ECLI:NL:RBNHO:2023:3731

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
22/5434
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak betreffende Jeugdbescherming Regio Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke kwestie tussen eiseres en Jeugdbescherming Regio Amsterdam. Eiseres verzocht om stopzetting van de verspreiding van documenten waarin haar medische gegevens zijn verwerkt. Na een aantal verzoeken en een beroep op de rechtbank, heeft de rechtbank de zaak behandeld op 16 februari 2023. Tijdens de zitting is vastgesteld dat Jeugdbescherming Regio Amsterdam niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt op basis van artikel 7.3.17 van de Jeugdwet. Dit betekent dat de bestuursrechter niet bevoegd is om van het beroep kennis te nemen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat het verzoek van eiseres moet worden aangemerkt als een verzoek in de zin van artikel 7.3.10 van de Jeugdwet, en niet als een verzoek op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank heeft geconcludeerd dat de onbevoegdheid alleen de bestuursrechter treft en dat eiseres zich kan wenden tot de burgerlijke rechter. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er mogelijkheden zijn voor eiseres om in gezamenlijk contact te treden met Jeugdbescherming Regio Amsterdam over haar verzoeken.

De uitspraak benadrukt de scheiding tussen bestuursrechtelijke en civiele rechtszaken, en de specifieke rol van Jeugdbescherming Regio Amsterdam in het kader van de Jeugdwet. De rechtbank heeft zich derhalve onbevoegd verklaard en geen proceskostenvergoeding toegekend aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/5434

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en

Jeugdbescherming Regio Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.H. Blom).

Inleiding

1.1.
Bij e-mail van 9 augustus 2022 heeft eiseres verzocht om te stoppen met verspreiding van alle documenten waarin haar medische gegevens zijn verwerkt.
1.2.
Eiseres heeft Jeugdbescherming Regio Amsterdam bij e-mail van 21 september 2022 in gebreke gesteld voor het niet tijdig beslissen op haar verzoek en een herhaald verzoek ingediend.
1.3.
Eiseres heeft op 2 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar verzoek.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 16 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder. Het beroep is gelijktijdig behandeld met het beroep met het zaaknummer HAA 21/2834.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het verzoek van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is onbevoegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunten partijen
4. Jeugdbescherming Regio Amsterdam heeft ter zitting verwezen naar het verweerschrift zoals ingediend in de zaak met het nummer HAA 21/2834. Ter zitting is tevens verwezen naar de artikelen 7.3.17 van de Jeugdwet en 7.3.1 van de Jeugdwet, waaruit volgt dat Jeugdbescherming Regio Amsterdam niet aan te merken is als bestuursorgaan.
5. Eiseres stelt dat zij verschillende malen heeft verzocht om toepassing van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en terecht een verzoek heeft gedaan op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob). Eiseres stelt dat Jeugdbescherming Regio Amsterdam wel een bestuursorgaan is, en zich dient te houden aan de daarbij horende verplichtingen. Ter zitting is door eiseres vermeld, dat op grond van de AVG en artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), gegevens enkel mogen worden verwerkt, vanuit een bepaalde taakstelling. Als de gecertificeerde instelling (GI) vanuit die bepaalde taakstelling optreedt als bestuursorgaan, dan kan niet gesteld worden dat het gaat om privaatrechtelijke handelingen. Alle verzochte informatie gaat over de omgang, gezag en uithuisplaatsing en ziet juist toe op die specifieke taakstelling.
Het kader
6. Paragraaf 7.3 van de Jeugdwet (Jw) is getiteld “Toestemming, dossier en privacy” en omvat de artikelen 7.3.1 tot en met 7.4.5.
Artikel 7.3.1, eerste lid luidt:
"Hetgeen in deze paragraaf, met uitzondering van de artikelen 7.3.4, 7.3.5, 7.3.6 en 7.3.16, is bepaald ten aanzien van de jeugdhulpverlener is van overeenkomstige toepassing op de medewerker van de gecertificeerde instelling, met dien verstande dat voor «jeugdhulp» of «verlening van jeugdhulp» wordt gelezen «uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering»".
Het tweede lid luidt:
"In deze paragraaf wordt verstaan onder betrokkene: persoon aan wie rechtstreeks jeugdhulp wordt verleend, ten aanzien van wie de verlening van jeugdhulp wordt voorgesteld of ten aanzien van wie een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitgevoerd wordt of de uitvoering daarvan wordt voorgesteld."
Artikel 7.3.10 luidt:
"De jeugdhulpverlener verstrekt aan de betrokkene desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van het dossier, of delen daarvan. De verstrekking blijft achterwege voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een ander. De jeugdhulpverlener kan voor de verstrekking van het afschrift een vergoeding verlangen overeenkomstig artikel 39 van de Wet bescherming persoonsgegevens."
Artikel 7.3.15, eerste lid, luidt:
"De verplichtingen op grond van deze paragraaf voor de jeugdhulpverlener jegens de betrokkene, gelden, indien de betrokkene de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt, voor de jeugdhulpverlener jegens de ouders die het gezag over de betrokkene uitoefenen dan wel jegens zijn voogd."
Artikel 7.3.17 luidt:
”Een beslissing van een jeugdhulpverlener genomen op grond van deze paragraaf, een beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15,16, 17 of 19 van de Algemene verordening gegevensbescherming, alsmede een beslissing naar aanleiding van de aantekening van een bezwaar als bedoeld in artikel 21 van die verordening gelden, ook voor zover de jeugdhulpverlener, de beslissing heeft genomen als of namens een bestuursorgaan, voor de toepassing van paragraaf 3.3 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, als een beslissing genomen door een ander dan een bestuursorgaan.
7. Uit de e-mail van eiseres van 9 augustus 2022 blijkt dat eiseres met haar verzoek beoogt uitsluitend aan haar het dossier over haar dochter te verstrekken (met het oogmerk dit te vernietigen). Dat blijkt ook uit haar beroep op de AVG. Naar het oordeel van de rechtbank dient het verzoek van eiseres daarom te worden aangemerkt als een verzoek in de zin van artikel 7.3.10 van de Jw en heeft het niet (ook) de strekking om de dossiers voor iedereen te openbaren, zoals bedoeld in de Wob of de Wet open overheid (Woo). De omstandigheid dat eiseres heeft verwezen naar de Wob maakt dit oordeel niet anders.
8. Ingevolge artikel 7.3.17 van de Jw kan Jeugdbescherming Regio Amsterdam niet als een bestuursorgaan worden aangemerkt. De bestuursrechter is daarom niet bevoegd om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank zal zich derhalve onbevoegd verklaren. Deze onbevoegdheid treft alleen de bestuursrechter en laat onverlet dat eiseres zich naar aanleiding van de afwijzing van haar verzoek door middel van een verzoekschrift tot de burgerlijke rechter kan wenden. Steun voor dit oordeel vindt de rechtbank in de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 maart 2018 [1] .
9. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ter zitting door Jeugdbescherming Regio Amsterdam aan eiseres de handreiking is gedaan om in gezamenlijk contact te treden over de verzoeken van eiseres. Eiseres heeft meerdere beroepen bij de rechtbank Noord-Holland ingesteld en heeft naar medewerkers van Jeugdbescherming Regio Amsterdam meerdere e-mails verstuurd.

Conclusie en gevolgen

10. De rechtbank is onbevoegd. Zij mag de zaak dus niet behandelen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.