Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
Voorafgaande aan de zitting zijn de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van [eiser] :- de akte overlegging producties tevens wijziging van eis;
- de bij brief van 26 januari 2023 overgelegde productie 5;
van de zijde van [gedaagde] :- de bij brief van 24 januari 2023 overgelegde productie 15.
2.De feiten
Onderdeel van deze huurkoopovereenkomst was dat [eiser] de bedrijfsruimte waar deze onderneming was gevestigd zou (onder)verhuren aan [gedaagde] . De overeenkomst bevat voorts een bepaling op grond waarvan [eiser] een deel van deze bedrijfsruimte mocht blijven gebruiken. Dit deel van de bedrijfsruimte is bij partijen bekend onder de term: “de hobbyruimte”.
De door [eiser] uitgebrachte dagvaarding bevat de volgende passages:
“18. De waarde van de overgedragen onderneming bedroeg EUR 200.000. [eiser] mocht een deel van het pand blijven gebruiken hetgeen een “huurwaarde” van EUR 79.200 (…) vertegenwoordigde. Of anders gezegd: indien [eiser] het betreffende deel van het pand niet verder zou hebben mogen gebruiken, was de afgesproken waarde voor de overdracht voor de onderneming EUR 279.200. Op dit bedrag dient in mindering te worden gebracht (…)19. Van het schadebedrag van EUR 279.200 dient dus te worden afgetrokken (…) hetgeen neerkomt op EUR 225.856,10.(…)MITSDIEN[eiser] de Rechtbank Noord- Holland, locatie Alkmaar verzoekt om bij vonnis (…) [gedaagde] te veroordelen aan [eiser] te betalen:Ten aanzien van zowel de primaire als de subsidiaire vorderingIn hoofdsom EUR 235.856,10;”
Het vonnis bevat de volgende passages:
“ 3. De vordering
7.De beslissing
3.Het geschil
Daarbij komt dat [gedaagde] in gebreke is met de betaling van de verschuldigde huur. [gedaagde] heeft over drie maanden geen huur betaald. Dit terwijl [eiser] vanwege de met Leko gesloten huurovereenkomst over deze maanden de huursom wel aan Leko heeft betaald. Het alsnog door [gedaagde] te betalen bedrag is € 7.336,23.
de tegenvordering
4.De beoordeling
€ 166.279,76 is toegewezen en het overige is afgewezen. Deel van het door [eiser] in de eerdere procedure gevorderde totaalbedrag is de vergoeding wegens het niet kunnen gebruiken van de hobbyruimte. Dit blijkt uit het hiervoor onder 2.3. opgenomen citaat uit deze dagvaarding. Op deze grondslag vordert [eiser] thans weer vergoeding van schade.
- [eiser] heeft primair en subsidiair een bedrag van € 235.586,10 gevorderd;
- [eiser] grondt de primaire vordering op nakoming, en de subsidiaire vordering op een verplichting tot vergoeding van schade;
- de kantonrechter heeft geoordeeld dat de (onder)huurovereenkomst tussen partijen in stand is gebleven en door partijen moet worden nagekomen;
- de kantonrechter heeft om die reden aanleiding gezien om de primaire vordering gebaseerd op nakoming toe te wijzen tot een bedrag van € 166.279,76 en de vordering voor het overige af te wijzen.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de gevorderde nakosten (die worden begroot op € 124,00 en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van het vonnis) niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.