ECLI:NL:RBNHO:2023:3581
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voorwaardelijke invrijheidsstelling van een minderjarige veroordeelde na gewapende overval
Op 17 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak van een minderjarige veroordeelde die een verzoek tot voorwaardelijke invrijheidsstelling had ingediend. De veroordeelde was eerder, op 20 oktober 2020, veroordeeld tot een jeugddetentie van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, voor het medeplegen van een gewapende overval waarbij een winkelmedewerker zwaar lichamelijk letsel had opgelopen. Het Hof Amsterdam bevestigde deze veroordeling op 18 maart 2021, met uitzondering van twee bijzondere voorwaarden, en het arrest werd onherroepelijk op 11 januari 2022.
De raadsman, mr. M.H.H. Meulemeesters, heeft op 2 december 2022 namens de veroordeelde verzocht om voorwaardelijke invrijheidstelling. Tijdens de zitting op 17 januari 2023 werd de positieve ontwikkeling van de veroordeelde besproken, die zich had gerealiseerd dat hij zich schuldig had gemaakt aan ernstige feiten en spijt had. Hij had hard gewerkt in het bedrijf van zijn vader en was door zijn IFA-coach en jeugdreclassering als een modelcliënt beschouwd. De jeugdreclassering steunde het verzoek, maar de officier van justitie vorderde afwijzing, wijzend op de ernst van het delict en het belang van vergelding en afschrikking.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de veroordeelde positieve stappen had gezet, de ernst van het gepleegde feit en de eerdere uitspraken van de rechtbank en het Hof zwaarder wogen. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende redenen waren om de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid te stellen en wees het verzoek af. De beslissing is gegrond op artikel 6:6:28 van het Wetboek van Strafvordering.