ECLI:NL:RBNHO:2023:3553

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
15.055000.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor opzettelijke invoer van cocaïne vanuit Curaçao

Op 18 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 februari 2023 op Schiphol opzettelijk cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en momenteel gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 3,3 kg cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt. Tijdens de openbare terechtzitting op 4 april 2023 heeft de officier van justitie, mr. J.J. van Bree, gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.J. van der Veen, heeft erkend dat het feit bewezen kan worden, maar heeft ook gepleit voor strafmatiging op basis van persoonlijke omstandigheden en vermeende onrechtmatigheden tijdens de aanhouding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. Na beoordeling van het bewijs, inclusief de bekennende verklaring van de verdachte, kwam de rechtbank tot de conclusie dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de hoeveelheid cocaïne en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanwijzingen waren voor onrechtmatigheden of etnische profilering bij de aanhouding van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 18 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.055000.23 (P)
Uitspraakdatum: 18 april 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 april 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [datum] te [plaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
op dit moment gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.J. van Bree, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. van der Veen, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
op of omstreeks 23 februari 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, namelijk het opzettelijk binnen het Nederlandse grondgebied brengen van een hoeveelheid cocaïne.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit, mede gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, kan worden bewezen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, namelijk dat de verdachte zich op 23 februari 2023 heeft schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer binnen het Nederlandse grondgebied van een hoeveelheid cocaïne.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte dit feit heeft bekend, zoals bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk [...]
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De geschriften zijn geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° Sv en zijn slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 23 februari 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het
bewezenverklaardelevert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde feit zou ontbreken. Het bewezen verklaarde feit is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, gelet op de ernst van het feit en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat sprake is geweest van een onrechtmatige aanhouding, omdat de douanebeambten zich schuldig zouden hebben gemaakt aan etnische profilering bij de keuze om de verdachte te selecteren voor een controle. Dat levert een onherstelbaar vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a Sv. Het nadeel dat daardoor is ontstaan zou moeten worden gecompenseerd door verlaging van de straf. De raadsman heeft verder bepleit dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld welke hoeveelheid cocaïne de verdachte in zijn koffer heeft ingevoerd, wat ook tot strafmatiging zou moeten leiden. De raadsman heeft tot slot verzocht om de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in strafmatigende zin bij de strafoplegging te betrekken. Gelet op al deze punten is verzocht te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van maximaal 16 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de zitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door vanuit Curaçao in zijn ruimbagage twee pakketten met een hoeveelheid cocaïne Nederland in te voeren. Harddrugs bevatten voor de gezondheid van gebruikers zeer schadelijke stoffen. De verspreiding ervan en de handel in harddrugs zijn bezwarend voor de samenleving, omdat deze gepaard gaan met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. De verspreiding van en handel in harddrugs worden daarom krachtig bestreden.
Bij de keuze voor de aan de verdachte op te leggen straf en het bepalen van de hoogte en aard daarvan heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen wat doorgaans wordt opgelegd voor het invoeren van harddrugs in Nederland. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar de door de verdachte ingevoerde hoeveelheid cocaïne.
De raadsman heeft bepleit dat niet vast te stellen is welke hoeveelheid cocaïne de verdachte heeft ingevoerd. Daarbij heeft hij gewezen op het proces-verbaal op pagina 73 van het dossier. Daarin staat een veel grotere hoeveelheid cocaïne vermeld dan de 3,3 kilogram waar het Openbaar Ministerie van uitgaat. Naar het oordeel van de rechtbank bevat dat proces-verbaal, afgezet tegen andere stukken in het dossier, echter informatie die geen betrekking heeft op deze strafzaak. De rechtbank gaat daarom niet uit van dit ene proces-verbaal, maar van de inhoud van de diverse bewijsmiddelen. Daaruit blijkt dat de verdachte in zijn koffer twee pakketten van in totaal ongeveer 3,3 kilogram cocaïne Nederland heeft ingevoerd. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman en gaat bij de strafoplegging van deze hoeveelheid uit. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht noemen voor het invoeren van een hoeveelheid van drie tot vier kilogram cocaïne als strafmaat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 tot 36 maanden.
Het verzoek van de raadsman tot strafmatiging omdat sprake zou zijn van een onherstelbaar vormverzuim slaagt evenmin. De rechtbank is van oordeel dat de stelling van de raadsman, dat van etnische profilering sprake is geweest en dus van een onrechtmatige aanhouding, feitelijke onderbouwing mist. Het staat douane ambtenaren vrij om een ieder die Nederland binnen reist te controleren. Nergens blijkt uit dat de verdachte op grond van zijn huidskleur door ambtenaren van de douane is geselecteerd voor een controle. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen aanwijzingen voor de door de raadsman gestelde etnische profilering. De rechtbank heeft ook overigens geen aanwijzingen voor onrechtmatigheden of vormverzuimen geconstateerd.
De rechtbank heeft tot slot acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die op de zitting en uit de stukken zijn gebleken. Hierin ziet de rechtbank geen aanleiding voor strafverzwaring of strafmatiging. Uit het uittreksel van 9 maart 2023 van het Nederlands strafblad van de verdachte en het uittreksel van 27 februari 2023 van het Antilliaans strafblad op zijn naam blijkt dat de verdachte in de afgelopen jaren niet voor een strafbaar feit met politie en justitie in aanraking is gekomen of is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van de door de officier van justitie gevorderde duur op zijn plaats is, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. Tenuitvoerlegging van deze straf zal volledig plaatsvinden binnen een penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De wetsartikelen die van toepassing zijn, zijn de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder dit feit meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 32 (tweeëndertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze straf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Allegro, voorzitter,
mr. N.M.L. Rogmans en mr. D.J. Straathof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.H. Boersma,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 april 2023.