ECLI:NL:RBNHO:2023:3564

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
21/6639
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing subsidieaanvraag Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen mkb

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een subsidieaanvraag door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres, Vertimart Group B.V., had op 30 juni 2020 een subsidie van € 160.246,- aangevraagd op basis van de Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen. De aanvraag was gericht op het initiatief 'de arbeidsmarkt van (over)morgen', maar werd op 16 februari 2021 afgewezen omdat de minister van mening was dat het initiatief niet voldeed aan de eisen van de regeling. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2022 behandeld en geconcludeerd dat de afwijzing van de subsidieaanvraag niet gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had aangetoond dat de aanvraag niet voldeed aan de doelstellingen van de regeling. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/6639

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 april 2023 in de zaak tussen

de besloten vennootschap Vertimart Group B.V., uit Broek in Waterland , eiseres

gemachtigde: mr. S. Putting, advocaat te Amsterdam,
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

gemachtigden: mr. B. Jansen en M. Zouhair.

Inleiding

1.1
Eiseres is een onderneming die zich bezighoudt met advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering. Zij is onder de naam “ Tomorrow ” een samenwerkingsverband aangegaan met de besloten vennootschap Airport Freight Handling B.V. en de besloten vennootschap Rake Rigging B.V.
1.2
Op 30 juni 2020 heeft eiseres namens Tomorrow bij verweerder € 160.246,- aan subsidie aangevraagd op grond van de Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector (hierna: de regeling) voor het initiatief “de arbeidsmarkt van (over)morgen”.
1.3
In het besluit van 16 februari 2021 heeft verweerder de subsidieaanvraag afgewezen.
1.4
Met het besluit van 29 oktober 2021 (hierna: het bestreden besluit) is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres daartegen.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: drs. [persoon] (namens eiseres), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.
1.6
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld in beginsel binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn twee keer niet gehaald en partijen twee keer bericht uiterlijk zes weken later uitspraak te doen.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2.1
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de subsidieaanvraag volgens verweerder op het ontwikkelen van een initiatief ziet dat niet bedoeld is voor werkenden in de onderneming maar voor commerciële doeleinden. [1] Daarnaast komt de aanvraag niet voor inwilliging in aanmerking omdat deze niet voldoet aan de bij de regeling gestelde eisen. [2] Volgens verweerder voldoet het initiatief niet aan het doel van de regeling [3] , omdat het niet is gericht op het stimuleren van leren en ontwikkelen maar op procesverbetering en het valideren van de methode Paperchip Business Method (hierna: PP-BM). Verder zijn de beoogde activiteiten geen subsidiabele activiteiten [4] die uiting geven aan het doel van de regeling.
2.2
In het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzingsgrond dat de aanvraag bedoeld is voor een initiatief voor commerciële doeleinden, laten vallen maar de andere twee afwijzingsgronden gehandhaafd. Ten overvloede heeft verweerder erop gewezen dat de aanvraag ook niet voor inwilliging in aanmerking komt, omdat de begrote projectkosten niet in verhouding staan tot het aantal werkenden binnen het samenwerkingsverband. [5]
2.3
Verweerder heeft ter zitting nog een extra afwijzingsgrond naar voren gebracht. Verweerder heeft eiseres tegengeworpen dat de subsidieaanvraag ook niet voor inwilliging in aanmerking komt, omdat de subsidiabele kosten in totaal lager zijn dan het ten tijde van het bestreden besluit in het tweede lid van artikel 4 van de regeling opgenomen drempelbedrag van € 210.000,- voor subsidieverlening aan samenwerkingsverbanden. Nu deze afwijzingsgrond niet aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd, zal de rechtbank deze afwijzingsgrond niet betrekken bij de beoordeling van dit beroep.

Beoordeling door de rechtbank

3.1
De rechtbank beoordeelt of verweerder in het bestreden besluit de afwijzing van de subsidieaanvraag van eiseres in stand mocht laten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Voldoet de aanvraag aan het doel van de regeling?
4.1
In de bijlage activiteitenplan heeft eiseres in reactie op de vraag waarom het initiatief aan het doel van de regeling voldoet de volgende opsomming gegeven:
De beoogde resultaten zijn:
• het uniform kunnen structureren van mkb-bedrijven naar organisatiesectoren en afdelingen, om per afdeling identiek gestructureerde werkprocessen te boetseren, welke voorzien kunnen worden van praktisch toepasbare kennis en handige parameters,
• het kunnen aanleggen van een digitaal archief volgens dezelfde bedrijfsstructuur,
• het per organisatiesector en afdelingen kunnen boetseren van functieprofielen naar kennis,
vaardigheden en beroepshouding,
• het automatisch kunnen omzetten van werkprocessen naar werk-dossiers om het werk in de tijd en op tijd te kunnen plannen en door competente (team)werkers uit
te laten voeren,
• de werkvloerkennis met een feedback-mechanisme terug te kunnen koppelen naar de werkprocessen,
• het kunnen aanleggen en up-to-date houden van een kennispark,
• het kunnen testen van de competentie-profielen van de beslissers, sleutelfunctionarissen en (team)werkers naar kennis, vaardigheden en beroepshouding,
• en het kunnen matchen van competentie-profielen van beslissers, sleutelfunctionarissen en (team)werkers met de functieprofielen van het bedrijf.
De beoogde effecten zijn:
• het bereiken van het optimale rendement in mkb-bedrijven op economisch, (sociaal) psychologisch en maatschappelijk vlak,
• het effectief en efficiënt kunnen trainen van beslissers, sleutelfunctionarissen en (team)werkers,
• het kunnen afstemmen van competentie-profielen van beslissers, sleutelfunctionarissen en (team)werkers op de functieprofielen van bedrijven in het kader van het beginsel van “een levenslang leren”,
• en het makkelijk aan kunnen op de veranderingen in de arbeidsmarkt.
4.2
Uit de bijlage activiteitenplan in samenhang gelezen met de samenwerkingsovereenkomst blijkt voorts dat er door eiseres en de andere ondernemingen van Tomorrow gebruik zal worden gemaakt van de methode PP-BM. Deze methode is naar aanleiding van het schriftelijke voornemen van 3 december 2020 in een addendum toegelicht. Hierin wordt uitgelegd dat de methode uitgaat van ‘de kennis, vaardigheden en beroepshouding (hierna: kvb’s) van alle werknemers en in belangrijke mate bestaat uit breed inzetbare methoden, technieken en bedrijfsvoering ondersteunende automatisering. In voornoemde reactie wordt verder benadrukt dat de benaderingswijze ‘met name in het belang van de werknemers is die met hun portfolio en eigen kvb’s zo gemakkelijk aansluiting kunnen bij de kvb’s van de onderneming. In de portfolio’s van de individuele werknemer wordt voldoende ruimte ingebouwd om de uitslagen van de competentieprofiel-testen vast te leggen en te evalueren, samen met de functioneringsverslagen en interesse profielen, mede in het kader van toekomstige loopbaanontwikkelingen’. In de brief van 20 januari 2021 wordt nogmaals benadrukt dat de PP-BM juist ziet op de ontwikkel- en leercultuur van werkenden. Eiseres heeft in aanvulling hierop toegelicht dat Tomorrow de methode PP-BM gaat inzetten om het leren en ontwikkelen van de werkenden te bevorderen. De methode staat voor de volgende pijlers: werkenden testen op hun competenties, de bedrijfsvoering in de praktijk uitleggen, softwareapplicaties introduceren die de bedrijfsvoering ondersteunen en met elkaar verbonden zijn en ervoor zorgen dat de werkenden een LLLLO-perspectief krijgen: een leven lang leuk leren en ontwikkel-perspectief.
4.3
Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit de hiervoor gegeven
opsomming uit het activiteitenplan bij de aanvraag al voldoende blijkt dat het initiatief zich niet alleen op procesverbetering richt maar (uiteindelijk) ook op het stimuleren van leren en ontwikkelen van de werknemers. Uit de regeling noch de toelichting daarvan blijkt dat als het doel van de regeling “het stimuleren van leren en ontwikkelen” (mede) door procesverbetering bereikt kan worden, het initiatief om die reden niet voor subsidieverlening in aanmerking komt.
4.4
Eiseres heeft genoegzaam toegelicht dat vooral door het testen van werkenden, het daarop volgende loopbaan- en ontwikkeladvies, de e-learning en de webinar-faciliteiten werkenden worden gestimuleerd hun kennis en vaardigheden verder te ontwikkelen binnen de ondernemingen en eventueel binnen andere bedrijven. De generatoren die binnen de PP-BM worden ontwikkeld zijn voor het blijven leren en ontwikkelen op de werkvloer. Ook met de training-game kunnen werkenden hun kennis verder ontwikkelen en bepaalde vaardigheden eigen maken. De training-game slaat de ervaringen van de werknemer op en beweegt met de werknemer mee. Daarmee zorgt het voor een langdurige en duurzame ontwikkeling bij werkenden. De training-game is er dus op gericht om werkenden voor te breiden op de veranderingen binnen de arbeidsmarkt. Blijkens de toelichting van de regeling is het juist in lijn van het doel van de regeling dat kleine ondernemingen met de inzet van de PP-BM intensief kunnen gaan samenwerken en bepaalde processen aan elkaar kunnen uitbesteden, zoals Tomorrow van plan is te doen.
4.5
De beroepsgrond slaagt. Het standpunt van verweerder dat de aanvraag niet voldoet aan artikel 3 van de regeling volgt de rechtbank niet.
Is sprake van subsidiabele activiteiten?
5.1
Blijkens de toelichting van eiseres in de bijlage bij het activiteitenplan, ook in samenhang gelezen met het addendum bij de brief van 20 januari 2021, zijn de activiteiten die onder de PP-BM vallen het doorlichten van de onderneming, het geven van loopbaan- en ontwikkeladvies en het uitrollen van een intranetpagina met toegang tot het kennispark. Met het implementeren van de PP-BM binnen alle facetten van de partnerondernemingen wordt voldaan aan de eerste drie van de vier subsidiabele activiteiten in artikel 4, eerste lid, van de regeling. De ontwikkeling en invoering van de PP-BM valt binnen de activiteit onder c en de activiteiten die aan de hand van de PP-BM binnen een onderneming worden uitgevoerd vallen binnen de activiteiten onder a en b. Nadat de PP-BM bij alle drie de partnerondernemingen is ingevoerd en uitgerold, zal het samenwerkingsverband Tomorrow worden opgeheven.
Eiseres heeft per onderdeel de beoogde activiteiten toegelicht, die de rechtbank hierna zal bespreken.
5.1.1
A. de doorlichting van de onderneming
Dat gebeurt door het uitvoeren van de stresstest. Hiermee wordt in kaart gebracht welke kvb’s in de ondernemingen aanwezig zijn en welke nog ontbreken. Aan de hand van de uitkomsten van de stresstest worden een plan van aanpak en een prioriteitenplan opgesteld en worden de ondernemingen geadviseerd bij het verbeteren van het bedrijfsplan. Dit leidt tot een definitief bedrijfsplan en opleidingsplan waarmee inzichtelijk wordt welke scholing werkenden of toekomstig werkenden nodig hebben om mee te gaan in de ontwikkeling binnen de onderneming. Met die plannen wordt duidelijk welke werkprocessen nog nodig zijn, en welke functieprofielen nog niet aanwezig zijn en dus welke kennis en kunde werkenden nog moeten ontwikkelen. Deze activiteit valt daarmee binnen de activiteit in artikel 4, eerste lid, onder a, van de regeling.
5.1.2
B. het verkrijgen van loopbaanadviezen
Dat gebeurt doordat er een digitaal portfolio wordt gemaakt voor elke werkende. Hierna krijgen alle werkenden een LLLLO-gesprek met hun leidinggevende, waarna zij een persoonlijkheidstest afleggen om het competentieprofiel te kunnen bepalen. Die profielen worden vervolgens gekoppeld aan de functieprofielen en zo ontvangen werkenden een passend loopbaan- en ontwikkeladvies met LLO-perspectief. Deze activiteit valt daarmee binnen de activiteit in artikel 4, eerste lid, onder b, van de regeling.
5.1.3
C. een methode in de onderneming die werkenden in het bedrijf stimuleert hun kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen tijdens het werk
De PP-BM is die methode. De partnerondernemingen met de PP-BM zullen ook beschikken over besloten intranetpagina’s met verschillende faciliteiten die ingezet kunnen worden. Zoals eerder gezegd zijn ter uitvoering van de PP-BM generatoren ontwikkeld. Dit zijn applicaties in de software van het systeem ontwikkeld door Vertimart Information Systems B.V. waarmee een proces wordt uitgevoerd, die vervolgens worden gebruikt door de overige dochterondernemingen die de verschillende activiteiten binnen de PP-BM uitvoeren. Een andere generator die via intranet direct kan worden gebruikt door werkenden is de dossierkennis-feedback-generator. Hiermee wordt aan de hand van werkervaring het werkproces verbeterd. Ook de training-game die zich richt op het creëren van gelijke kansen op de arbeidsmarkt is een onderdeel van de PP-BM, waarmee de werkenden zich kunnen blijven ontwikkelen. Het helpt werkenden bij ontwikkeling naar werk op basis van aanleg met e-learning trainingsprogramma’s en webinars. Ook kunnen werkenden werken aan ontbrekende kennis, vaardigheden en beroepshouding op basis van de voor de werkenden opgestelde competentieprofielen. Met het invoeren van PP-BM wordt een leven lang leuk leren en opleiden gefaciliteerd. Daarmee valt de methode onder de activiteit in artikel 4, eerste lid, onder c, van de regeling.
5.2
De beroepsgrond slaagt. Dat de aanvraag niet voldoet aan artikel 4 van de regeling volgt de rechtbank niet. Uit de bij de aanvraag gegeven toelichting blijkt al dat de beoogde activiteiten onder ten minste drie van de vier in artikel 4 van de regeling genoemde - niet cumulatieve - opsomming van de subsidiabele activiteiten vallen.
Zijn de bij de subsidieaanvraag opgegeven kosten niet subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 13 van de regeling?
6.1
Verweerder heeft in het bestreden besluit ten overvloede overwogen dat artikel 13, aanhef en onder a, van de regeling eveneens aan subsidieverlening in de weg staat. Verweerder meent dat de kosten, gelet op de samenstelling van het samenwerkingsverband, niet in verhouding staan tot de uit te voeren activiteiten. Blijkens de motivering van verweerder zijn het geven van loopbaanadviezen, het matchen van de competentie-profielen met de functieprofielen, en de tijd en kosten die daarmee gemoeid zijn, afhankelijk van het aantal werknemers. De kosten op dit onderdeel zijn in verhouding tot het aantal werknemers van in totaal 25 erg hoog.
6.2
Eiseres heeft in beroep hiertegen aangevoerd dat de kosten gebaseerd zijn op het volledig uitvoeren van de PP-BM. Daarnaast werken de partnerondernemingen met veel personeel op afroepbasis dat ook gebruik gaat maken van de PP-BM. Het bereik van de
PP-BM is dan ook breder dan het aantal werknemers dat in dienst is bij de ondernemingen.
6.3
Verweerder heeft de toelichting van eiseres niet gemotiveerd weerlegd. Los hiervan blijkt uit artikel 13, aanhef en onder a, van de regeling noch uit de toelichting daarop dat, voor de beoordeling of de opgegeven kosten redelijk en noodzakelijk zijn ter uitvoering van het initiatief of een onderdeel ervan, het aantal werknemers doorslaggevend is.
6.4
Verweerder heeft ter zitting de afwijzingsgrond in artikel 13, aanhef en onder d, van de regeling die eiseres in het verweerschrift was tegengeworpen laten vallen. Wat eiseres en verweerder in dat kader naar voren hebben gebracht behoeft daarom geen bespreking meer.
6.5
De beroepsgrond slaagt. Dat de bij de subsidieaanvraag opgegeven kosten geen subsidiabele kosten zijn in de zin van artikel 13 van de regeling volgt de rechtbank niet.

Conclusie en gevolgen

7.1
Uit het voorgaande volgt dat de door verweerder gehanteerde afwijzingsgronden met de gegeven motivering geen stand kunnen houden.
7.2
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd, omdat het gebrekkig is gemotiveerd. Verweerder dient opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak.
7.3
Gelet op de door verweerder ter zitting ingenomen stelling ten aanzien van het drempelbedrag, wat een rol kan spelen bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar, ziet de rechtbank aanleiding om hierover toch een oordeel te geven.
7.3.1
De rechtbank stelt vast dat ten tijde van de aanvraag op 30 juni 2020 en de afwijzing ervan op 16 februari 2021 op grond van het tweede lid van artikel 4 van de regeling voor alle soorten subsidieaanvragen het drempelbedrag van € 5.000,- gold. Nadien is het drempelbedrag van € 210.000,- toegevoegd voor subsidieverlening aan samenwerkingsverbanden. Dit hogere drempelbedrag gold ten tijde van het besluit op bezwaar en geldt nog steeds.
7.3.2
In beginsel is het zo dat de beoordeling van het bezwaar dient plaats te vinden op basis van de op dat moment geldende feiten en omstandigheden en het op dat moment geldend recht, de zogenoemde ex nunc toetsing. In bijzondere gevallen moet echter van dat uitgangspunt worden afgeweken. [6] Daarvan is hier sprake. De rechtbank is van oordeel dat de rechtszekerheid zich ertegen verzet dat verweerder in het kader van de heroverweging in bezwaar de ten tijde van het bestreden besluit geldende hogere drempel van € 210.000,- als uitgangspunt van de beoordeling van de aanvraag neemt. Deze voor eiseres ongunstige wijziging van de regeling was ten tijde van de aanvraag en afwijzing daarvan immers niet voorzienbaar. Daar komt bij dat gelet op de voorgaande overwegingen niet uitgesloten is dat op grond van “het oude recht” een aanspraak op inwilliging van de aanvraag bestond.
7.3.3
Verweerder dient bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar uit te gaan van het drempelbedrag van € 5.000 dat ten tijde van de aanvraag en het besluit op de aanvraag van 16 februari 2021 gold.
7.4
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. De bijstand door de gemachtigde levert twee punten op (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen op de zitting), met een waarde per punt van € 837,-, bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.K. van Wijk, voorzitter, mr. M.H. Affourtit-Kramer en mr. drs. J. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: het juridische kader

Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector
Artikel 3. Doel van de regeling
Het doel van deze regeling is om door middel van subsidie een bijdrage te leveren aan initiatieven in mkb-ondernemingen en in grootbedrijven in de landbouw-, horeca- of recreatiesector, gericht op het stimuleren van leren en ontwikkelen.
Artikel 4. Subsidiabele activiteiten
1. De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken voor het bekostigen van onderstaande activiteiten die uiting geven aan het doel van deze regeling:
a. de doorlichting van de onderneming uitmondend in een opleidings- of ontwikkelplan gericht op het inzichtelijk maken van de scholingsbehoefte vanuit het perspectief van de onderneming;
b. het verkrijgen van loopbaan- of ontwikkeladviezen ten behoeve van werkenden in de onderneming, of in geval van een samenwerkingsverband werkenden in andere mkb-ondernemingen;
c. het ondersteunen en begeleiden bij het ontwikkelen of invoeren van een methode in de onderneming die werkenden in de onderneming stimuleert hun kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen tijdens het werk;
(…)
2. Een initiatief bestaande uit een activiteit als bedoeld onder onderdeel a, b en c, komt alleen voor subsidie in aanmerking indien de subsidiabele kosten ten minste € 5.000 bedragen. [7]
2. Een initiatief bestaande uit een activiteit als bedoeld onder onderdeel a, b en c, komt alleen voor subsidie in aanmerking indien de subsidiabele kosten van een subsidieaanvraag op grond van de hoofdstukken 2 of 4 ten minste € 5.000 bedragen en van een subsidieaanvraag op grond van hoofdstuk 3 ten minste € 210.000. [8]
Artikel 10. Weigeringsgronden
Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de subsidie
in ieder geval geheel of gedeeltelijk geweigerd, indien:
a. de subsidieaanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen;
(…)
k. de subsidieaanvraag ziet op het ontwikkelen van een initiatief niet bedoeld voor werkenden in de onderneming maar voor commerciële doeleinden.
Artikel 13. Niet subsidiabele kosten
Met betrekking tot de initiatieven, bedoeld onder artikel 4, eerste lid, onderdeel a,
b en c, komen niet voor subsidie in aanmerking:
a. onredelijk en niet noodzakelijk gemaakte kosten ter uitvoering van het initiatief
of een onderdeel daarvan. (…)
d. kosten gemaakt buiten de initiatiefperiode. (…)

Toelichting:

Doel en doelgroep
Het doel van de stimuleringsregeling is om ondernemers in het mkb te stimuleren om meer in te zetten op leren en ontwikkelen in hun organisatie. En daarnaast is er in de regeling specifieke aandacht voor de grootbedrijven uit de sectoren landbouw, horeca en recreatie. Er is budget beschikbaar voor subsidie aan ondernemers die inzetten op initiatieven gericht op het stimuleren van leren en ontwikkelen in hun onderneming.
Individuele ondernemers in het mkb kunnen een beroep doen op de stimuleringsregeling, wanneer zij een initiatief willen uitvoeren gericht op het stimuleren van leren en ontwikkelen in de eigen onderneming.
Naast subsidie voor individuele ondernemers in het mkb is er ook voor gekozen om een deel van het budget beschikbaar te stellen voor subsidies voor samenwerkingsverbanden in het mkb. Een samenwerkingsverband is een samenwerking tussen ten minste twee individuele mkb-ondernemers, eventueel aangevuld met partijen als een brancheorganisatie, O&O-fonds, werkgeversorganisatie, werknemersorganisatie of onderwijsinstelling.
De reden om ook budget beschikbaar te stellen voor subsidies voor initiatieven van samenwerkingsverbanden is omdat initiatieven dankzij deze samenwerkingsverbanden op grotere schaal ingezet kunnen worden. Met de initiatieven die op grotere schaal ingezet kunnen worden, wordt leren en ontwikkelen niet gestimuleerd in één enkele onderneming maar in bijvoorbeeld een hele regio of hele sector. Bovendien is de verwachting dat dankzij samenwerkingsverbanden ook de kleine bedrijven beter bereikt kunnen worden. Het effect van de initiatieven kan daarmee veel groter zijn en zorgen voor een sterkere leercultuur in het mkb als geheel.
Tot slot is er budget voor subsidies voor aanvragen van individuele ondernemers die een grootbedrijf hebben in de sectoren landbouw, horeca en recreatie. Voor deze bedrijven geldt, net als voor de mkb-ondernemingen, dat zij subsidie kunnen krijgen voor initiatieven die gericht zijn op het stimuleren van leren en ontwikkelen in de eigen onderneming.
Subsidiabele activiteiten
In de regeling is een limitatieve lijst opgenomen van activiteiten waar een initiatief uit kan bestaan en waarvoor dus subsidie aangevraagd kan worden. Van belang is dat de activiteiten waaruit het initiatief bestaat en waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zijn gericht op het versterken van een leercultuur in het mkb en dat het effect van de initiatieven dus ook bij het mkb terecht komen. Een initiatief waarvoor subsidie wordt aangevraagd kan bestaan uit meerdere activiteiten zoals die in de regeling genoemd zijn.
De benoemde activiteiten in de regeling bieden enerzijds ruimte om een aanvraag voor een initiatief in te dienen die gericht is op het ondersteunen, begeleiden of invoeren van een methode in een mkb-onderneming die werkenden stimuleert hun kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen door scholing tijdens het werk. Anderzijds is de regeling gericht op meer concrete instrumenten om mkb-ondernemers de ruimte te bieden om te onderzoeken welke scholing- en opleidingsbehoefte en mogelijkheden er zijn binnen hun bedrijf en bij hun medewerkers. Hieronder wordt kort stil gestaan bij iedere activiteit.

A. de doorlichting van de onderneming

Het is voor mkb-ondernemers niet altijd duidelijk wat de veranderingen op de arbeidsmarkt betekenen voor hun onderneming, de organisatiestructuur en daarmee ook voor de benodigde kennis en vaardigheden van het personeel. Daarom kunnen individuele mkb-ondernemers, samenwerkingsverbanden of de grootbedrijven uit de landbouw-, horeca- en recreatiesector een subsidie aanvragen om hun onderneming door te lichten om zo inzichtelijk te maken wat de scholingsbehoefte en ontwikkelbehoefte van de onderneming is. Deze doorlichting moet uitmonden in een op de betreffende onderneming toegespitst opleidings- of ontwikkelplan waar de mkb-ondernemer en structureel vervolg aan kan geven.

B. het verkrijgen van loopbaanadviezen

De doorlichting van de onderneming richt zich op de scholingsbehoefte vanuit het perspectief van de onderneming. Daarnaast is het voor het ontwikkelen van een leercultuur in het mkb ook van belang dat er aandacht komt voor de ontwikkeling van kennis en vaardigheden van werkenden in de onderneming. In dat verband is van groot belang om te zien welke wensen, ambities en mogelijkheden de werkenden hebben, zodat de ondernemer en werkende daar op in kunnen zetten. Daarom kan er subsidie aangevraagd worden voor het verkrijgen van loopbaanadviezen ten behoeve van de werkenden in een mkb-onderneming.
C. een methode in de onderneming die werkenden in het bedrijf stimuleert hun kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen tijdens het werk
Brancheorganisaties, werkgevers- en werknemersorganisaties en O&O fondsen hebben diverse initiatieven genomen om te komen tot een sterkere leercultuur in het mkb. Daarom stimuleert deze regeling ook om de al succesvol bewezen projecten verder uit te breiden of op te schalen, zoals bedrijfsscholen (zie kader).
Bedrijfsschool
Bedrijven voelen de noodzaak om personeel aan te trekken, te binden en duurzaam inzetbaar te houden. Dit kan bijvoorbeeld door aan te sluiten bij een bestaande bedrijfsschool of door een bedrijfsschool op te richten. De term bedrijfsscholen is geen beschermde term en een eenduidige definitie ligt dan ook niet voorhanden. Het kabinet wil met deze regeling de bedrijfsschool in de breedste zin van het woord stimuleren. Hierbij kan gedacht worden aan mkb-ondernemer(s) die aansluiten bij een bestaande bedrijfsschool of mkb-ondernemers die gezamenlijk besluiten een bedrijfsschool op te richten. Binnen deze bedrijfsschool kunnen, al dan niet in samenwerking met een onderwijsinstelling, onderwijsprogramma’s op mbo of ho niveau of branche- of bedrijfsopleidingen worden aangeboden. Het belangrijkste is dat de bedrijfsschool bijdraagt aan het versterken van de leercultuur en het opleiden van medewerkers of werkzoekenden.
Ook initiatieven die erop gericht zijn een leerrijke werkomgeving te creëren, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden via taakroulatie of taakaanpassing – eventueel gevalideerd via EVC – komen voor subsidie in aanmerking. Verder kan gedacht worden aan het ontwikkelen en toepassen van een systeem van periodieke ontwikkelgesprekken met de medewerkers in het bedrijf. Binnen het ontwikkelen en toepassen van het systeem, vallen ook de adviesgesprekken of workshops waarin aandacht wordt besteed aan het ontwikkelen van de vaardigheden van de leidinggevende om ontwikkelgesprekken te voeren.
Daarnaast biedt deze grond ruimte om nieuwe initiatieven te starten, die als doel hebben het leren en ontwikkelen in het mkb te stimuleren.
Voorwaarden subsidieverlening
Subsidie wordt slechts verleend wanneer het initiatief waarvoor subsidie wordt aangevraagd valt onder de subsidiabele initiatieven. De uitvoering van het initiatief moet binnen een vastgestelde periode worden afgerond. Voor individuele mkb-ondernemers geldt dat de uitvoering van het initiatief moet worden afgerond binnen een periode van 12 maanden. Voor samenwerkingsverbanden en grootbedrijven uit de drie sectoren is de periode waarbinnen het initiatief moet worden uitgevoerd 24 maanden. Deze periodes vangen aan 3 maanden nadat de beschikking tot subsidieverlening is
afgegeven.
(…)
Er geldt een aantal weigeringsgronden voor het verlenen van subsidie. Dit zijn gevallen waarin er geen subsidie wordt verstrekt. In de regeling wordt een limitatieve lijst opgenomen van redenen waarom geen subsidie wordt verleend. In de volgende situaties zal geen subsidie worden verleend:
• Als de subsidieaanvraag niet voldoet aan eisen de gesteld worden in de regeling;
• Wanneer het initiatief en de resultaten onvoldoende meetbaar zijn geformuleerd;
• Als het initiatief ziet op een beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende of beroepsopleidende leerweg;
• Als de haalbaarheid van de beoogde aanpak onvoldoende aannemelijk is gemaakt;
• Als de evaluatieopzet, indien van toepassing, onvoldoende of ongeschikt is om de effectiviteit en bruikbaarheid van het initiatief te kunnen beoordelen;
• Wanneer het initiatief niet uitvoerbaar is binnen bestaande wet- en regelgeving;
• Wanneer de kosten van het initiatief niet in redelijke verhouding staan tot de beoogde resultaten;
• Wanneer niet of onvoldoende wordt aangetoond dat subsidie noodzakelijk is om het beoogde initiatief uit te voeren;
• Wanneer op grond van deze regeling binnen een aanvraagtijdvak reeds subsidie is verleend voor een soortgelijk of vergelijkbaar initiatief ten behoeve van dezelfde onderneming of hetzelfde samenwerkingsverband;
• Wanneer sprake is van staatssteun en de subsidieaanvrager geen de-minimisverklaring afgeeft of kan afgeven;
• Wanneer de honorering van de subsidieaanvraag tot gevolg heeft dat het subsidieplafond die voor de betreffende subsidie geldt wordt overschreden.
(…)

Voetnoten

1.Artikel 10, aanhef en onder k, van de regeling.
2.Artikel 10, aanhef en onder a, van de regeling.
3.Artikel 3 van de regeling.
4.Artikel 4 van de regeling.
5.Artikel 13, aanhef en onder a, van de regeling.
6.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:539 (r.o. 5.1-5.3), en van 11 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2730 (r.o. 4.1).
7.Geldend ten tijde van het primaire besluit.
8.Geldend ten tijde van het bestreden besluit.