ECLI:NL:RBNHO:2023:3563

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
15.870437.18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege

Op 18 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van betrokkene. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met twee jaar toegewezen. Betrokkene, die lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik, verblijft momenteel in het Forensisch Psychiatrisch Centrum De Oostvaarderskliniek. De rechtbank heeft geconstateerd dat betrokkene in het verleden verschillende justitiële maatregelen heeft ondergaan en dat zijn behandeling moeizaam is verlopen. De termijn van de terbeschikkingstelling is eerder verlengd en de rechtbank heeft de recente vordering van de officier van justitie tijdig ontvangen.

Tijdens de zitting op 4 april 2023 zijn betrokkene, de deskundige van de kliniek, de officier van justitie en de raadsvrouw van betrokkene gehoord. De rechtbank heeft de adviezen van de kliniek en onafhankelijke gedragsdeskundigen in overweging genomen. De deskundigen hebben aangegeven dat betrokkene nog steeds baat heeft bij de structuur en steun vanuit de kliniek en dat een zorgvuldige uitfasering van groot belang is. Ondanks positieve ontwikkelingen in zijn resocialisatietraject, zijn er recent nog incidenten geweest die wijzen op de noodzaak van verdere begeleiding.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar vereisen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd, waarbij de rechtbank benadrukt dat betrokkene de komende periode moet bewijzen dat hij zijn positieve ontwikkeling kan vasthouden en transparant kan zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15.870437.18
Uitspraakdatum: 18 april 2023
Beslissing ex artikel 6:6:10 eerste lid Wetboek van Strafvordering (Sv)op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van betrokkene:
[betrokkene],
geboren op [datum] te [plaats] ,
op dit moment verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum De Oostvaarderskliniek en aldaar ingeschreven, op het adres [...] ,
met twee jaar.

1.De procedure

Bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, van 20 september 2018 is aan betrokkene onder andere de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd wegens (kort samengevat) diefstal en de eendaadse samenloop van zware mishandeling en mishandeling.
De termijn van de terbeschikkingstelling nam een aanvang op 10 april 2019.
De termijn is laatstelijk verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 26 april 2021.
De vordering van de officier van justitie is tijdig, op 20 februari 2023, ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder [...]
  • [...]
  • [...]
  • .
De vordering is op 4 april 2023 op een openbare zitting behandeld. Betrokkene is tijdens de zitting gehoord, alsmede de deskundige van de kliniek, [deskundige] . Ook waren aanwezig de officier van justitie, mr. J.J. van Bree, en de raadsvrouw van betrokkene, mr. S. Marjanovic, advocaat te Den Haag. Van het verhandelde tijdens deze zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2.De adviezen van de kliniek en onafhankelijke gedragsdeskundigen

2.1
Het advies van de kliniek
Het advies van de kliniek houdt, voor zover relevant, het volgende in.
Bij betrokkene is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is sprake van een stoornis in cannabisgebruik. Vanaf zijn zestiende jaar zijn aan betrokkene verschillende justitiële maatregelen opgelegd. De behandeling verliep steeds moeizaam. Betrokkene wist toenemende vrijheden niet te hanteren, overtrad voorwaarden en hield zich niet aan (verlof)afspraken. Er was richting het eind van de maatregelen steeds sprake van ernstige recidive. Uit onderzoeken kwam steeds het beeld naar voren dat betrokkene voornamelijk is gericht op zichzelf en een grote behoefte heeft aan autonomie. Dat uit zich in egocentrisme, onverstoorbaarheid, moeite met autoriteit en een gebrek aan empathie en inlevingsvermogen. Dit leidt tot antisociaal gekleurde keuzes en bij oplopende spanning tot ongecontroleerde woede-uitbarstingen. Dit beeld wordt aanvankelijk ook gezien in de kliniek. Hoewel de houding van betrokkene in de basis passief en eigengereid blijft, gedreven door afwezig probleeminzicht, wordt in de periode na april 2021 wel een voorzichtig positieve ontwikkeling gezien. In maart 2022 wordt geconcludeerd dat betrokkene zich zowel op de afdeling als binnen de therapieën meer open opstelt. Het contact verloopt prettiger, betrokkene voelt zich serieus genomen en ook blijkt hij beter in staat om zich in te houden bij oplopende spanning. Al met al kan worden gesteld dat betrokkene de voorzichtige positieve ontwikkeling heeft doorgezet. Het behandelteam heeft het daarom verantwoord en passend geacht om onbegeleide vrijheden aan te vragen gericht op werk en vrijetijdsbesteding binnen Almere. Dit met als doel om de maatschappelijke inbedding van betrokkene te vergroten en meer zicht te krijgen op zijn begeleidbaarheid buiten de kliniek. Deze verloven zijn toegekend. Betrokkene werkt sinds mei 2022 op een vaste werkplek in een sportschool en praktiseert onbegeleide ontspanningsverloven. Dit alles is vanaf oktober 2022 wel enige maanden stilgelegd, omdat betrokkene contact had met een medewerkster van de kliniek waarover hij niet open of transparant was. Uit integriteitsonderzoek bleek dat niet kan worden bevestigd dat sprake was van een intieme relatie. Daarom zijn de onbegeleide werkverloven van betrokkene in januari 2023 weer hervat. De ontspanningsverloven worden nog enkel begeleid. Het risicomanagement zal worden geïntensiveerd en bestaat uit een combinatie van externe- en interne factoren.
Gekeken naar het verleden wordt duidelijk dat het steeds mis gaat zodra er meer ruimte in het toezicht en de begeleiding komt. In de vele rapportages van adviezen komt steeds terug om niet te snel te gaan en geen stappen over te slaan in de resocialisatie. Het behandelteam kan niet zeggen dat er de laatste periode iets is misgegaan, maar wel is duidelijk dat betrokkene zich niet goed lijkt te realiseren waarover hij open en transparant moet zijn. Dit lijkt hem met het laatste ‘incident’ wel duidelijk te zijn geworden, maar dit moet een punt van aandacht bij hem blijven. Een zorgvuldige uitfasering blijft dan ook van essentieel belang, waarbij externe controle en toezicht voor lange tijd een sleutelrol in het risicomanagement moeten blijven vervullen. Vooralsnog wordt ingezet op een uitstroom via resocialisatieafdeling [S] naar een trainingswoning. De snelheid waarmee dat gaat, hangt af van de opstelling van betrokkene. Gebleken is dat betrokkene nog het een en ander te leren heeft als het gaat om openheid en transparantie en omgaan met nieuwe vrijheden. Vanwege het feit dat de uitstroom uiterst zorgvuldig moet gebeuren, lijkt een verlenging van twee jaar noodzakelijk. Deze twee jaar zal betrokkene zeker nodig hebben om op zeer geleidelijke wijze te resocialiseren en alle stappen te kunnen zetten, met in het achterhoofd van de kliniek de gedachte dat meer ruimte in toezicht en begeleiding in het verleden heeft geleid tot incidenten.
De deskundige van de kliniek heeft dit advies op de zitting gehandhaafd. Zij heeft toegelicht dat zich in de afgelopen periode, waaronder de periode na het opstellen van het verlengingsadvies, incidenten hebben voorgedaan, waarbij betrokkene niet helemaal open en transparant is geweest. Hoewel het voornamelijk om kleinere overtredingen ging, dragen deze wel bij aan het beeld dat betrokkene nog de nodige stappen moet zetten binnen zijn resocialisatietraject en verder moet leren omgaan met verantwoordelijkheden en vrijheden. Ook is recentelijk een behandelplanbespreking - een belangrijk moment in het behandeltraject - in eerste instantie niet goed verlopen. Betrokkene liet tijdens het eerste gesprek geen inzet en medewerking zien, maar wel weerstand. De deskundige heeft behoorlijk aan betrokkene moeten trekken om een tweede gesprek aan te gaan, terwijl het eigenlijk betrokkene zou moeten zijn die zou moeten inzien dat hij zich verkeerd heeft opgesteld en die om een herkansing zou moeten vragen. Die cadans, dat betrokkene eerst weerstand laat zien of niet open is en dan pas later openheid geeft en meewerkt, maakt ook dat de kliniek nog terughoudend is. Gelet op het voorgaande en het belang van een geleidelijke, zorgvuldige uitfasering verwacht de kliniek dat nog minstens twee jaar nodig is voor het resocialisatietraject van betrokkene. Daarbij is de eerstvolgende stap de aanvraag voor transmuraal verlof. De kliniek hoopt die stap samen met betrokkene snel te kunnen zetten, maar daarvoor is wel een periode zonder incidenten nodig, waarbij de deskundige van de kliniek denkt aan een periode van drie maanden. De kliniek acht het niet aannemelijk dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging binnen een jaar al aan de orde zal zijn.
2.2
Het advies van de psychiater
Het rapport van de onafhankelijke psychiater houdt, voor zover relevant, het volgende in.
Betrokkene lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis, met name vastgesteld op basis van gedrag in het verleden. Daarnaast is er een stoornis in het gebruik van cannabis, in remissie in een gereguleerde setting. Als betrokkene op dit moment verstoken zou raken van zorg, dan wordt het recidivesrisico als hoog ingeschat. Tot en met de fase van transmuraal verlof acht de psychiater het risico evenwel laag. De psychiater onderschrijft de meest recente risicoprognose van de kliniek, ook ten aanzien van de langere termijn. De psychiater onderschrijft evenwel niet de beslissing van de kliniek om het onbegeleide verlof van betrokkene en zijn werkzaamheden buiten de kliniek op te schorten in afwachting van het integriteitsonderzoek. De psychiater is van mening dat eventuele risico’s van een mogelijke relatie ook op een andere manier hadden kunnen worden gehanteerd. Ten aanzien van de vraag hoe het risicomanagement en eventueel het daarop aansluitende resocialisatietraject verantwoord vorm kunnen worden gegeven, acht de psychiater het loslaten van het risicomanagement zoals dat in de kliniek kan worden geboden aan de orde, onder voorbehoud van een voor betrokkene gunstige uitkomst van het integriteitsonderzoek. De stap naar transmuraal verlof, waarbij de reclassering in beeld kan komen, acht de psychiater niet riskant. Van daaruit en afhankelijk van het opbouwen van beschermende factoren, moet verder bezien worden hoe het traject van betrokkene tot een einde kan komen. Het door de kliniek geschetste traject is daarvoor passend. Omdat niet aannemelijk is dat binnen een jaar een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging aan de orde zal zijn, adviseert de psychiater de maatregel en het bevel tot verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar. Als op de zitting evenwel blijkt dat betrokkene nog steeds zonder onbegeleid verlof in de kliniek moet verblijven, wat de psychiater op grond van de risicotaxatie nu al niet langer noodzakelijk acht, dan zou overwogen kunnen worden de verlenging te beperken tot een jaar. Na een jaar kan dan getaxeerd worden of het resocialisatieproces van betrokkene alsnog op gang gekomen is en zo niet, of de dan vast te stellen stagnatie vraagt om andere interventies.
2.3
Het advies van de psycholoog
Het rapport van de onafhankelijke psycholoog houdt, voor zover relevant, het volgende in.
Bij betrokkene is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis, in remissie binnen gereguleerde omstandigheden. Klinisch geldt dat er, zonder externe steun, structuur en toezicht, vooral problemen met stress en coping te verwachten zijn bij het ervaren van bedreiging en krenking. Betrokkene is dan onvoldoende in staat om deze spanningsopbouw te herkennen en zal confrontaties onvoldoende uit de weg gaan, gevoed door antisociale cognities. Hij is dan nog kwetsbaar voor gewelddadige escalaties bij conflicten. De kans hierop lijkt evenwel lager dan bij aanvang van de maatregel. De expressie van de antisociale persoonlijkheidsstoornis is milder geworden; de zelfregulerende mogelijkheden zijn toegenomen. Het risico op toekomstig gewelddadig gedrag in bredere zin wordt als matig tot hoog geschat. De meest recente risicoprognose van de kliniek acht de psycholoog adequaat. Betrokkene is, ongeacht de uitkomst van het integriteitsonderzoek, toe aan daadwerkelijke resocialisatie. De psycholoog adviseert betrokkene toe te leiden naar resocialisatie via afdeling [S] en vervolgens naar een trainingswoning binnen Almere. In dat traject is niet zozeer risico op gewelddadig gedrag te verwachten, als wel eigengereidheid en mogelijke onbetrouwbaarheid. Het traject heeft de meeste kans van slagen als betrokkene (binnen de geldende grenzen en kaders) zoveel mogelijk autonomie krijgt toebedeeld, waarvoor hij zelf verantwoordelijkheid moet nemen, met lik-op-stukbeleid. Een beperkt aantal grofmazige, maar duidelijke afspraken zijn daarbij eerder aangewezen dan een groot aantal fijnmazige afspraken waarover discussie kan ontstaan. Van betrokkene mag dan betrouwbaarheid worden verwacht. De psycholoog adviseert de maatregel en het bevel tot verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar. Niet verwacht wordt dat de behandeling over een jaar in die mate is gevorderd, dat voorwaardelijke beëindiging van dwangverpleging of andere afschaling van de maatregel aan de orde kan zijn. De psycholoog geeft wel in overweging de maatregel te verlengen met een jaar als bij de verlengingszitting nog geen duidelijkheid is over de voortgang van het verlof/resocialisatietraject. Het ligt dan in de rede om de voortgang reeds over een jaar te toetsen.

3.De standpunten

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de vordering tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met twee jaar gehandhaafd, gelet op de adviezen en de toelichting van de deskundige van de kliniek.
3.2
Het standpunt van betrokkene
Betrokkene is het niet eens met de vordering van de officier van justitie. Hij heeft verzocht te verlengen met één jaar. Betrokkene zou graag een jaar de kans krijgen om te laten zien dat hij de huidige positieve ontwikkeling kan vasthouden en kan toewerken naar uitfasering, waarbij over een jaar wordt getoetst of zijn vervolgtraject op gang is gekomen en wat de voortgang daarvan is.
De raadsvrouw heeft namens betrokkene bepleit de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te verlengen met een termijn van slechts één jaar. Gelet op de adviezen van de onafhankelijke gedragsdeskundigen wordt verzocht om over een jaar te toetsen of de resocialisatie van betrokkene verder op gang is gekomen en of hierin de nodige stappen zijn gezet, en te bezien of naar een voorwaardelijke beëindiging kan worden toegewerkt.

4.De beoordeling van de rechtbank

De rechtbank kan zich verenigen met de hiervoor vermelde conclusies en adviezen van de kliniek en de onafhankelijke gedragsdeskundigen en zal deze overnemen. De rechtbank is, gelet op de adviezen, de toelichting daarop door de deskundige van de kliniek en het verhandelde op de zitting, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van betrokkene vereist. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Ter discussie staat de vraag met welke termijn de terbeschikkingstelling moet worden verlengd. Bij de beantwoording van die vraag neemt de rechtbank, overeenkomstig vaste jurisprudentie, tot uitgangspunt dat wanneer aannemelijk is dat de behandeling en het resocialisatietraject van een terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zullen nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de maatregel met één jaar, de maatregel verlengd moet worden met twee jaar. Dit kan slechts anders zijn als de reële kans bestaat dat de maatregel al na verloop van een jaar kan worden gewijzigd of beëindigd dan wel als het verloop van de behandeling of het resocialisatietraject daartoe aanleiding biedt. Daarvan is in het geval van betrokkene naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Uit de adviezen blijkt dat betrokkene nog steeds is gebaat bij de structuur en steun die hij vanuit de kliniek krijgt. Ook blijkt gezien het verloop van eerdere hulptrajecten dat een zeer geleidelijke manier van resocialiseren van groot belang is, met daarbij zorgvuldige uitfasering en voldoende toezicht en controle. Blijkens de drie adviezen heeft betrokkene de afgelopen periode stappen voorwaarts gezet in zijn resocialisatietraject en lijkt hij klaar voor het toewerken naar een volgende stap, namelijk die van transmuraal verlof. Er hebben zich blijkens de toelichting van de deskundige van de kliniek echter recent nog incidenten voorgedaan, die laten zien dat betrokkene nog het een en ander moet leren als het gaat om openheid en transparantie en omgaan met nieuwe vrijheden. Om dat resocialisatietraject, met daarbij als eerstvolgende stap (de aanvraag voor) transmuraal verlof, op een geleidelijke, zorgvuldige manier te laten verlopen, adviseert de kliniek verlenging van de maatregel met twee jaar. Dat advies onderschrijven de twee onafhankelijke deskundigen. Alleen bij aanwijzingen van een dreigende impasse adviseren de onafhankelijke deskundige verlenging met een jaar.
De rechtbank stelt vast dat betrokkene de afgelopen periode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, waarbij betrokkene meer vrijheden heeft gekregen. Betrokkene heeft onbegeleid werkverlof en heeft een baan gevonden buiten het terrein van de kliniek. De volgende stap is transmuraal verlof, waarvoor de aanvraag vanwege recente incidenten nog niet is ingediend. De visie van de kliniek om die aanvraag nog niet in te dienen, acht de rechtbank begrijpelijk. Hierin ziet de rechtbank geen aanwijzing dat een impasse in het verloop van de behandeling en de resocialisatie van betrokkene dreigt, en dus ook geen reden om de verlenging van de maatregel te beperken tot één jaar om over een jaar de voortgang ervan te toetsen.
Hoewel betrokkene op de goede weg is, is het aan hem om de komende periode te bewijzen dat hij die positieve ontwikkeling kan vasthouden en dat hij transparant en betrouwbaar kan zijn om een volgende stap in zijn traject te zetten. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet te verwachten dat de resocialisatie van betrokkene zo zal verlopen, dat de maatregel of de verpleging van overheidswege over één jaar al (voorwaardelijk) kan worden beëindigd. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met twee jaar moet worden verlengd.

5.De beslissing

De rechtbank:
Wijst de vordering van de officier van justitie toe.
Verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege van betrokkene met
twee jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. D.J. Straathof, voorzitter,
mr. M.E. Allegro en mr. N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.H. Boersma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 april 2023.