ECLI:NL:RBNHO:2023:3582

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
10237918 \ CV EXPL 22-5794
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde factuur in de evenementenbranche

In deze zaak heeft eiser, werkzaam in de evenementenbranche, een vordering ingesteld tegen gedaagde wegens een onbetaalde factuur van € 5.645,86 voor werkzaamheden verricht tijdens een evenement in Amsterdam van 8 tot en met 10 juli 2022. Eiser heeft de werkzaamheden op 7, 8 en 9 juli 2022 uitgevoerd, maar gedaagde heeft de factuur niet betaald ondanks meerdere aanmaningen. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat eiser zijn werk niet goed heeft gedaan en dat hij daardoor geen waarde heeft geleverd. De kantonrechter heeft op 19 april 2023 uitspraak gedaan in deze zaak.

De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de factuur moet betalen, omdat er een duidelijke overeenkomst was over de werkzaamheden en de prijs. Gedaagde heeft zijn verweer onvoldoende onderbouwd en er zijn geen juridische gronden aangevoerd die rechtvaardigen dat hij niet hoeft te betalen. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe en legt gedaagde de proceskosten op, omdat hij ongelijk krijgt. De totale te betalen som bedraagt € 6.414,52, vermeerderd met rente en kosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10237918 \ CV EXPL 22-5794 CK
Uitspraakdatum: 19 april 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. A. Kasumovic
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. C.A. Pennings

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 1 december 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 28 maart 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft gebruik gemaakt van spreektaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brief van 16 februari 2023 nog stukken (producties 9 t/m 12) toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn actief in de evenementenbranche. [eiser] heeft voor [gedaagde] werkzaamheden verricht in verband met en tijdens een evenement en bruiloft in Amsterdam, gehouden van 8 tot en met 10 juli 2022.
2.2.
[eiser] heeft 13 juli 2022 een bedrag van € 5.645,86 gefactureerd. [gedaagde] heeft, ondanks aanmaningen, niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van zijn factuur van € 5.645,86, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en incassokosten, en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. [eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen, omdat [eiser] apparatuur heeft verhuurd en werkzaamheden heeft verricht, maar [gedaagde] zijn betalingsverplichting niet nakomt.
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat [eiser] zijn werk niet of niet goed heeft gedaan, niet de juiste apparatuur heeft geleverd, onder invloed zou zijn, zaken beschadigd heeft en mensen in gevaar heeft gebracht. Het werk van [eiser] heeft volgens [gedaagde] daarom geen waarde gehad, zodat hij daarvoor ook niet hoeft te betalen.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag in deze zaak is of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van de factuur van [eiser] .
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] die factuur inderdaad moet betalen. Dat oordeel wordt hierna uitgelegd.
4.3.
Vast staat dat partijen een afspraak hebben gemaakt ten aanzien van de door [eiser] uit te voeren werkzaamheden. Ook staat vast dat zij voor de werkzaamheden een vaste prijs van € 2.000,00 zijn overeengekomen. Meijer heeft die prijs aan [gedaagde] genoemd en [gedaagde] is daarmee akkoord gegaan. Een en ander blijkt uit de stukken en wat op de zitting is besproken.
4.4.
De werkzaamheden zijn op 7, 8 en 9 juli 2022 door [eiser] verricht. Omdat die werkzaamheden, inclusief de huur en aanschaf van materialen en benodigdheden, door [eiser] overeenkomstig de opdracht en afspraak zijn verricht, moet [gedaagde] de factuur daarvoor betalen.
4.5.
Op de zitting heeft [gedaagde] erkend dat [eiser] niet was ingehuurd voor afbouwwerkzaamheden op 10 juli 2022, na afloop van het evenement. Het verwijt van [gedaagde] dat [eiser] zijn werk niet heeft afgemaakt omdat hij niet aanwezig was bij de afbouw op 10 juli 2022, is dus onjuist en niet terecht.
4.6.
[gedaagde] heeft verschillende klachten over de werkzaamheden van [eiser] en stelt dat [eiser] de afspraken niet is nagekomen. Ook zou [gedaagde] door de tekortkomingen van [eiser] schade hebben geleden. De kantonrechter kan dit verweer van [gedaagde] niet volgen. [gedaagde] heeft zijn stellingen tegenover de ontkenning daarvan door [eiser] niet of nauwelijks gemotiveerd en onderbouwd. [gedaagde] heeft aan deze stellingen ook geen (juridische) gevolgen verbonden die kunnen rechtvaardigen dat hij de factuur van [eiser] niet hoeft te betalen. Er is geen beroep gedaan op (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst, geen beroep op opschorting, geen beroep op verrekening en er is ook geen tegenvordering ingediend.
4.7.
Ook als het verweer van [gedaagde] als een beroep op ontbinding, opschorting of verrekening zou worden opgevat, kan het niet tot de door [gedaagde] gewenste gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering van [eiser] leiden. Er kan namelijk niet worden vastgesteld waaruit de gestelde tekortkomingen van [eiser] precies bestaan en wat de gevolgen daarvan zijn, en evenmin of [gedaagde] daardoor schade heeft geleden en zo ja, welke.
4.8.
[gedaagde] heeft een bewijsaanbod gedaan, maar dat wordt gepasseerd. Aan bewijslevering kan pas worden toegekomen als [gedaagde] zijn standpunt en stellingen voldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd. Dat is niet het geval, zoals hiervoor is overwogen.
4.9.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal toewijzen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 6.414,52, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 5.645,86 vanaf 10 november 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 107,22
griffierecht € 244,00
salaris gemachtigde € 660,00,
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter