ECLI:NL:RBNHO:2023:3657

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
10187308 \ CV EXPL 22-3954
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomsten en terugbetaling koopprijs na non-conforme levering van meubels

In deze zaak hebben de eisers, hierna aangeduid als [eisers 1], een vordering ingesteld tegen Rofra Meubelen Project B.V. naar aanleiding van de levering van non-conforme meubels. De eisers hebben op 19 september 2021 een bank gekocht en op 15 februari 2022 een love seat, maar de geleverde meubels vertoonden gebreken. Rofra heeft toegezegd de gebreken te herstellen, maar heeft dit niet binnen een redelijke termijn gedaan. De kantonrechter oordeelt dat de eisers gerechtigd waren de koopovereenkomsten te ontbinden, omdat Rofra niet tijdig heeft gereageerd op de klachten over de meubels. De kantonrechter wijst de vordering van de eisers tot terugbetaling van de koopprijs toe, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Rofra wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, maar het verzoek van de eisers om de werkelijk gemaakte proceskosten te vergoeden wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door kantonrechter E. Kanninga-Jonker op 20 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10187308 \ CV EXPL 22-3954
Uitspraakdatum: 20 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eisers 1]

2.
[eisers 1]
wonende te [woonplaats]
eisers
verder te noemen: [eisers 1]
gemachtigde: mr. R.K. Torn
tegen
de besloten vennootschap
Rofra Meubelen Project B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: Rofra
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om de vraag of kopers van meubelen gerechtigd waren de koopovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is, omdat de verkoper niet binnen een redelijke termijn tot herstel van de non-conforme meubels is overgegaan. Het gevolg van de ontbinding is dat de verkoper de door de kopers betaalde koopprijs moet terugbetaling. De vordering van de kopers zal dan ook worden toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eisers 1] hebben bij dagvaarding van 1 november 2022 een vordering tegen Rofra ingesteld. Rofra heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 21 maart 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben [eisers 1] op 3 maart 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eisers 1] hebben op 19 september 2021 bij het filiaal van Rofra in Leiderdorp een bank gekocht van het type Sacramento voor een bedrag van € 1.695,00. Op de orderbevestiging staat vermeld dat de bank naar verwachting in week 49 van 2021 wordt geleverd.
2.2.
Op 7 februari 2022 heeft Rofra de bank aan [eisers 1] geleverd. Kort voor de levering bleek echter dat de bank, in tegenstelling tot wat was afgesproken, niet uit één maar uit twee gedeeltes bestond. Rofra heeft vervolgens toegezegd alsnog een uit één deel bestaande bank te zullen leveren aan [eisers 1] .
2.3.
Op 15 februari 2022 hebben [eisers 1] nog een love seat van € 1.327,25 bij Rofra gekocht.
2.4.
De uit één gedeelte bestaande bank en de love seat zijn door Rofra op 22 maart 2022 geleverd. [eisers 1] hebben na aflevering van de meubels aan Rofra laten weten dat de meubels gebreken vertonen, bestaande uit kleurverschil, te harde vulling en lijmresten en andere beschadigingen. Naar aanleiding van deze melding heeft Rofra toegezegd de gebreken te herstellen.
2.5.
Ondanks de toezegging van Rofra om de meubels bij [eisers 1] op te komen halen en binnen vier weken de meubels terug te leveren, zijn de meubels pas op 9 juni 2022 bij [eisers 1] opgehaald.
2.6.
Op 11 juli 2022 stuurt Rofra [eisers 1] een e-mail waarin, voor zover van belang, het volgende is opgenomen.
‘Goed nieuws! Uw bestelling met ordernummer 3363103 wordt in week 29(toevoeging kantonrechter: van 18 tot 24 juli 2022)
overgedragen aan de transporteur.
(…)
U kunt uw bestelling binnen 5 tot 10 werkdagen thuis verwachten.’
2.7.
Op 18 juli 2022 sturen [eisers 1] Rofra een e-mail waarin, voor zover van belang, het volgende is opgenomen.
‘Ik ga er van uit dat uiterlijk vrijdag 22 juli met het afhalen van de leenbank door de [bedrijf] ook de bank en stoel volledig hersteld en naar onze wens geleverd worden.
Mocht dat niet zo zijn dan ontbind ik bij dezen de koopovereenkomst op basis van wanprestatie het niet nakomen van meerdere afspraken.
Van een redelijke termijn is geen enkele sprake meer en van enige inspanningen van jullie zijden om ons op de hoogte te houden van de voorgang of tussentijds enige andere vorm van service te bieden is al helemaal niet gebleken.’
2.8.
Op 25 juli 2022 laat Rofra aan [eisers 1] weten dat de bank en love seat zijn hersteld en klaar zijn voor verzending. Partijen hebben vervolgens telefonisch contact over de levering. Naar aanleiding van dit gesprek stuurt Rofra [eisers 1] op 2 augustus 2022 een e-mail waarin het volgende is opgenomen.
[bedrijf] zal nu uw bank met lift aanbieden en zoals we hebben afgesproken, als de banken gebreken vertonen kun u ervoor kiezen de bank retour te sturen.
In dat geval zullen we de bank crediteren’.
[eisers 1] reageren op 3 augustus 2022 als volgt op de e-mail van Rofra.
‘Fijn dat u bevestigd zoals telefonisch afgestemd, dat wanneer de bank gebreken heeft of niet naar onze wens is deze retour kan zonder verdere discussie, maar zoals u gister bevestigde over de telefoon zou de bank gelukkig nu helemaal 100% zijn.’
2.9.
Op 16 augustus 2022 zijn de herstelde bank en love-seat aan [eisers 1] geleverd. [eisers 1] hebben de meubels echter niet geaccepteerd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eisers 1] vorderen een verklaring voor recht dat zowel de op 19 september 2021 gesloten koopovereenkomst voor de bank alsmede de op 15 februari 2022 gesloten koopovereenkomst voor de love seat zijn ontbonden. Daarnaast vorderen [eisers 1] dat Rofra wordt veroordeeld tot terugbetaling de kooprijs van de meubels van € 3.022,27, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2022 en tot betaling van € 516,94 aan buitengerechtelijke incassokosten. Tot slot vorderen [eisers 1] dat Rofra wordt veroordeeld tot betaling van de werkelijk door haar gemaakte proceskosten en tot betaling van de nakosten.
3.2.
[eisers 1] leggen aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij, nadat zij Rofra veelvuldig in de gelegenheid hadden gesteld de meubels te herstellen en opnieuw aan hen te leveren, de koopovereenkomsten op 22 juli 2022 buitengerechtelijk hebben ontbonden. Nadat de overeenkomst was ontbonden hebben zij Rofra alsnog in de gelegenheid gesteld de meubels te leveren. Omdat de meubels echter nog steeds niet de juiste vulling hadden hebben [eisers 1] deze niet geaccepteerd. Doordat de overeenkomst is ontbonden zijn er voor partijen ongedaanmakingsverplichtingen ontstaan en is Rofra gehouden de door [eisers 1] betaalde koopprijs terug te betalen. Dit heeft Rofra tot op heden niet gedaan, waardoor [eisers 1] hun vordering uit handen hebben moeten geven. De hiermee gepaard gaande kosten dienen voor rekening van Rofra te komen. Verder moet Rofra veroordeeld worden tot betaling van de werkelijk door [eisers 1] gemaakte proceskosten, omdat Rofra, door zonder goede reden de koopprijs niet terug te betalen, onredelijk en onrechtmatig jegens [eisers 1] handelt.
3.3.
Rofra betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat [eisers 1] niet gerechtigd waren de koopovereenkomsten op 22 juli 2022 buitengerechtelijk te ontbinden. Rofra had na de eerste foutieve levering het recht alsnog na te komen binnen een redelijke termijn. De door [eisers 1] in haar e-mail van 18 juli 2022, gegeven termijn was echter niet redelijk, zodat [eisers 1] niet gerechtigd waren de overeenkomst te ontbinden. Rofra is de overeenkomsten vervolgens alsnog nagekomen door de bestelde meubels aan [eisers 1] te leveren. Rofra betwist dat de vulling van deze meubels afweek van de vulling op soortgelijke producten haar showroom. Omdat de geleverde meubels conform zijn, had [eisers 1] geen geldige reden deze te weigeren en hebben zij geen recht op terugbetaling van het aankoopbedrag.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of Rofra de door [eisers 1] betaalde kooprijs moet terugbetalen. Daarvoor is van belang of de tussen partijen gesloten koopovereenkomsten op 22 juli 2022 rechtsgeldig door [eisers 1] zijn ontbonden.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat de overeenkomsten tussen partijen consumentenkoop betreffen. Omdat er sprake is van consumentenkoop zijn de bepalingen uit titel 1 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) op de onderhavige overeenkomsten van toepassing.
4.3.
Op grond van artikel 7:22 BW mag een koper, indien het afgeleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt, de overeenkomst ontbinden. De koper mag hier echter pas toe overgaan als herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kunnen worden, of wanneer de verkoper tekort is geschoten in een verplichting om de zaak binnen een redelijke termijn, en zonder ernstige overlast, te herstellen of te vervangen. Wat als een redelijke termijn kan worden beschouwd, is afhankelijk van de aard van de zaak en het bijzondere gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. Komt een verkoper zijn verplichting om een gebrekkige zaak binnen een redelijke termijn te herstellen niet na, dan heeft de koper de bevoegdheid de overeenkomst te ontbinden zonder de verkoper nog een termijn voor nakoming te gunnen. De verkoper hoeft dus niet in verzuim te verkeren voordat de koper de koopovereenkomst kan ontbinden. [1]
4.4.
Vast staat dat de meubels die Rofra op 22 maart 2022 aan [eisers 1] heeft geleverd niet aan de overeenkomst beantwoordde. Rofra heeft namelijk toegezegd de meubels te zullen herstellen en heeft de meubels ook retour genomen. Op basis van voornoemd artikel diende Rofra dit vervolgens binnen een redelijke termijn na 22 maart 2022 te doen. Vanaf die datum, of in ieder geval kort daarna, was zij er immers van op de hoogte dat de geleverde meubels gebreken vertoonde.
4.5.
Rofra stelt zich op het standpunt dat [eisers 1] haar geen redelijke termijn heeft gegeven de meubels te herstellen, nu [eisers 1] Rofra in hun e-mail van 18 juli 2022 slechts enkele dagen de tijd heeft gegeven deze verplichting na te komen. Rofra gaat er echter aan voorbij dat zij al vanaf 22 maart 2022 verplicht was de meubels te herstellen binnen een redelijke termijn en dat die verplichting niet pas is ontstaan op het moment dat [eisers 1] Rofra op 18 juli 2022 een e-mail stuurden. [eisers 1] hebben deze e-mail pas gestuurd op het moment dat Rofra al bijna vier maanden de tijd had gehad om de gebreken te herstellen. Dat een termijn van vier maanden niet redelijk is, is door Rofra niet onderbouwd. Rofra heeft enkel aangevoerd dat het herstel vanwege de coronapandemie en de als gevolg daarvan slechte levering van materialen langer heeft geduurd. Niet vereist is echter dat de tekortkoming in de verplichting om binnen een redelijke termijn te herstellen aan de verkoper kan worden toegerekend. Het beroep van Rofra op overmacht ten aanzien van die verplichting kan zij dus niet aan [eisers 1] tegenwerpen en behoort voor haar rekening en risico te komen. Daar komt bij dat zeer aannemelijk is dat als Rofra er beter op had toegezien dat de meubels kort na 22 maart 2022 bij [eisers 1] waren opgehaald en niet pas op 9 juni 2022, het voor Rofra wel mogelijk was geweest de meubels binnen een redelijke termijn te herstellen. Dat zij de meubels niet direct heeft opgehaald, en er daardoor onnodig veel tijd is verstreken, komt ook voor haar rekening en risico.
4.6.
Echter ook wanneer de verplichting om de meubels binnen een redelijke termijn te herstellen pas is ontstaan op het moment dat [eisers 1] Rofra op 18 juli 2022 een e-mail stuurden waarin Rofra werd gesommeerd de herstelde meubels uiterlijk 22 juli 2022 aan [eisers 1] te leveren, dan nog is de kantonrechter van mening dat die termijn van slechts enkele dagen in de gegeven omstandigheden niet onredelijk was. Daarvoor is van belang dat Rofra al vanaf eind maart wist dat de door haar geleverde meubels niet conform waren en hersteld moesten worden en Rofra vervolgens heel erg lang heeft gewacht met het ophalen van de meubels bij [eisers 1] Daar komt nog bij dat Rofra [eisers 1] op 11 juli 2022 heeft laten weten dat meubels in week 29 aan [eisers 1] geleverd zouden worden. De door [eisers 1] in hun e-mail van 18 juli 2022 gegeven termijn sluit hierop aan. Van aan onredelijke termijn is dan ook geen sprake.
4.7.
Gelet op het voorgaande staat vast dat Rofra tekortgeschoten is in haar verplichting om de gebreken aan de meubels binnen een redelijke termijn te herstellen. Dat brengt mee dat [eisers 1] bevoegd waren de koopovereenkomsten, nadat levering binnen de allerlaatste termijn die zij Rofra hadden geboden om tot herstel over te gaan, te ontbinden. De door [eisers 1] gevorderde verklaring voor recht dat de koopovereenkomsten op 22 juli 2022 zijn ontbonden zal dan ook worden toegewezen.
4.8.
Door de ontbinding van de koopovereenkomsten zijn over en weer ongedaanmakingsverplichtingen ontstaan. Aan de kant van Rofra bestaat deze uit de terugbetaling van het aankoopbedrag. Dat Rofra, nadat de overeenkomsten waren ontbonden, de meubels alsnog aan [eisers 1] heeft geleverd doet daaraan niets af. [eisers 1] hoefden deze levering, ook als de meubels op dat moment volledig conform waren, niet meer te accepteren, omdat de overeenkomsten al waren ontbonden. Het antwoord op de vraag of de alsnog geleverde meubels al dan niet conform waren en over de juiste vulling beschikten, kan dan ook in het midden blijven. De conclusie is dan ook dat de vordering van [eisers 1] tot terugbetaling van het aankoopbedrag zal worden toegewezen. Ook de door [eisers 1] gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar, omdat Rofra in verzuim is met terugbetaling van het aankoopbedrag.
4.9.
[eisers 1] hebben voldoende gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen daarom worden toegewezen, omdat die zijn berekend in overeenstemming met de wettelijke staffel zoals vermeld in artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van Rofra, omdat zij ongelijk krijgt. [eisers 1] hebben de kantonrechter verzocht Rofra te veroordelen tot betaling van de werkelijk door haar gemaakte proceskosten die tot en met de dagvaarding zijn begroot op € 3.239,78. Een dergelijke vordering is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. De kantonrechter oordeelt dat in dit geval niet kan worden gezegd dat het ontoelaatbaar was dat Rofra haar - later onjuist gebleken, althans als onjuist beoordeelde - standpunt verdedigde. Het verzoek van [eisers 1] zal daarom worden afgewezen en de proceskosten zullen worden vastgesteld conform het liquidatietarief.
4.11.
Rofra zal ook veroordeeld worden tot betaling van € 132.00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eisers 1] worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat de op 19 september 2021 en op 15 februari 2022 tussen partijen gesloten koopovereenkomsten zijn ontbonden;
5.2.
veroordeelt Rofra tot betaling aan [eisers 1] van € 3.539,21, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.022,27 vanaf 1 augustus 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
veroordeelt Rofra tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eisers 1] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 131,18
griffierecht € 244,00
salaris gemachtigde € 398,00 ;
5.4.
veroordeelt Rofra tot betaling van € 132,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eisers 1] worden gemaakt;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Kanninga-Jonker en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27 809, nr. 3, p. 8, 9 en 23 en Nota n.a.v. Nader Verslag, Kamerstukken II 2001/02, nr. 8, p. 3