ECLI:NL:RBNHO:2023:3601

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
C/15/322541 / FA RK 21-5685
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag ouders over minderjarige en toekenning eenhoofdig gezag aan de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 april 2023 uitspraak gedaan over het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie tussen de ouders sinds het Raadsrapport van 27 september 2022 is verslechterd. De communicatie tussen de ouders is minimaal, en de vader reageert niet of moeilijk op verzoeken van de moeder om toestemming voor gezagsbeslissingen. Dit leidt tot een risico dat belangrijke beslissingen over de minderjarige niet tijdig genomen kunnen worden. De vader heeft al drie jaar geen fysiek contact met de minderjarige gehad, wat de rechtbank zorgwekkend acht. De moeder heeft geprobeerd om meer contact tussen de vader en de minderjarige te bevorderen, maar de vader toont geen initiatief en weigert hulpverlening. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat de ouders hulpverlening aangaan om hun communicatie te verbeteren, maar de vader heeft zich hier steeds van teruggetrokken. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
gezag
zaak-/rekestnr.: C/15/322541 / FA RK 21-5685
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 18 april 2023
in de zaak van:
[de moeder],
ingeschreven te [plaats] , feitelijk verblijvende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. D.E.M. Boukens, kantoorhoudende te Hoorn Nh,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat voorheen mr. B.M. van Ham-Oude Elferink,
thans zonder advocaat,
--betreffende--
[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 1 februari 2022 en de daarin genoemde stukken;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) van 27 september 2022, ingekomen op 30 september 2022;
- het F-formulier van de advocaat van de vader van 10 oktober 2022;
- het F-formulier van de advocaat van de moeder van 20 oktober 2022;
- het F-formulier van de advocaat van de moeder van 15 december 2022.
1.2.
De voortgezette behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 21 maart 2023 in aanwezigheid van de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad). De vader is opgeroepen maar (zonder bericht) niet verschenen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 1 februari 2022 heeft de rechtbank de Raad verzocht een onderzoek te verrichten ter beantwoording van de vragen of gezamenlijk gezag (nog) in het belang is van [de minderjarige] en of de kinderbeschermingsmaatregel nodig is in verband met een mogelijke ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] .
2.2.
In het rapport van 27 september 2022 adviseert de Raad om de beslissing over het gezag aan te houden voor de duur van negen maanden, om de ouders de kans te geven om te werken aan hun onderlinge communicatie met behulp van hulpverlening. De Raad ziet onvoldoende grond om aan te nemen dat [de minderjarige] klem of verloren raakt bij voortduring van het gezamenlijke gezag en ziet daarom geen gronden om te adviseren het gezag alleen bij de moeder te beleggen. Mede omdat het sinds de vorige zitting voorzichtig beter gaat met de communicatie tussen de ouders, ziet de Raad nog mogelijkheden voor hen om gezamenlijk het gezag uit te oefenen. De vader reageert tijdig op de verzoeken om toestemming van de moeder en op haar beurt informeert zij hem over [de minderjarige] . Verder hebben de ouders zich bereid verklaard om begeleiding, bijvoorbeeld via Ouderschap Blijft, te aanvaarden om de communicatie verder te verbeteren. Het is nodig dat de ouders zich hiertoe aanmelden bij de gemeente en het is nodig dat de vader zijn medewerking zal blijven verlenen aan verzoeken omtrent [de minderjarige] . De Raad acht een goede communicatie tussen de ouders in het belang van [de minderjarige] zodat de ouders gezamenlijk beslissingen kunnen nemen over belangrijke zaken die haar betreffen. Ook heeft de moeder bij de Raad aangegeven dat zij, zoals het nu gaat, mogelijkheden ziet voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag.
2.3.
Namens de vader is in het F-formulier van 10 oktober 2022 aangegeven dat hij instemt met het advies van de Raad.
2.4.
Namens de moeder is in het F-formulier van 20 oktober 2022 aangegeven dat zij instemt met het advies van de Raad en dat zij zich zal wenden tot het wijkteam. In het F-formulier van 15 december 2022 geeft zij verder het volgende aan. De situatie is gewijzigd. Partijen hebben zich na het rapport van de Raad gewend tot het wijkteam. Een eerste gesprek heeft via Teams plaatsgevonden. De betrokken hulpverlener heeft aangegeven dat vanwege het doel van het traject, te weten werken aan de communicatie, de gesprekken fysiek dienen plaats te vinden. De vader heeft aangegeven dat hij dat niet kan of wil. De hulpverlener heeft daarop aangegeven dat het traject niet voortgezet kan worden. De moeder heeft vervolgens bij Ouderschap Blijft geïnformeerd of ze daar een traject kunnen volgen, maar ook daar is fysieke aanwezigheid noodzakelijk. Doordat de vader niet bereid is fysiek aanwezig te zijn bij hulpverlening, kan geen enkel traject starten, aldus de moeder.
2.5.
Ingevolge artikel 1:253n, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) kan op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag worden beëindigd, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
2.6.
Niet in geschil is dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden als bedoeld in artikel 1:253n, eerste lid, BW.
2.7.
Op grond van artikel 1:253n, tweede lid, van het BW zijn de gronden van artikel 1:251a, eerste lid, van het BW van overeenkomstige toepassing. Hierin is bepaald dat de rechter het gezamenlijk gezag kan beëindigen en één van beide ouders met het gezag over een kind kan belasten, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt of indien dit anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.8.
De rechtbank overweegt als volgt. Op de zitting heeft de moeder onbetwist gesteld dat de situatie sinds de datum van het Raadsrapport is verslechterd, in die zin dat partijen niet of nauwelijks meer met elkaar communiceren. Volgens de moeder krijgt zij bijvoorbeeld nagenoeg geen reactie als zij de vader informeert over [de minderjarige] . De moeder heeft voorts onbetwist gesteld dat de vader niet of laat reageert als zij toestemming van hem nodig heeft voor gezagsbeslissingen, en dat als de vader reageert, hij moeilijk doet en zijn toestemming niet wil geven. De rechtbank acht daarom het risico groot dat de beslissingen over [de minderjarige] , bijvoorbeeld over de schoolkeuze of medisch handelen, niet in het vereiste tempo genomen kunnen worden. Gebleken is dat de moeder al tegen praktische problemen is opgelopen, zoals toen zij de zorgverzekering van [de minderjarige] op haar naam wilde zetten. Ook is zij door haar ouders uitgenodigd om mee op vakantie te gaan naar Spanje, maar heeft zij ervoor gekozen om niet mee te gaan omdat het te veel energie zou kosten om toestemming van de vader te krijgen. Daarnaast is gebleken dat de vader al geruime tijd (een jaar of drie) geen fysiek contact met [de minderjarige] heeft gehad. Op dit moment spreekt hij haar slechts eenmaal per twee weken gedurende enkele minuten telefonisch. De rechtbank verwacht dat de vader door het weinige contact niet goed weet wat er speelt in het leven van [de minderjarige] , en dat hij hierdoor niet goed in staat is beslissingen over haar te nemen. De moeder heeft onbetwist gesteld dat zij haar best doet om meer contact tussen [de minderjarige] en de vader tot stand te brengen, maar dat de vader dit niet wil en dat van hem geen initiatief uitkomt om een rol van enig belang in het leven van [de minderjarige] te spelen. De Raad heeft geadviseerd dat partijen hulpverlening aangaan om hun onderlinge communicatie te verbeteren. De moeder heeft pogingen ondernomen om hulpverlening tot stand te brengen, maar de vader trekt zich hier steeds uit terug. Ook op dit moment hebben partijen geen hulpverlening. Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank het in het belang van de [de minderjarige] noodzakelijk dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en de moeder overeenkomstig haar verzoek met het eenhoofdig gezag zal worden belast.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarige
[de minderjarige] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
wordt beëindigd en dat de moeder alleen het gezag over haar toekomt;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.A. Steinhauser, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Leertouwer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2023.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.