroofd van een aanzienlijk geldbedrag en een Rolex horloge. Vervolgens is hij op zoek gegaan naar de betreffende personen en heeft hij zich bij zijn zoektocht laten helpen door anderen, onder wie [medeverdachte 2] . [verdachte] is hiervan op de hoogte en hij weet kennelijk ook dat de garant (de tussenpersoon van de drugsdeal) wordt vastgehouden en mishandeld.
Het ontvoeringsplan en de voorbereiding daarvan in de dagen voorafgaand aan 16 februari 2021
[medeverdachte 1] laat op 12 februari 2021 aan [medeverdachte 2] weten dat hij ‘de hoeren’ (de rechtbank begrijpt: de Colombianen) heeft gevonden en dat ze weer iemand willen oplichten. [medeverdachte 2] zegt dat hij al een team met uitrusting klaar heeft, dat ze weten wat ze moeten doen, en dat de Rolex en ‘de saus’ (de rechtbank begrijpt: het geld) die uit ze wordt geperst, zodra ze ontwapend en vastgebonden zijn, voor [medeverdachte 1] zijn. Er komt vijf man met uitrusting. [medeverdachte 1] moet erbij komen zodra het klaar is. [medeverdachte 1] zegt hierop ‘ik wil hen en de Rolex, voor het principe’. [medeverdachte 2] zegt dat hij een professioneel team heeft en dat zijn team als klanten naar de Colombianen toe zullen gaan. Zodra de Colombianen zijn ontwapend en vastgebonden, kan [medeverdachte 1] komen om ze te verhoren. Zijn team zal het vuile werk doen, maar er moet geen kop vallen want dan zal er veel geruis zijn. Die middag laat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] weten dat hij ‘zijn Nederlander’ naar hem stuurt die bij alles zal helpen. Wanneer [medeverdachte 1] niet reageert, stuurt hij aan [verdachte] een bericht dat hij [voornaam medeverdachte 1] moet schrijven dat zijn man al aan het wachten is. [medeverdachte 1] laat [medeverdachte 2] in de avond weten dat de Colombianen ‘het lokaas hebben gegrepen’ en dat zij een afspraak willen op maandag.
Op 14 februari 2021 heeft [verdachte] via SKY contact met [medeverdachte 1] . [verdachte] laat om 13:03 uur weten dat hij naar [medeverdachte 1] komt. Drie kwartier later vraagt [verdachte] waar de ingang is. [medeverdachte 1] antwoordt dat de ingang aan de zijkant is. [verdachte] stuurt daarna een afbeelding van een beltableau en een portiekdeur, behorende bij de woning waar [medeverdachte 1] verblijft. Rond 15:07 uur vraagt een onbekend gebleven gebruiker van het SKY-account [SKY-account onbekende 2] aan [verdachte] hoe de situatie is en of ‘de hoer’ het geld heeft teruggegeven. [verdachte] antwoordt: ‘Niet alles, morgen lukt het misschien om nog eentje op te rollen.’ Later stuurt [verdachte] foto’s waaruit blijkt dat hij met [medeverdachte 1] aan het eten is.
Uit de inhoud van deze berichten leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] en [verdachte] vanaf 11 februari 2021 met elkaar in contact stonden en elkaar op 14 februari 2021 hebben ontmoet. Bovendien is [verdachte] betrokken bij het plan om een Colombiaan te ontvoeren.
De gebeurtenissen op 16 februari 2021
Op 16 februari 2021 geeft [medeverdachte 1] rond 9:17 uur aan (onder andere) [medeverdachte 2] door dat hij om 11:00 uur het adres van de Colombianen krijgt. [medeverdachte 2] zegt dat hij al aan vier mensen een bericht heeft gestuurd dat ze moeten opstaan, en dat één van hen met uitrusting kan zijn. Om 12:06 uur vraagt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] waar ze naartoe moeten rijden en om 12:07 uur stuurt hij een bericht aan [verdachte] dat [voornaam medeverdachte 1] het bericht dringend moet lezen. [verdachte] stuurt direct een foto terug waarop een persoon achter het stuur van een auto is te zien die een telefoon vast houdt en schrijft daarbij: ‘leest al’. [medeverdachte 2] antwoordt daarop: ‘oké, want ik moet ze ergens naar toe verwijzen, welke wijk, het is beter als jullie die (mensen) van mij al eerder overnemen en uitleggen wat ze moeten doen’. [verdachte] antwoordt dat ze voorlopig wachten op de plaats en tijdstip van de ontmoeting. Uit deze berichten volgt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] op dat moment samen in een auto zitten.
Uit de berichten die daarna volgen, blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] niet meer samen zijn. Zo stuurt [verdachte] aan [medeverdachte 1] om 12:53 uur een kaartje met de route vanuit Zuid-Holland naar het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 1] de beschikking heeft over een kantoorruimte aan de [straat in Den Haag] in Den Haag en dat hij daar die middag met anderen samenkomt. Zij reizen vervolgens vanuit Den Haag naar Alkmaar, waar voorafgaand aan de afspraak met de Colombianen in Bergen aan Zee een ontmoeting plaatsvindt met andere betrokkenen bij het plan. Daarbij waren (onder meer) aanwezig de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . Verder blijkt uit de onderzoeksbevindingen dat bij de ontmoetingsplaats in Alkmaar voertuigen waren die later een rol spelen op het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee: een Mercedes A200 met het Duitse kenteken [kenteken 1] (hierna: de Mercedes) en een Audi A6 Avant (station) met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Audi A6).
Op het moment dat [medeverdachte 1] nog in Alkmaar is, stuurt [verdachte] om 15:03 uur een audiobericht aan [medeverdachte 1] waarin hij zegt dat hij op het parkeerterrein is, dat er niemand in de auto zit en dat al de huizen erom heen ook leeg zijn. Om 15:05 uur laat [medeverdachte 2] aan [verdachte] weten dat de jongen al op het parkeerterrein wacht en vraagt [verdachte] om hem op te halen. [verdachte] antwoordt: ‘verdomme schrijf niets, ik weet niets’. [medeverdachte 2] vraagt: ‘Zijn jullie daar dan niet samen?’ [verdachte] schrijft om 15:10 uur: ‘Nee, ik ben in een andere auto met de uitrusting’. Uit deze berichten leidt de rechtbank af dat [verdachte] al voor de geplande ontmoeting op het Van der Wijckplein is geweest en [medeverdachte 1] daarover heeft geïnformeerd. Ook laat hij aan [medeverdachte 2] weten dat hij ‘uitrusting’ bij zich heeft, waarmee volgens de rechtbank een of meerdere vuurwapens wordt bedoeld.
Om 15:13 uur stuurt [medeverdachte 1] de volgende audioberichten naar [verdachte] : ‘ze gaan er al naar toe, in ieder geval in een BMW een X5, in ieder geval een Audi in stationcar uitvoering en nog een Mercedes. Ze rijden er al daar naar toe. Ze zeiden dat er vlakbij de rotonde een Colombiaans varken rondloopt. Wij rijden daar al naar toe, met een Citroën, verdomme, ook zo’n Jeepje, we rijden met een Jeepje-Citroën en de Audi in de combi rijdt eveneens’. De voertuigen die [medeverdachte 1] in dit bericht noemt, zijn ook te zien op camerabeelden in (het centrum van) Bergen.
De gebeurtenissen op het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee
Uit de (beschrijving van de) camerabeelden die onderdeel uitmaken van het dossier, blijkt het volgende. Om 15:28 uur parkeert een Ford Focus op het Van der Wijckplein, aan de kant van de flat. Naar later blijkt, zit op de bestuurdersstoel [vriendin slachtoffer] , de vriendin van het slachtoffer. Om 15:38 uur rijdt medeverdachte [medeverdachte 5] zijn BMW het Van der Wijckplein op en parkeert daar in een parkeervak. Een paar seconden later rijdt de Mercedes het Van der Wijckplein op en parkeert eveneens in een parkeervak, ongeveer tegenover de plaats waar de Ford Focus staat. Om 15:42 uur loopt het slachtoffer vanaf de Zeeweg het Van der Wijckplein op en hij loopt naar de Mercedes toe waar hij aan de bestuurderszijde blijft staan.
Om 15:44 uur rijdt de Audi A6 het Van der Wijckplein op en stopt ter hoogte van de Mercedes, waar het slachtoffer nog steeds staat. Op het moment dat de Audi A6 stopt, klinkt er direct een luide knal. Er stappen achtereenvolgens vanuit de rechterachterportier en de bijrijdersplaats van de Audi A6 twee personen (persoon 1 en persoon 2) uit die naar het slachtoffer lopen, waarbij er worsteling ontstaat en persoon 1, even later geholpen door persoon 2, het slachtoffer via de linkerzijde van het voertuig in de Audi A6 proberen te duwen. Ongeveer een halve minuut later stappen twee personen uit de Mercedes.
De rechtbank gaat ervan uit dat [medeverdachte 4] de man is die vanaf de bijrijdersplaats uitstapt.
De bestuurder van de Mercedes loopt naar de mannen die bij de Audi A6 aan het worstelen zijn en maakt direct een slaande beweging met zijn arm. Ook [medeverdachte 4] loopt daar naartoe en neemt deel aan de worsteling. Dan klinkt er weer een harde knal. [medeverdachte 4] loopt kort daarna naar de BMW van [medeverdachte 5] , en het slachtoffer gaat naar de grond. Dan zijn er meerdere knallen te horen. Twee van de mannen lopen naar de Mercedes en rijden met verhoogde snelheid weg. [medeverdachte 4] is inmiddels als bijrijder bij [medeverdachte 5] in de BMW gestapt, die ook wegrijdt. De andere man is in de Audi A6 gestapt, die eveneens wegrijdt. Het slachtoffer blijft liggend op de grond achter en wordt door twee personen in de Ford Focus getild. Om 15:46 uur rijdt de Ford Focus ook weg.
Het overlijden van het slachtoffer
De inmiddels gealarmeerde politie treft de Ford Focus kort daarna rijdend aan in Bergen.
Het slachtoffer wordt ernstig gewond aangetroffen en is ter plaatse overleden. Het NFI heeft sectie verricht op het lichaam. Daarbij zijn drie schotletsels aangetroffen, waarvan één schampschot ter hoogte van de heup. Het tweede schotletsel betreft een inschotverwonding aan de voorzijde van zijn rechterbovenbeen en een uitschotverwonding aan de achterzijde van het rechterbovenbeen. Het rechterbovenbeen was hierdoor gebroken. Het derde schotletsel betreft een inschotverwonding hoog op de rug, tussen de schouderbladen.
De kogel van het kaliber 9mm Parabellum zat nog in het lichaam van het slachtoffer.
Het NFI heeft geconcludeerd dat het overlijden van het slachtoffer zonder meer wordt verklaard door inwendige letsels als gevolg van het inschotletsel hoog aan de rug, met een mogelijke bijdrage aan het overlijden of de snelheid van het overlijden van een doorschot door het rechterbovenbeen.
Op de plaats delict zijn twee hulzen aangetroffen van het kaliber 9 mm Parabellum (bodemstempel CBC 9mm Luger) en zeven hulzen van het kaliber 7.65 mm Browning (bodemstempel 7.65mm 15 S&B). Het NFI heeft geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de inschotbeschadiging in het bovenbeen van het slachtoffer is veroorzaakt door een kogel van het kaliber 9mm Parabellum, dan door munitie van het kaliber 7.65mm Browning.
SKY-gesprekken na het schietincident
Om 16:08 uur, ruim twintig minuten na het schietincident, schrijft [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] : ‘Jullie kunnen daar beter wegwezen, want iets is niet oké’. [medeverdachte 1] schrijft terug: ‘weet ik’. [medeverdachte 2] vraagt vervolgens of hij een bunker moet klaarmaken. [medeverdachte 1] zegt hierop: ‘nee, de onze boven’.
[medeverdachte 2] vraagt om 16:09 uur aan [verdachte] of hij er is. Om 16:10 uur laat [verdachte] aan [medeverdachte 2] weten dat hij aan het oprotten is. [medeverdachte 2] zegt dat hij moet zorgen dat hij daar weg komt. [verdachte] zegt dat hij de auto ergens achter laat en in een taxi stapt. [medeverdachte 2] laat ook aan [verdachte] weten dat hij een bunker kan klaar maken tot alles tot rust komt. [verdachte] zegt dat hij voorlopig naar de basis vliegt en dat hij wel ziet wat er speelt. [verdachte] stuurt om 17:47 uur een foto van de benen van twee personen in een ruimte, waarvan later is vastgesteld dat dit het kantoor is aan de [straat in Den Haag] in Den Haag, waarvan [medeverdachte 1] de gebruiker is. Daaruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] kennelijk naar deze plek toe is gegaan.
[medeverdachte 2] vraagt of ze nog wat terug hebben gekregen. [verdachte] antwoordt dat het hier niet om ‘de saus’ (de rechtbank begrijpt: het geld) ging. [verdachte] schrijft verder dat er eentje gereanimeerd wordt. [verdachte] brengt intussen ook andere personen op de hoogte van de schietpartij in Bergen aan Zee. Rond 16:52 uur schrijft hij aan een onbekend gebleven gebruiker met SKY-account [SKY-account onbekende 2] : ‘wat een rit verdomme. We gingen er eentje oprollen. Ze strooiden zich uit met 5’, ‘Bij ons iedereen heel. In het midden van de stad. We hebben twee getroffen’, ‘kankervet, eentje waarschijnlijk gekrepeerd’, ‘en ze spraken op het parkeerterrein af en toen wij begonnen die ene in te trekken (ook vertaald als: naar binnen te trekken), strooiden zij zich uit en begonnen te bonken en ik verneukte hem direct 2 keer en die klojo viel neer in die andere’. [SKY-account onbekende 2] reageert hierop: Rot daar zo ver mogelijk vandaan op’, ‘geluk dat jij en [voornaam medeverdachte 1] heel zijn’.
Om 17:14 uur schrijft [verdachte] aan een onbekend gebleven gebruiker met SKY account [SKY-account onbekende 3] dat hij een ruzie had met de Colombianen, ‘wij hebben tegen elkaar geschoten’, ‘2 van hun zijn gesneuveld denk ik, ‘fucking vette actie’. Om 18:10 uur laat hij de gebruiker met SKY account [SKY-account onbekende 4] , die ook contact heeft met [medeverdachte 1] , weten: ‘we were now in Bergen, we shoot this colombians’, ‘big shooting at the parking’ ‘and we start shooting’, ‘but they come with other car and start shooting’, ‘colombian man is dead’.
Om 21:03 uur ontvangt [medeverdachte 1] een bericht van [SKY-account onbekende 4] aan wie hij twee minuten voor het schietincident had laten weten: ‘Now I go take mutherfucker’. [SKY-account onbekende 4] schrijft: ‘I hear you got the mutherfucker colombian’. [medeverdachte 1] antwoordt: ‘ask Cobra’. Uit de bewijsmiddelen volgt dat Cobra een bijnaam/alias is van [verdachte] .
Medeplegen van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2 primair) en medeplegen van doodslag (feit 1 primair)
Juridisch kaderVoor de kwalificatie medeplegen is volgens vaste rechtspraak vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Bij medeplegen ligt het accent op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
Rol van [verdachte]
De rechtbank neemt op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, als vaststaand aan dat [medeverdachte 1] , nadat hij door een groep Colombianen was beroofd van geld en een horloge, actief en door anderen naar deze personen heeft laten zoeken. [medeverdachte 1] heeft met [medeverdachte 2] en onbekend gebleven personen, het plan opgevat om één van deze Colombianen op te sporen, te ontvoeren, ergens vast te houden en te mishandelen. [verdachte] , die met zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] in contact staat, is op de hoogte van wat [medeverdachte 1] is overkomen en zijn plan om een Colombiaan te ontvoeren. Hij reist daarvoor vanuit Servië naar Nederland. In de ochtend van 16 februari 2021 is [verdachte] in gezelschap van [medeverdachte 1] en in de middag reist hij naar Bergen aan Zee. Daar voert hij een voorverkenning uit en brengt daarvan verslag uit aan [medeverdachte 1] .
Uit het bericht aan [medeverdachte 2] dat hij uitrusting bij zich heeft, leidt de rechtbank - in het licht van alle onderzoeksbevindingen - af dat [verdachte] een of meerdere vuurwapens bij zich heeft. Uit de SKY-berichten die [verdachte] na afloop van het schietincident aan anderen heeft gestuurd, volgt dat hij op de plaats delict aanwezig is geweest en twee keer naar of op het slachtoffer heeft geschoten en het slachtoffer ook heeft geraakt. Dit past bij de bevindingen dat het slachtoffer in de rug en het bovenbeen is geschoten. De rechtbank concludeert hieruit dat [verdachte] een van de vier mannen is geweest die het slachtoffer heeft geprobeerd in de gereedstaande auto te duwen en dat hij de fatale schoten op het slachtoffer heeft afgevuurd. Daarmee heeft [verdachte] een zodanig grote bijdrage geleverd aan de uitvoering van de beide tenlastegelegde feiten, dat hij als medepleger daarvan is aan te merken. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] medepleger is van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving èn medepleger van de doodslag.
Strafverzwarende omstandigheid ‘de dood ten gevolge hebbend’ bij de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving
Onder feit 2 primair is de strafverzwarende omstandigheid ten laste gelegd dat de poging tot ontvoering de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft gehad. Voor een bewezenverklaring van het strafverzwarende gevolg is vereist dat een zodanig verband bestaat tussen de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer, dat de dood redelijkerwijs als gevolg van dat feit aan [verdachte] kan worden toegerekend.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen - zoals hiervoor weergegeven - volgt dat [verdachte] en zijn medeverdachten van plan waren het slachtoffer te ontvoeren en dat het plan tevens inhield dat wapens meegenomen zouden worden. [verdachte] had ook een of meerdere wapens bij zich en hij is degene die tijdens de uitvoering van de poging om het slachtoffer in een auto te duwen de fatale schoten heeft gelost. Onder deze omstandigheden bestaat een zodanig verband tussen de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer, dat de dood redelijkerwijs aan [verdachte] kan worden toegerekend.
Gekwalificeerde doodslag?
Tot slot is aan de orde de vraag of de doodslag is gepleegd met het oogmerk om de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving voor te bereiden, gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad de straffeloosheid aan zichzelf of anderen te verzekeren.
De officieren van justitie hebben naar voren gebracht dat het schieten is gebruikt om het slachtoffer te intimideren of te verwonden om zonder verzet mee te werken aan de ontvoering, terwijl ook niet uitgesloten is dat tegen het einde een reeks schoten is gelost om de vlucht mogelijk te maken en straffeloos te blijven. De officieren van justitie hebben daarmee geconcludeerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om de gekwalificeerde doodslag bewezen te verklaren.
De kern van de strafbaarstelling van artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht bestaat uit een doodslag die in een onmiddellijk verband staat met een ander strafbaar feit, zowel in causaal opzicht als wat het tijdstip van het zich voordoen van de feiten betreft: het andere feit (ook wel aangeduid als oorsprongsfeit) moet de doodslag in zo’n mate vergezellen of van nabij volgen of daaraan voorafgaan dat het geacht kan worden er één geheel van uit te maken, met als nadere beperking van de reikwijdte van de strafbaarstelling het (bijkomende) oogmerk van een verdachte dat de doodslag is gericht op het bijvoorbeeld straffeloosheid verzekeren voor dat andere feit.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de doodslag niet zijn gepleegd met het doel om de uitvoering van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Het doden van het slachtoffer is namelijk niet verenigbaar met het oogmerk om zijn ontvoering voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Verder bevat het dossier, mede in aanmerking genomen het zeer korte tijdsbestek waarbinnen de poging om het slachtoffer in de auto te duwen plaatsvindt en de schoten worden gelost, onvoldoende bewijs om aan te nemen dat het slachtoffer is doodgeschoten om de daders bij betrapping op heterdaad straffeloosheid te verzekeren.
[verdachte] zal dan ook van deze in feit 1 primair ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.
3.3 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1 primair
hij op 16 februari 2021 te Bergen aan Zee, gemeente Bergen (NH), tezamen en in vereniging met anderen, [het slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door deze [het slachtoffer] met een vuurwapen een of meerdere malen in het lichaam te schieten;
Feit 2 primair
hij op 16 februari 2021 te Bergen aan Zee, gemeente Bergen (NH), tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk [het slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven,
een afspraak hebben gemaakt met die [het slachtoffer] in Bergen aan Zee, en (vervolgens) met meerdere voertuigen en meerdere personen bewapend met een of meer vuurwapen(s) naar de afgesproken plek zijn gekomen en die [het slachtoffer] hebben vastgepakt en die [het slachtoffer] in de richting van een gereedstaand voertuig hebben getrokken en die [het slachtoffer] met een
vuurwapen meerdere malen in/door het lichaam hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
ten gevolge waarvan die [het slachtoffer] is overleden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.