3.3.2Bewijsmotivering
Inleiding
Op 16 februari 2021, omstreeks 15:45 uur, hebben vier mannen in Bergen aan Zee geprobeerd [het slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) in een gereedstaande auto te duwen. Het slachtoffer heeft zich hiertegen verzet. Er is met vuurwapens geschoten en het slachtoffer is drie keer geraakt. Op dezelfde dag is het slachtoffer enige tijd later in Bergen als gevolg van een inschotletsel overleden.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of [verdachte] een strafrechtelijke betrokkenheid heeft gehad bij de ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag (feit 1) en de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving de dood tot gevolg hebbend (feit 2), als medepleger dan wel als medeplichtige. Bij de beantwoording van die vragen gaat de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De aanleiding
In het dossier bevindt zich een groot aantal Sky-berichten. [verdachte] is de gebruiker van het SKY-account [SKY-account verdachte] . Hij stuurt op 11 februari 2021 foto’s van pakketten cocaïne naar een onbekend gebleven persoon en spreekt af om elkaar in Zandvoort te ontmoeten, waarna een foto van een straatnaambord met [straat in Zandvoort] wordt gestuurd. Na de ontmoeting stuurt [verdachte] berichten naar het SKY-account [SKY-account medeverdachte 1] , waarvan medeverdachte [medeverdachte 1] de gebruiker is. [verdachte] laat weten dat de Colombianen hem hebben vastgebonden en zijn Rolex en € 150.000,- van hem hebben afgenomen. [verdachte] zegt verder dat hij tijdens de beroving besloot om te gaan liggen, omdat hij anders neergeschoten zou worden.
De Colombianen zouden 25 kilogram cocaïne aan hem verkopen. Ze hebben twee kilogram echte cocaïne laten zien, maar de overige 23 kilogram bleek suiker te zijn.
De zoektocht naar de Colombianen
[medeverdachte 1] biedt [verdachte] vervolgens zijn hulp aan om de Colombianen op te sporen en gevangen te zetten. [medeverdachte 1] stuurt aan [verdachte] het bericht dat hij Albanezen heeft die sterk zijn en indien nodig ‘veel uitrusting’ hebben. Hij heeft een team ter plaatse als dat nodig is. [verdachte] antwoordt bevestigend op de vraag van [medeverdachte 1] of hij moet rondvragen en zoeken en stuurt een afbeelding met het adres [adres 2] Zandvoort. Vermoedelijk was dit het adres waar eerdergenoemde ontmoeting met de Colombianen had plaatsgevonden. Ook stuurt hij [medeverdachte 1] een foto van een mishandeld persoon en laat hij weten dat de persoon op de foto garant stond (de rechtbank begrijpt: de tussenpersoon van de mislukte cocaïnedeal).
Diezelfde dag laat medeverdachte [medeverdachte 2] , gebruiker van SKY-account [SKY-account medeverdachte 2] , in SKY-berichten met meerdere onbekend gebleven personen weten dat [verdachte] door de Colombianen met wapens is bedreigd en is beroofd. [medeverdachte 2] zegt dat hij in Servië is, maar dat hij eraan komt.
Op 12 februari 2021 laat [verdachte] aan een onbekend gebleven persoon met SKY-account [SKY-account onbekende 1] weten dat de Colombianen hem vijf keer met een hamer op zijn hoofd hebben geslagen. [SKY-account onbekende 1] zegt tegen [verdachte] dat hij zal rondvragen over de Colombianen.
Diezelfde ochtend laat [medeverdachte 1] aan [verdachte] weten dat zijn Arabieren ’s nachts hebben rondgereden en iets hebben gevonden. [verdachte] stuurt [medeverdachte 1] vervolgens een schermafbeelding met een telefoonnummer. Dit telefoonnummer is opgegeven door de Colombiaanse vrouw die onder de naam [de Colombiaanse vrouw] de woning aan de [adres 3] in Bergen aan Zee huurde. Uit het politieonderzoek is gebleken dat personen die op dit adres verbleven, betrokken waren bij het schietincident op 16 februari 2021.
Uit de hiervoor genoemde berichten leidt de rechtbank af dat op 11 februari 2021 sprake is geweest van een mislukte drugsdeal met een groep Colombianen waarbij [verdachte] als potentiële koper van een hoeveelheid cocaïne is beroofd van een aanzienlijk geldbedrag en een Rolex horloge. Vervolgens is hij op zoek gegaan naar de betreffende personen en heeft hij zich bij zijn zoektocht laten helpen door anderen, onder wie [medeverdachte 1] . [verdachte] heeft ten behoeve van die zoektocht het adres van de afspraak en het telefoonnummer van [de Colombiaanse vrouw] naar [medeverdachte 1] gestuurd.
Het ontvoeringsplan en de voorbereiding daarvan in de dagen voorafgaand aan 16 februari 2021
[verdachte] laat op 12 februari 2021 aan [medeverdachte 1] weten dat hij ‘de hoeren’ (de rechtbank begrijpt: de Colombianen) heeft gevonden en dat ze weer iemand willen oplichten. [medeverdachte 1] zegt dat hij al een team met uitrusting klaar heeft, dat ze weten wat ze moeten doen, en dat de Rolex en ‘de saus’ (de rechtbank begrijpt: het geld) die uit ze wordt geperst, zodra ze ontwapend en vastgebonden zijn, voor [verdachte] zijn. Er komt vijf man met uitrusting. [verdachte] moet erbij komen zodra het klaar is. [verdachte] zegt hierop ‘ik wil hen en de Rolex, voor het principe’. [medeverdachte 1] zegt dat hij een professioneel team heeft en dat zijn team als klanten naar de Colombianen toe zullen gaan. Zodra de Colombianen zijn ontwapend en vastgebonden, kan [verdachte] komen om ze te verhoren. Zijn team zal het vuile werk doen, maar er moet geen kop vallen want dan zal er veel geruis zijn. Die middag laat [medeverdachte 1] aan [verdachte] weten dat hij ‘zijn Nederlander’ naar hem stuurt die bij alles zal helpen. Wanneer [verdachte] niet reageert, stuurt hij aan [medeverdachte 2] een bericht dat hij [voornaam verdachte] moet schrijven dat zijn man al aan het wachten is. Aan [verdachte] laat hij weten dat het om een man met de alias Norman gaat. De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 1] een bijdrage heeft geleverd om [verdachte] in contact te brengen met iemand die gebruik maakt van de naam Norman, om de situatie met de Colombianen te bespreken.
Uit SKY-berichten tussen [verdachte] en de gebruiker van het account [SKY-account medeverdachte 3] , medeverdachte [medeverdachte 3] , blijkt dat [verdachte] in de ochtend van 12 februari 2021 aan [medeverdachte 3] vraagt om naar zijn woning in Rijswijk te komen omdat hij hulp nodig heeft. [medeverdachte 3] gaat rond 16:00 uur naar de woning van [verdachte] en zegt dat hij er over een half uur zal zijn. Om 17:39 uur laat [medeverdachte 3] aan [verdachte] weten dat hij nu naar Zandvoort gaat.
[verdachte] laat [medeverdachte 1] om 21:37 uur weten dat de Colombianen ‘het lokaas hebben gegrepen’ en dat zij een afspraak willen op maandag.
[medeverdachte 1] biedt [verdachte] op 13 februari 2021 nogmaals zijn hulp aan en benoemt daarbij dat het een heftige aanvaring kan zijn met gebruik van uitrusting. [verdachte] reageert op 14 februari 2021: ‘Bekkie, voorlopig organiseer ik alles’.
Op 14 februari 2021 gaat [medeverdachte 2] bij [verdachte] langs. Een paar uur later laat [verdachte] aan een onbekend gebleven persoon met SKY-account [SKY-account onbekende 2] weten wat het plan is. Hij schrijft: ‘en we moeten praten, zij moeten rijden en die Colombiaan van de straat oprollen en hem brengen, er moet alleen een plek geregeld worden waar naartoe’, ‘zo eentje om hem daar naar binnen te dragen en breken, en verhoren’ en ‘wij beveiligen aan de zijkanten, maar laat hen hem in het busje gooien, mij of jou zouden ze van ver herkennen’.
Uit de inhoud van deze berichten volgt dat [verdachte] , al dan niet via anderen, in contact is gekomen met de Colombianen en een afspraak heeft gemaakt. Ook blijkt wat het doel van de afspraak is: een Colombiaan ontvoeren en (zwaar) mishandelen.
De gebeurtenissen op 16 februari 2021
Op 16 februari 2021 laat [verdachte] rond 9:17 uur aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [SKY-account onbekende 1] weten dat de Colombianen om 11 uur het adres zullen geven. [medeverdachte 1] reageert dat hij direct Norman gaat bellen dat hij zijn lui wakker maakt en laat [verdachte] even later weten dat hij al naar vier een bericht heeft gestuurd dat ze moeten opstaan en dat eentje met uitrusting kan zijn.
[medeverdachte 1] vraagt om 12:06 uur aan [verdachte] waar ze naartoe moeten rijden. [verdachte] reageert hierop dat ze telefonisch bereikbaar moeten zijn. [medeverdachte 1] stuurt om 12:07 uur een bericht aan [medeverdachte 2] dat [voornaam verdachte] het bericht dringend moet lezen. [medeverdachte 2] stuurt direct een foto terug waarop een persoon achter het stuur van een auto is te zien die een telefoon vasthoudt en schrijft daarbij: ‘leest al’. [medeverdachte 1] antwoordt daarop: ‘oke, want ik moet ze ergens naar toe verwijzen, welke wijk, het is beter als jullie die (mensen) van mij al eerder overnemen en uitleggen wat ze moeten doen’. [medeverdachte 2] antwoordt dat ze voorlopig wachten op de plaats en tijdstip van de ontmoeting. Uit deze berichten volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 2] op dat moment samen in een auto zitten.
[verdachte] stuurt tien minuten later een kaartje met de route naar het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee naar [medeverdachte 1] en schrijft dat er maar één toegangsweg is. [verdachte] zegt dat ze daar voorlopig niet in moeten rijden.
Rond diezelfde tijd vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 3] en de gebruiker van SKY-account [SKY-account onbekende 1] of zij naar de [straat Den Haag] (de rechtbank begrijpt: in Den Haag) kunnen komen. [medeverdachte 3] reageert dat hij komt. [verdachte] stuurt aan [SKY-account onbekende 1] een afbeelding met de route vanaf Den Haag naar het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee. [SKY-account onbekende 1] laat om 12:42 uur weten dat hij er is.
Om 13:28 uur instrueert [verdachte] [medeverdachte 1] dat ‘ze 10 km bij die stad vandaan moeten wachten’ en dat hij ze daar zal ontmoeten. Hij stuurt [medeverdachte 1] het adres van de Albert Heijn XL aan de Wendelaarstraat in Alkmaar. [verdachte] zal ze daar opvangen en zegt dat hij met een witte en een donkerblauwe Citroën is. [medeverdachte 1] zegt dat er een Audi A3 op het parkeerterrein zal wachten met een dikke Marokkaan. Hij vraagt aan [verdachte] om hem ook over te nemen en hem ergens neer te zetten.
Uit de hiervoor weergegeven berichten volgt dat [verdachte] in de ochtend van 16 februari 2021 verschillende betrokkenen ervan op de hoogte stelt dat de Colombianen om 11:00 uur het adres voor de afspraak zullen doorgeven. [medeverdachte 1] laat vervolgens anderen zich gereed maken voor de afspraak en [verdachte] vraagt een aantal mensen naar zijn kantoor aan de [straat Den Haag] in Den Haag te komen. Hij geeft het adres van de afspraak, het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee, aan meerdere personen door.
Vanuit Den Haag reist [verdachte] samen met anderen naar Alkmaar, waar voorafgaand aan de afspraak met de Colombianen een ontmoeting plaatsvindt met andere betrokkenen bij het plan. Uit de SKY-berichten volgt dat de bedoeling is dat [verdachte] de anderen daar instrueert over wat er in Bergen aan Zee moet gebeuren.
Andere betrokkenen die naar de ontmoetingsplaats in Alkmaar reizen
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij op 16 februari 2021 op het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee aanwezig is geweest. Hij is in de ochtend samen met [medeverdachte 5] in diens BMW X5 (hierna: de BMW) vanuit de Achterhoek richting Noord-Holland gereden. Uit onderzoek naar de reisbewegingen van telefoons en voertuigen volgt dat [medeverdachte 4] onderweg bij een tankstation langs de A1 andere personen, onder wie medeverdachte [medeverdachte 6] , heeft ontmoet en dat zij vervolgens zijn gestopt bij de KFC aan de Tafelbergweg in Amsterdam. Daar zijn ook een Mercedes A200 met het Duitse kenteken [kenteken 1] (hierna: de Mercedes) en een Audi A6 Avant (station) met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Audi A6) gekomen. Vanuit Amsterdam zijn [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] in de Audi A6, via Bergen, naar de ontmoetingsplaats in Alkmaar gereden.
Uit de onderzoeksbevindingen blijkt dat de telefoon met het nummer waarvan [medeverdachte 4] de gebruiker is, op 15 februari 2021 om 14:40 uur een zendmast heeft aangestraald die is gelegen aan de [straat Den Haag] in Den Haag. [verdachte] heeft de beschikking over een kantoorruimte aan die straat, waar hij en andere betrokkenen op 16 februari 2021 voorafgaand aan (en na) de gebeurtenissen in Bergen aan Zee zijn samengekomen. In dit licht bezien, gaat de rechtbank ervan uit dat [medeverdachte 4] op 15 februari 2021 in Den Haag was om [verdachte] te ontmoeten met het oog op de afspraak met de Colombianen.
De reis van Alkmaar naar Bergen aan Zee
Uit de track- en tracegegevens van de Mercedes blijkt dat dit voertuig om 15:09 uur uit Alkmaar is vertrokken en naar Bergen aan Zee rijdt. Kort daarvoor, om 15:03 uur stuurt [medeverdachte 2] [verdachte] een audiobericht waarin hij zegt dat hij op het parkeerterrein is, dat er niemand in de auto zit en dat al de huizen erom heen ook leeg zijn. Hieruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] al voor de geplande ontmoeting op het Van der Wijckplein is geweest en [verdachte] daarover informeert. Om 15:05 uur laat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] weten dat de jongen al op het parkeerterrein wacht en vraagt [medeverdachte 2] om hem op te halen. [medeverdachte 2] antwoordt: ‘verdomme schrijf niets, ik weet niets’. [medeverdachte 1] vraagt: ‘Zijn jullie daar dan niet samen?’ [medeverdachte 2] schrijft om 15:10 uur: ‘Nee, ik ben in een andere auto met de uitrusting’.
Om 15:13 uur stuurt [verdachte] de volgende audioberichten terug: ‘ze gaan er al naar toe, in ieder geval in een BMW een X5, in ieder geval een Audi in stationcar uitvoering en nog een Mercedes. Ze rijden er al daar naar toe’, ‘Ze zeiden dat er vlakbij de rotonde een Colombiaans varken rondloopt’ en ‘Wij rijden daar al naar toe, met een Citroën, verdomme, ook zo’n Jeepje, we rijden met een Jeepje-Citroën en de Audi in de combi rijdt eveneens’.
De voertuigen die [verdachte] in dit bericht noemt, zijn ook te zien op camerabeelden in (het centrum van) Bergen.
De gebeurtenissen op het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee
Uit de (beschrijving van de) camerabeelden die onderdeel uitmaken van het dossier, blijkt het volgende. Om 15:28 uur parkeert een Ford Focus op het Van der Wijckplein, aan de kant van de flat. Naar later blijkt, zit op de bestuurdersstoel [vriendin slachtoffer] , de vriendin van het slachtoffer. Om 15:38 uur rijdt [medeverdachte 5] zijn BMW het Van der Wijckplein op en parkeert daar in een parkeervak. Een paar seconden later rijdt de Mercedes het Van der Wijckplein op en parkeert eveneens in een parkeervak, ongeveer tegenover de plaats waar de Ford Focus staat. Om 15:42 uur loopt het slachtoffer vanaf de Zeeweg het Van der Wijckplein op en hij loopt naar de Mercedes toe waar hij aan de bestuurderszijde blijft staan.
Om 15:44 uur rijdt de Audi A6 het Van der Wijckplein op en stopt ter hoogte van de Mercedes, waar het slachtoffer nog steeds staat. Op het moment dat de Audi A6 stopt, klinkt er direct een luide knal. Er stappen achtereenvolgens vanuit de rechterachterportier en de bijrijdersplaats van de Audi A6 twee personen (persoon 1 en persoon 2) uit die naar het slachtoffer lopen, waarbij er worsteling ontstaat en persoon 1, even later geholpen door persoon 2, het slachtoffer via de linkerzijde van het voertuig in de Audi A6 proberen te duwen. Ongeveer een halve minuut later stappen twee personen uit de Mercedes.
De rechtbank gaat ervan uit dat [medeverdachte 4] de man is die vanaf de bijrijdersplaats uitstapt.
De bestuurder van de Mercedes loopt naar de mannen die bij de Audi A6 aan het worstelen zijn en maakt direct een slaande beweging met zijn arm. Ook [medeverdachte 4] loopt daar naartoe en neemt deel aan de worsteling. Dan klinkt er weer een harde knal. [medeverdachte 4] loopt kort daarna naar de BMW van [medeverdachte 5] , en het slachtoffer gaat naar de grond. Dan zijn er meerdere knallen te horen. Twee van de mannen lopen naar de Mercedes en rijden met verhoogde snelheid weg. [medeverdachte 4] is inmiddels als bijrijder bij [medeverdachte 5] in de BMW gestapt, die ook wegrijdt. De andere man is in de Audi A6 gestapt, die eveneens wegrijdt. Het slachtoffer blijft liggend op de grond achter en wordt door twee personen in de Ford Focus getild.
Om 15:46 uur rijdt de Ford Focus ook weg.
Het overlijden van het slachtoffer
De inmiddels gealarmeerde politie treft de Ford Focus kort daarna rijdend aan in Bergen.
Het slachtoffer wordt ernstig gewond aangetroffen en is ter plaatse overleden. Het NFI heeft sectie verricht op het lichaam. Daarbij zijn drie schotletsels aangetroffen, waarvan één schampschot ter hoogte van de heup. Het tweede schotletsel betreft een inschotverwonding aan de voorzijde van zijn rechterbovenbeen en een uitschotverwonding aan de achterzijde van het rechterbovenbeen. Het rechterbovenbeen was hierdoor gebroken. Het derde schotletsel betreft een inschotverwonding hoog op de rug, tussen de schouderbladen.
De kogel van het kaliber 9mm Parabellum zat nog in het lichaam van het slachtoffer.
Het NFI heeft geconcludeerd dat het overlijden van het slachtoffer zonder meer wordt verklaard door inwendige letsels als gevolg van het inschotletsel hoog aan de rug, met een mogelijke bijdrage aan het overlijden of de snelheid van het overlijden van een doorschot door het rechterbovenbeen.
Op de plaats delict zijn twee hulzen aangetroffen van het kaliber 9 mm Parabellum (bodemstempel CBC 9mm Luger) en zeven hulzen van het kaliber 7.65 mm Browning (bodemstempel 7.65mm 15 S&B). Het NFI heeft geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de inschotbeschadiging in het bovenbeen van het slachtoffer is veroorzaakt door een kogel van het kaliber 9mm Parabellum, dan door munitie van het kaliber 7.65mm Browning.
SKY-gesprekken na het schietincident
Om 16:08 uur, ruim twintig minuten na het schietincident, schrijft [medeverdachte 1] aan [verdachte] : ‘Jullie kunnen daar beter wegwezen, want iets is niet oké’. [verdachte] schrijft terug: ‘weet ik’. [medeverdachte 1] vraagt vervolgens of hij een bunker moet klaarmaken. [verdachte] zegt hierop: ‘nee, de onze boven’.
Om 16:10 uur laat [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] weten dat hij aan het oprotten is. [medeverdachte 1] zegt dat hij moet zorgen dat hij daar weg komt. [medeverdachte 2] zegt dat hij de auto ergens achter laat en in een taxi stapt. [medeverdachte 1] laat ook aan [medeverdachte 2] weten dat hij een bunker kan klaar maken tot alles tot rust komt. [medeverdachte 2] zegt dat hij voorlopig naar de basis vliegt en dat hij wel ziet wat er speelt. [medeverdachte 2] stuurt om 17:47 uur een foto van de benen van twee personen in een ruimte, waarvan later is vastgesteld dat dit het kantoor is aan de [straat Den Haag] in Den Haag, waarvan [verdachte] de gebruiker is. [medeverdachte 1] vraagt of ze nog wat terug hebben gekregen. [medeverdachte 2] antwoordt dat het hier niet om ‘de saus’ (de rechtbank begrijpt: het geld) ging. [medeverdachte 2] schrijft verder dat er eentje gereanimeerd wordt. [medeverdachte 2] brengt nog andere personen op de hoogte van de schietpartij. Rond 16:52 uur schrijft hij aan een onbekend gebleven gebruiker met SKY-account [SKY-account onbekende 3] : ‘wat een rit verdomme. We gingen er eentje oprollen. Ze strooiden zich uit met 5’, ‘Bij ons iedereen heel. In het midden van de stad. We hebben twee getroffen’, ‘kankervet, eentje waarschijnlijk gekrepeerd’, ‘en ze spraken op het parkeerterrein af en toen wij begonnen die ene in te trekken (ook vertaald als: naar binnen te trekken), strooiden zij zich uit en begonnen te bonken en ik verneukte hem direct 2 keer en die klojo viel neer in die andere’. [SKY-account onbekende 3] reageert hierop: Rot daar zo ver mogelijk vandaan op’, ‘geluk dat jij en Mario heel zijn’.
Om 21:03 uur ontvangt [verdachte] een bericht van [SKY-account onbekende 4] aan wie hij twee minuten voor het schietincident had laten weten: ‘Now I go take mutherfucker’. [SKY-account onbekende 4] schrijft: ‘I hear you got the mutherfucker colombian’. [verdachte] antwoordt: ‘ask Cobra’. Uit de bewijsmiddelen volgt dat Cobra een bijnaam/alias is van [medeverdachte 2] .
Medeplegen van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2 primair)
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat [verdachte] niet als (mede)pleger van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving kan worden aangemerkt. Daartoe heeft de raadsman, onder meer onder verwijzing naar een bij pleidooi overgelegde schriftelijke verklaring van [verdachte] , het volgende aangevoerd. [verdachte] was boos om wat hem op 11 februari 2021 was overkomen en hij heeft verschillende mensen gevraagd uit te kijken naar de Colombianen. Verschillende mensen boden hem hulp aan, maar daar heeft hij niet op gereageerd of de hulp afgewezen. [verdachte] wordt slechts op de achtergrond op de hoogte gehouden van alle ontwikkelingen. De man die garant stond voor de deal op 11 februari 2021, heeft vervolgens een nieuwe afspraak gemaakt met de Colombianen. [verdachte] had op 16 februari 2021 met de garant afgesproken in Alkmaar en is daar naartoe gereden. In Alkmaar ontmoette hij de garant. Daar waren ook drie auto’s die bij de garant hoorden, een Mercedes, een Audi en een BMW X5. [verdachte] heeft de garant verteld dat hij zich terugtrok en er niets meer mee te maken wilde hebben, omdat hij bang was dat de garant onder één hoedje speelde met de Colombianen. [verdachte] is toen achtergebleven in Alkmaar en dus niet in Bergen aan Zee geweest. Hij heeft geen enkele actieve rol gehad bij de uitvoering van het delict en kan dus volgens de raadsman niet worden aangemerkt als medepleger.
Juridisch kaderVoor de kwalificatie medeplegen is volgens vaste rechtspraak vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Bij medeplegen ligt het accent op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
Rol van [verdachte]
De rechtbank neemt op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, als vaststaand aan dat [verdachte] , nadat hij door een groep Colombianen was beroofd van geld en een horloge, actief en door anderen naar deze personen heeft laten zoeken. [verdachte] heeft met [medeverdachte 1] en onbekend gebleven personen, het plan opgevat om één van deze Colombianen op te sporen, te ontvoeren, ergens vast te houden en te mishandelen. Hij heeft daarbij een sturende en organiserende rol. Zo vraagt [verdachte] onder meer [medeverdachte 1] om de Colombianen op te sporen en hij brengt personen (in zijn kantoor aan de [straat Den Haag] in Den Haag en later bij de Albert Heijn XL in Alkmaar) bijeen die de ontvoering zouden uitvoeren. Het gaat [verdachte] daarbij niet alleen om het terugkrijgen van het geld en de Rolex, maar ook om vergelding: de Colombiaan moet worden vastgezet en gebroken. [verdachte] is de persoon die een afspraak met de Colombianen in Bergen aan Zee heeft geregeld of laten regelen en degene die andere betrokken personen daarover informeert. Hij is naar de Albert Heijn XL aan de Wendelaarstraat in Alkmaar gereden waar hij onder meer de door [medeverdachte 1] geregelde personen instructies heeft gegeven ten behoeve van de ontvoering van de Colombiaan. Bij deze ontmoeting zijn in ieder geval medeverdachten [medeverdachte 6] en [medeverdachte 4] aanwezig geweest, die vanuit het oosten van Nederland naar Alkmaar zijn gereden. [verdachte] heeft tijdens de ontmoeting bij de Albert Heijn ook contact met medeverdachte [medeverdachte 2] , die rond 15.00 uur een voorverkenning in Bergen aan Zee doet en daarvan verslag uitbrengt aan [verdachte] . Na afloop van de gebeurtenissen op het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee wordt [verdachte] over de afloop van de poging tot ontvoering geïnformeerd.
De verdediging heeft bij pleidooi een schriftelijke verklaring van [verdachte] overgelegd, die erop neerkomt dat hij voorafgaand aan de gebeurtenissen op 16 februari 2021 enkel op de achtergrond betrokken is geweest. Op 16 februari 2021 had hij in Alkmaar afgesproken met de persoon die garant had gestaan voor de mislukte drugsdeal op 11 februari 2021 en die een afspraak met de Colombianen had geregeld. [verdachte] stelt in zijn verklaring zich in Alkmaar van het ontvoeringsplan te hebben gedistantieerd en daar te zijn achtergebleven, omdat hij de garant niet vertrouwde. Buiten dat deze op schrift gestelde verklaring pas in een heel laat stadium, namelijk bij pleidooi, is ingebracht en de rechtbank [verdachte] daarover ook niet heeft kunnen bevragen, acht de rechtbank deze verklaring ongeloofwaardig.
De inhoud daarvan strookt namelijk geenszins met de inhoud van de door [verdachte] zelf gewisselde berichten in de aanloop naar, kort voor en na afloop van het delict.
Immers uit die berichten volgt dat [verdachte] (mede) het initiatief heeft genomen tot het plan een Colombiaan te (laten) ontvoeren. Hij is als organisator betrokken bij de uitvoering daarvan, die uiteindelijk in een poging is geëindigd. Zo heeft [verdachte] de afspraak geregeld of laten regelen, heeft hij medeverdachten aangestuurd en hen geïnstrueerd in de aanloop naar de gebeurtenissen op het Van der Wijckplein in Bergen aan Zee. En ook nadat de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft plaatsgevonden, wordt [verdachte] door anderen geïnformeerd. Dat [verdachte] zich zou hebben teruggetrokken uit het ontvoeringsplan en daar kennelijk niets meer mee van doen heeft gehad, valt niet te rijmen met de inhoud van kort voor het delict door hem verstuurde berichten. Zo verstuurt hij ongeveer een half uur voor het incident een bericht inhoudende dat ze (de rechtbank begrijpt: medeverdachten) er al naar toe rijden en dat er vlak bij de rotonde een Colombiaans varken rondloopt. En twee minuten voordat het delict plaatsvindt heeft [verdachte] aan een onbekend gebleven gebruiker een bericht verstuurd met de inhoud: ‘now I go take motherfucker’.
Gelet op de hiervoor door de rechtbank gedane vaststellingen komt de rechtbank tot de conclusie dat de intellectuele en materiële bijdrage die [verdachte] aan deze poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft gegeven significant, zo niet cruciaal was.
Dat op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] ten tijde van het delict op of in de buurt van het Van der Wijckplein aanwezig is geweest, doet daaraan niet af. Dit is geen vereiste voor het bewijs van medeplegen. Bovendien wordt zijn afwezigheid ter plaatse ruimschoots gecompenseerd door de hiervoor geschetste bijdrage die zonder meer de kwalificatie medeplegen rechtvaardigt. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] medepleger is van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer.
Strafverzwarende omstandigheid ‘de dood ten gevolge hebbend’
Onder feit 2 primair is de strafverzwarende omstandigheid ten laste gelegd dat de poging tot ontvoering de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft gehad. De raadsman heeft in dit verband aangevoerd dat dit strafverzwarende gevolg (de geobjectiveerde dood) niet kan volgen op een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat ook een poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de wijze waarop deze wordt uitgevoerd kan leiden tot de dood. De opvatting dat het strafverzwarende gevolg niet bewezen kan worden verklaard in geval van een poging (tot wederrechtelijke vrijheidsberoving), vindt geen steun in het recht.
Voor een bewezenverklaring van het strafverzwarende gevolg is vereist dat een zodanig verband bestaat tussen de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer, dat de dood redelijkerwijs als gevolg van dat feit aan [verdachte] kan worden toegerekend.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen - zoals hiervoor weergegeven - volgt dat [verdachte] en zijn medeverdachten van plan waren het slachtoffer te ontvoeren en dat het plan tevens inhield dat wapens meegenomen zouden worden. [verdachte] wist dus dat er wapens meegenomen zouden worden. Uit de berichten volgt ook dat [verdachte] en de medeverdachten er rekening mee hielden dat er sprake zou kunnen zijn van een gewelddadige confrontatie waarbij - zo begrijpt de rechtbank - het gebruik van wapens niet zou worden geschuwd. Tijdens de uitvoering van de poging om het slachtoffer in een auto te duwen is het slachtoffer in zijn rug en zijn been geschoten, als gevolg waarvan hij is komen te overlijden. Onder deze omstandigheden bestaat een zodanig verband tussen de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving en de dood van het slachtoffer, dat de dood van het slachtoffer redelijkerwijs aan [verdachte] kan worden toegerekend.
Medeplegen doodslag (feit 1 primair)
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] de schutter is geweest die de dodelijke kogels op het slachtoffer heeft afgevuurd. Naar het oordeel van de rechtbank is [verdachte] aan te merken als medepleger van de doodslag. De rechtbank baseert dit op het volgende. [verdachte] heeft als organisator deelgenomen aan de voorbereiding en uitvoering van een plan dat inhield dat het slachtoffer op klaarlichte dag op een parkeerplaats met geweld zou worden ontvoerd om hem vervolgens vast te houden. Daarbij was het de verwachting dat de Colombianen gewapend zouden zijn. Met het oog hierop hebben medeverdachten van [verdachte] ook (een) vuurwapen(s) (uitrusting) meegenomen. Dat bij de ontvoering met het vuurwapen zou worden gedreigd en dat het vuurwapen mogelijk ook zou worden gebruikt, kan dan ook niet anders dan onderdeel van het plan zijn geweest. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] en de medeverdachten er rekening mee hielden dat de groep Colombianen ook bewapend was en dat er sprake zou kunnen zijn van een gewelddadige confrontatie. Het gebruik van vuurwapengeweld is tegen de achtergrond van de poging tot ontvoering bovendien niet zo uitzonderlijk dat dit uitsluitend een spontane ingeving moet zijn geweest van [medeverdachte 2] , die niet aan zijn mededaders kan worden toegerekend. Dit geldt temeer nu het een door [verdachte] en zijn medeverdachten ingezette wraakactie betreft naar aanleiding van een eerdere beroving met gebruik van een vuurwapen in het drugsmilieu. Daarbij komt dat de plaats waar de poging tot ontvoering was gepland (namelijk overdag op een openbaar parkeerterrein in een toeristisch dorp) een snelle overmeestering van het slachtoffer nog belangrijker maakte en (dreiging met) vuurwapengeweld dit kon bewerkstelligen. Het kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders dan dat [verdachte] erop heeft gerekend dat bij de mede door hem georganiseerde ontvoering van het slachtoffer, sprake zou zijn van vuurwapenbezit en dat het gebruik daarvan niet zou worden geschuwd. In het licht van die omstandigheden heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat meegebrachte vuurwapens zouden worden gebruikt. Op grond van het dossier is verder niet gebleken dat bij de uitvoering van de poging tot ontvoering wezenlijk is afgeweken van het vooraf gemaakte ontvoeringsplan.
Gekwalificeerde doodslag?
Vervolgens is aan de orde de vraag of de doodslag is gepleegd met het oogmerk om de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving voor te bereiden, gemakkelijk te maken of bij betrapping op heterdaad de straffeloosheid aan zichzelf of anderen te verzekeren.
De officieren van justitie hebben naar voren gebracht dat het schieten is gebruikt om het slachtoffer te intimideren of te verwonden om zonder verzet mee te werken aan de ontvoering, terwijl ook niet uitgesloten is dat tegen het einde een reeks schoten is gelost om de vlucht mogelijk te maken en straffeloos te blijven. De officieren van justitie hebben daarmee geconcludeerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om de gekwalificeerde doodslag bewezen te verklaren.
De kern van de strafbaarstelling van artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht bestaat uit een doodslag die in een onmiddellijk verband staat met een ander strafbaar feit, zowel in causaal opzicht als wat het tijdstip van het zich voordoen van de feiten betreft: het andere feit (ook wel aangeduid als oorsprongsfeit) moet de doodslag in zo’n mate vergezellen of van nabij volgen of daaraan voorafgaan dat het geacht kan worden er één geheel van uit te maken, met als nadere beperking van de reikwijdte van de strafbaarstelling het (bijkomende) oogmerk van een verdachte dat de doodslag is gericht op het bijvoorbeeld straffeloosheid verzekeren voor dat andere feit.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de doodslag niet zijn gepleegd met het doel om de uitvoering van de poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Het doden van het slachtoffer is namelijk niet verenigbaar met het oogmerk om zijn ontvoering voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Verder bevat het dossier, mede in aanmerking genomen het zeer korte tijdsbestek waarbinnen de poging om het slachtoffer in de auto te duwen plaatsvindt en de schoten worden gelost, onvoldoende bewijs om aan te nemen dat het slachtoffer is doodgeschoten om de daders bij betrapping op heterdaad straffeloosheid te verzekeren.
[verdachte] zal dan ook van deze in feit 1 primair ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid worden vrijgesproken.