ECLI:NL:RBNHO:2023:358

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
22-017525
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot onttrekking aan het verkeer van voertuigen in verband met witwassen

Op 19 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in een zaak betreffende de onttrekking aan het verkeer van twee voertuigen, een Bentley Continental GT en een Mercedes-AMG S63, op grond van artikel 552f van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het strafbare feit van witwassen met betrekking tot beide voertuigen. De inbeslagname vond plaats op 3 februari 2021 in het kader van een strafvorderlijk onderzoek tegen de beslagene, die de voertuigen had gefinancierd en geleased aan een derde partij. De rechtbank stelde vast dat de beslagene onvoldoende onderzoek had verricht naar de herkomst van de gelden waarmee de voertuigen waren gefinancierd, en dat er verborgen ruimtes in de voertuigen waren aangetroffen, wat duidt op criminele activiteiten. De rechtbank wees de vordering van het Openbaar Ministerie toe en verklaarde de voertuigen onttrokken aan het verkeer, zonder toekenning van een geldelijke tegemoetkoming aan de beslagene, omdat deze onvoldoende had gedaan om te voorkomen dat de voertuigen voor strafbare feiten werden gebruikt. De beslissing werd genomen in een meervoudige raadkamer, waarbij de rechtbank de belangen van de Staat en het algemeen belang in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Haarlem
raadkamernummer : 22-017525
uitspraakdatum : 19 januari 2023
beslissing van de meervoudige raadkamer op de vordering van de officier van justitie op grond van artikel 552f van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:

[beslagene] ,

woonplaats kiezende op het kantoor van mr. F.A. Dudok van Heel, advocaat te Rotterdam (Oostmaaslaan 71, 3063 AN Rotterdam),
hierna te noemen: de beslagene.

Feiten

Uit de kennisgevingen van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv blijkt dat op 3 februari 2021 in het strafvorderlijk onderzoek tegen [belanghebbende 1] twee personenauto’s, te weten een Bentley Continental Gt, kleur zwart en met het [kenteken 1] (hierna: de Bentley) en een Mercedes-Amg S63 Amg 4matic, kleur grijs en met het [kenteken 2] (hierna: de Mercedes) in beslag zijn genomen.

Procedure

De vordering is op 15 juli 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 5 januari 2023 de vordering in openbare raadkamer behandeld. De vordering is gelijktijdig behandeld met het klaagschrift van de beslagene met raadkamernummer 22-028938.
De rechtbank heeft de gemachtigd advocaat van de beslagene, mr. F.A. Dudok van Heel, de belanghebbende [belanghebbende 2] , de belanghebbende [belanghebbende 1] , de advocaat van de belanghebbenden, mr. V.R.C. Shukrula en de officier van justitie op zitting gehoord.
De beslagene is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie vordert primair onttrekking aan het verkeer van de Bentley en de Mercedes op grond van artikel 36c onder 2 dan wel 3 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Subsidiair vordert de officier van justitie onttrekking aan het verkeer van de Bentley en de Mercedes op grond van artikel 36c onder 5 Sr. Bij toewijzing van de vordering tot onttrekking aan het verkeer heeft de officier van justitie verzocht te beslissen dat de eigenaar van de Bentley en de Mercedes geen recht heeft op compensatie dan wel de toekenning van de compensatie te matigen.
Daartoe is – zakelijk weergegeven – het volgende gesteld. Zowel de Bentley als de Mercedes zijn aan te merken als witwasvoorwerp. Voor beide voertuigen geldt dat zij tegen aanbetaling zijn verkregen, er maandelijks leasebetalingen werden verricht, maar de kosten en risico’s van het gebruik bij de gebruiker, en dus niet bij de beslagene, lag en er een koopoptie bestond. De voertuigen stonden op naam van [belanghebbende 1] . Uit onderzoek van het Financial Intelligence Team (hierna: FIT) volgt dat [belanghebbende 1] deze voertuigen niet kon financieren, gelet op haar bij de overheid bekende inkomen. [belanghebbende 1] heeft geen verklaring gegeven over de herkomst van de gelden met welke de auto’s worden gefinancierd en verwijst naar haar zoon, de heer [belanghebbende 2] . Uit gegevens van de belastingdienst blijkt dat [belanghebbende 2] geen (regulier) inkomen heeft. In de Bentley bevindt zich een verborgen ruimte en in de Mercedes bevindt zich een verstopplek. Bij een eerder, aan onderhavige inbeslagnemingen voorafgaand, onderzoek aan beide auto’s bleek ook sprake van verborgen ruimtes in beide auto’s, waarna de auto’s na verwijdering van die verborgen ruimtes weer in het verkeer zijn gebracht. Verborgen ruimtes en verstopplekken in voertuigen zijn volgens vaste jurisprudentie in strijd met de wet en het algemeen belang. De beslagene heeft vele ‘red flags’ bewust genegeerd en geen onderzoek gedaan zoals bedoeld in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. De beslagene heeft willens en wetens een bedrijfsmodel in stand gehouden waarin geen adequaat cliëntonderzoek plaatsvond, en het risico genomen dat criminelen bij herhaling deze auto’s feitelijk in bezit hadden. Door voorgeschreven en gebruikelijk onderzoek na te laten, heeft de beslagene de inbeslagname over zichzelf afgeroepen. Derhalve is het niet proportioneel een geldelijke vergoeding toe te kennen. Gelet op dit handelen door de beslagene kan niet worden volgehouden dat zij onevenredig wordt getroffen. Indien de rechtbank hier anders over denkt, merkt de officier van justitie op dat de Bentley en de Mercedes vernietigd dienen te worden. Dat betekent dat als er baten zouden zijn, de tegemoetkoming enkel de sloopwaarde van de auto’s zou moeten betreffen.

Standpunt van de beslagene

Namens de beslagene is primair bepleit de vordering af te wijzen. Subsidiair is bepleit aan de beslagene een geldelijke tegemoetkoming toe te kennen van € 151.000,-, zijnde de (totale) economische waarde van de voertuigen.
Daartoe is – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Er is geen sprake van enige aanwijzing voor het bestaan van een verband tussen de Bentley en de Mercedes met een begaan strafbaar feit. De Bentley en de Mercedes behoren toe aan de beslagene, niet aan de personen die door het Openbaar Ministerie in verband worden gebracht met criminele activiteiten. De beslagene heeft geen enkele betrokkenheid gehad bij het plaatsen van geheime of verborgen ruimtes in de Bentley en de Mercedes. De beslagene verklaart zich bereid beide voertuigen niet eerder terug te brengen in het economische verkeer dan nadat die – op haar kosten – in oorspronkelijke staat zullen zijn teruggebracht. Nu de beslagene ten aanzien van de voertuigen de enige eigenaar en rechthebbende is en geen enkele betrokkenheid bij de daarin aangetroffen ruimtes heeft, zou zij financieel onevenredig worden getroffen bij onttrekking aan het verkeer van de voertuigen. De economische waarde van € 151.000,- volgt uit interne lijsten van de beslagene.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd. De vordering is met redenen omkleed en de officier van justitie heeft te kennen gegeven dat het hierna te bespreken feit niet (verder) vervolgd zal worden, waardoor de officier van justitie ontvankelijk is in de vordering.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36c onder 2 en onder 3 Sr zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer alle voorwerpen met betrekking tot welke het feit is begaan respectievelijk met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid. Met ‘feit’ wordt een begaan strafbaar feit bedoeld. De rechtbank zal moeten vaststellen dat de inbeslaggenomen auto’s in een in artikel 36c Sr beschreven verband staan tot een begaan strafbaar feit.
De rechtbank stelt op grond van het dossier en hetgeen in raadkamer is besproken het volgende vast.
De Bentley en de Mercedes zijn gefinancierd door de beslagene en geleased aan [bedrijf 1] . [bedrijf 1] . heeft te kennen gegeven dat de auto’s met ingang van januari 2021 tegen betaling van een maandelijkse termijn geleased worden aan [bedrijf 2] . Dit bedrijf staat op naam van [naam] , een kennis van [belanghebbende 2] . De maandelijkse leasetermijn voor de Bentley bedroeg € 1.147,85 en voor de Mercedes € 1.350,-. De Bentley heeft een waarde van ongeveer € 150.000,-. De Mercedes vertegenwoordigt een waarde van ongeveer € 104.000,-. Op 5 januari 2021 vond er een voertuigcontrole plaats in Alkmaar, waarbij de politie de Bentley zag rijden en deze staande hield. De bestuurder van de auto was [belanghebbende 2] . Hij verklaarde de Bentley te hebben gekocht en dat hij deze op 6 januari 2021 op zijn naam zou zetten. Het kenteken van de Bentley staat sinds 11 januari 2021 op naam van [belanghebbende 1] , de moeder van [belanghebbende 2] . Ook het kenteken van de Mercedes staat sinds 29 januari 2021 op naam van [belanghebbende 1] . De maandelijkse leasetermijnen voor beide auto’s worden betaald vanaf een bankrekening op naam van [belanghebbende 1] . Op 3 februari 2021 heeft de politie de twee auto’s in beslag genomen in verband met een verdenking van witwassen.
[belanghebbende 1] heeft sinds 2014 kentekens van 31 verschillende auto’s op haar naam gehad. Samen met haar echtgenoot heeft [belanghebbende 1] een bruto jaarinkomen van € 27.796,-, waarvan zij – na aftrek van de belastingen – € 24.265,- kan besteden. Zij heeft geen ondernemingen op haar naam staan, geen giften of leningen ontvangen en ook geen spaartegoeden tot haar beschikking. Het FIT concludeerde dat het op basis van haar beschikbare inkomen voor [belanghebbende 1] onmogelijk is de Bentley en de Mercedes te financieren waardoor een verdenking van witwassen in de zin van artikel 420bis Sr is ontstaan. [belanghebbende 1] is hierover door de politie gehoord en heeft verklaard dat de leasetermijnen werden betaald door haar zoon [belanghebbende 2] . Van [belanghebbende 2] is bij de belastingdienst geen inkomen danwel vermogen bekend.
De rechtbank overweegt dat het niet anders kan dan dat de bedragen waarmee de leasetermijnen voor beide auto’s werden voldaan een criminele herkomst hebben, gelet op het ontbreken van toereikende (bekende) inkomsten en/of vermogen van [belanghebbende 1] danwel [belanghebbende 2] . Dit maakt dat met betrekking tot zowel de Bentley als de Mercedes het strafbare feit van witwassen is begaan.
In de Bentley is bij onderzoek door de douane een verborgen bergruimte aangetroffen. Deze aangetroffen ruimte betrof geen standaardvoorziening en is dus achteraf op zeer professionele wijze ingebouwd. In de Mercedes is bij onderzoek door de douane een verstopplek aangetroffen. Deze verstopplek bevindt zich op dezelfde plek als waar de douane in 2019 een verborgen ruimte heeft aangetroffen. Deze ruimte is destijds verwijderd waarna de Mercedes weer is vrijgegeven. De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat een voertuig met een geprepareerde verborgen ruimte of verstopplek voor niets anders bestemd kan zijn dan voor het plegen van ernstige strafbare feiten dan wel om de opsporing van dergelijke feiten te belemmeren. Een dergelijke verborgen ruimte of verstopplek wordt doorgaans namelijk gebruikt voor het verstoppen van illegale voorwerpen, zoals drugs, wapens en geld. Het ongecontroleerde bezit van de Bentley en de Mercedes is dan ook in strijd met het in artikel 36c Sr bedoelde algemeen belang.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat is voldaan aan de vereisten van artikel 36c Sr en dat zowel de Bentley als de Mercedes vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. De rechtbank zal de vordering derhalve toewijzen en bepalen dat de Bentley en de Mercedes worden onttrokken aan het verkeer.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zij in tegenstelling tot hetgeen de advocaat van de beslagene naar voren heeft gebracht geen aanleiding ziet om de verborgen ruimte in de Bentley danwel de verstopplek in de Mercedes te laten verwijderen door de beslagene. Zoals hiervoor is overwogen, is in het verleden een verborgen ruimte in de Mercedes aangetroffen en door de beslagene verwijderd, waarna de Mercedes is vrijgegeven. Echter, binnen korte tijd is een nieuwe verstopplek in de Mercedes aangetroffen. De rechtbank acht dan ook onvoldoende gewaarborgd dat na vrijgave van de auto’s niet opnieuw verborgen ruimtes danwel verstopplekken zullen worden aangebracht.
Geldelijke tegemoetkoming
De beslagene heeft om een geldelijke tegemoetkoming verzocht in het geval de auto’s worden onttrokken aan het verkeer. Ingevolge artikel 33c, tweede lid, in verbinding met artikel 36b, tweede lid, Sr kent de rechter een geldelijke tegemoetkoming toe indien dat nodig is om te voorkomen dat degene aan wie de onttrokken voorwerpen toebehoren, door die onttrekking onevenredig zou worden getroffen. Of de eigenaar van het voorwerp door de onttrekking aan het verkeer van zijn eigendom onevenredig wordt getroffen wanneer hem geen geldelijke tegemoetkoming wordt toegekend, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij kunnen worden betrokken hoe de eigenaar van het voorwerp zich in relatie tot dat voorwerp heeft gedragen, de waarde van het onttrokken voorwerp, alsmede eventueel voordeel dat de Staat na de onttrekking met betrekking tot dat voorwerp verkrijgt, bijvoorbeeld door de verkoop van (onderdelen) daarvan.
De rechtbank overweegt in dit verband het volgende. Uit het dossier blijkt dat de beslagene als financier van de beide auto’s en als degene die de auto’s heeft geleased aan [bedrijf 1] . geen danwel onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de vraag aan wie de auto’s uiteindelijk ter beschikking zouden worden gesteld en op welke wijze de leasetermijnen zouden worden gefinancierd. Uit het dossier blijkt immers dat zich in de administratie van de beslagene contracten bevonden tussen [bedrijf 1] . en [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ) inhoudende dat de Mercedes en de Bentley met ingang van medio 2019 respectievelijk medio 2020 voor een termijn van 60 maanden werden geleased aan [bedrijf 3] . Uit onderzoek bij [bedrijf 3] blijkt dat dit bedrijf geen overeenkomsten heeft gesloten met [bedrijf 1] ., de beide auto’s niet heeft geleased en ook verder niet bekend is met [bedrijf 1] . of met de betreffende auto’s. Kennelijk werden dergelijke leaseovereenkomsten niet gecontroleerd door de beslagene. Uit het dossier blijkt verder dat de kentekens van beide auto’s in januari 2021 met medeweten van de beslagene op naam van een privépersoon werden gezet. Ook dit heeft kennelijk niet tot nader onderzoek door de beslagene geleid. Ook de (nieuwe) verstopplek in de Mercedes was onbekend bij de beslagene, terwijl de beslagene wist dat in deze auto eerder een verborgen ruimte was aangebracht. Gelet op het nalaten van enig onderzoek naar de betreffende auto’s heeft de beslagene het risico genomen dat deze zouden worden gebruikt ten behoeve van strafbare feiten en/of zouden worden gefinancierd met uit misdrijf afkomstig geld. Voorts heeft de officier van justitie medegedeeld dat de Bentley en de Mercedes vernietigd zullen worden waardoor de Staat geen voordeel heeft. Gelet op deze omstandigheden zal de rechtbank geen geldelijke tegemoetkoming toekennen als bedoeld in artikel 33c Sr.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de vordering van de officier van justitie toe;
verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • een personenauto van het merk Bentley Continental Gt, kleur zwart en met het [kenteken 1] (kennisgeving van inbeslagneming nummer PLU00-2021011800-6) d.d. 3 februari 2021;
  • een personenauto van het merk Mercedes-Amg S63 Amg 4matic, kleur grijs en met het [kenteken 2] (kennisgeving van inbeslagneming nummer PL1100-2021011800-4) d.d. 3 februari 2021.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Deze beslissing is gegeven door de raadkamer,
mr. J.C. van den Bos, voorzitter,
mr. F.W. van Dongen en mr. A.R.A.R. Sitaldin, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.E.M. Metri, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2023.
Mr. Sitaldin is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na dagtekening van deze beslissing.