ECLI:NL:RBNHO:2023:3506

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
15.111764.22 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door zoon op vader met verminderd toerekeningsvatbaarheid en TBS met voorwaarden

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 27 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zoon die zijn vader opzettelijk om het leven heeft gebracht. De verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar is, heeft zijn vader in de periode van 4 tot en met 23 mei 2022 in Purmerend met een mes gestoken, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met daarnaast een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over affectieschade, shockschade en vererfde schade, waarbij het verzoek om inzage in persoonsrapportages door de raadsvrouw van de benadeelde partijen is afgewezen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij de benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering wegens juridische complexiteit. De rechtbank heeft de verdachte ook verplichtingen opgelegd met betrekking tot reclasseringstoezicht, opname in een zorginstelling, en het naleven van gedragsvoorwaarden. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.111764.22 (P)
Uitspraakdatum: 27 maart 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 maart 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats 1],
ingeschreven in de basisregistratie personen en gedetineerd op het adres Smeet 1, 1551 NG Westzaan, Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.J.G. Leeuw en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
hij in de periode van 4 mei tot en met 23 mei 2022 te Purmerend [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door meermaals met een mes, althans een puntig voorwerp, in de rug en/of buik, althans het lichaam te steken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de bewezenverklaring zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 4 mei tot en met 23 mei 2022 te Purmerend [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door hem meermaals met een mes in de rug en buik, te steken.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De tenlastelegging bevat een kennelijke taalfout, die in de bewezenverklaring is hersteld. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte heeft de raadsman verweer gevoerd. De raadsman is van mening dat de verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard, hetgeen betekent dat de verdachte van alle rechtsvervolging ontslagen moet worden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Zowel de psycholoog en de psychiater zijn in hun respectievelijke rapportages gemotiveerd tot de conclusie gekomen dat het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. Desgevraagd door de raadsman hebben beide deskundigen nader uitleg gegeven hoe zij tot hun advies zijn gekomen.
In de rapportages en de nadere toelichting van beide deskundigen ziet de rechtbank geen aanknopingspunten op grond waarvan de verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar, zij het in verminderde mate.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren en tot terbeschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging. Vanuit het oogpunt van vergelding en normhandhaving is slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur geboden. De officier van justitie acht een terbeschikkingstelling met voorwaarden, in geval waarvan ten hoogste 5 jaren gevangenisstraf mag worden opgelegd, niet passend.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank in overweging gegeven aan de verdachte conform de adviezen van de deskundigen een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen met een zo kort mogelijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De psychiater heeft in zijn rapportage aangegeven dat er sprake zal moeten zijn van een langdurige klinische behandeling.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag op zijn vader. Na een opmerking van zijn vader is de verdachte, die had geblowd en gedronken, in grote woede uitgebarsten en heeft hij zijn vader meermalen met een mes gestoken. Hierdoor heeft zijn vader ernstige steekverwondingen opgelopen in zijn buik en zijn rug. Na het steekincident is de vader door een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd, geopereerd en op de intensive care behandeld. Na een periode van ruim twee weken, waarin de nabestaanden tussen hoop en vrees hebben geleefd, is de vader aan zijn verwondingen overleden.
Het opzettelijk nemen van het leven van een ander behoort tot de zwaarste strafbare feiten die het Wetboek van Strafrecht kent. Aan de nabestaanden wordt door een dergelijk gewelddadig feit onherstelbaar verdriet aangedaan. De weduwe en de dochter van het slachtoffer hebben gebruik gemaakt van hun spreekrecht en uitgesproken hoe zeer zij zijn geraakt door het verlies van hun vader en echtgenoot. Uit het dossier en de behandeling van de zaak op de zitting blijkt dat de verdachte zich niet kan herinneren wat er is gebeurd. Voor de nabestaanden kan dit het extra zwaar maken om het verlies te verwerken.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand strafblad (Uittreksel Justitiële Documentatie), van 13 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een geweldsmisdrijf is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport van 13 oktober 2022 van [naam 1], psychiater. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Er is bij betrokkene sprake van een stoornis in het autistisch spectrum, ongespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis, een depressieve stoornis (gedeeltelijk in remissie) en een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis. Ten tijde van de tenlastegelegde feiten waren deze stoornissen aanwezig. Het is aannemelijk dat de stoornis in het autistisch spectrum, de depressie en de stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol hebben doorgewerkt op het tenlastegelegde feit. Derhalve wordt geadviseerd om betrokkene het tenlastegelegde feit op zijn minst in verminderde mate toe te rekenen.
Zolang betrokkene in de huidige uitzichtloze situatie zit, zijn negatieve emoties met middelen en alcohol blijft dempen, niet actief op zoek gaat naar een oplossing en steeds geconfronteerd wordt met zijn beperkingen, wordt het recidiverisico matig tot hoog ingeschat.Gezien de ernst van de problematiek zal betrokkene eerst langdurig klinisch behandeld moeten worden. Na de klinische fase zou betrokkene verder ambulant behandeld kunnen worden vanuit een forensische FACT.Aangezien betrokkene niet eerder bekend is met agressie en bereid is om zich te laten behandelen, zou een voorwaardelijk kader te overwegen zijn. Echter, gezien de aard en de ernst van de tenlastegelegde feiten en de geconstateerde psychopathologie zou in beginsel het beveiligingsniveau en de geboden structuur van een FPK nodig zijn.
De behandeling zou plaats kunnen vinden in het kader van een TBS met voorwaarden. Betrokkene is gemotiveerd voor behandeling en bereid om zich aan de voorwaarden te houden.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 19 oktober 2022 van [naam 2], GZ-psycholoog. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene is een 49-jarige man waarbij sprake is een autismespectrumstoornis, een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis en verslavingsproblematiek.Er lijkt sprake te zijn geweest van dermate ernstige oplopende spanning en frustratie dat dit in combinatie met middelengebruik heeft geleid tot enige bewustzijnsvernauwing en een primitieve wijze van reageren. Dit alles overziend en wegend, is er sprake (geweest) van een substantiële doorwerking van de autismespectrumstoornis, de andere gespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis en stoornissen in het gebruik van cannabis en alcohol in het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om betrokkene het ten laste gelegdein een verminderde mate toe te rekenen.Betrokkene heeft een gebrek aan inzicht in de risico’s tot gewelddadig gedrag, wat maakt dat hij niet alleen voor anderen maar ook voor zichzelf onvoorspelbaar kan zijn wat betreft zijn agressie. Het recidiverisico voor gewelddadig gedrag in algemene zin is moeilijk te voorspellen, maar wanneer betrokkene agressief wordt, kan het wel extreme gevolgen hebben.
Gelet op het feit dat er bij betrokkene sprake is van een doorwerking van de stoornissen in de het hem ten laste gelegde en het matig/hoge recidiverisico, kan er van behandelnoodzaak worden gesproken. De behandeling zou gerealiseerd kunnen worden vanuit een forensische setting zoals een Forensisch Psychiatrische Kliniek. Hierna zou hij gefaseerd terug kunnen keren naar de maatschappij en kunnen toe werken naar zelfstandig wonen en het zoeken van een baan/dag- besteding. Dit kan in een stevig en langdurig kader zodat hij goed gevolgd kan worden.
Wegens de ernst van het ten laste gelegde, de complexiteit van problematiek en matig/hoge risico op recidive is het van belang dat betrokkenes behandeling in een stevig kader wordt vormgegeven, in het kader van een TBS met voorwaarden. Indien betrokkene voornoemde voorwaarden (i.e. een opname op de Forensisch Psychiatrische Kliniek met een behandeltraject) niet zou naleven, kan omzetting van deze maatregel naar een TBS met dwangverpleging volgen. De verwachting van onderzoeker is echter dat betrokkene zich voor deze behandeling zal inzetten.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 24 februari 2023 van
[naam 3]als reclasseringswerker verbonden aan
[naam 4].Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Conform de adviezen van de PJ-rapporteurs komt de reclassering ook tot het advies om de maatregel tbs met voorwaarden op te leggen. Omdat betrokkene bereid is mee te werken aan de voorgestelde bijzondere voorwaarden is er geen noodzaak tot de maatregel tbs met dwangverpleging.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
Wij adviseren positief over tbs met voorwaarden met de onderstaande voorwaarden. De reclassering kan het toezicht hierop uitoefenen. Betrokkene heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan de volgende voorwaarden:- Meewerken aan reclasseringstoezicht- Niet naar buitenland.- Opname in een zorginstelling- Ambulante behandeling- Begeleid wonen of maatschappelijke opvang- Drugs- en alcoholverbod- Meewerken aan schuldhulpverlening- Contactverbod met moeder van verdachte
Wij adviseren de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden.
Bij een veroordeling tot tbs of (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf adviseren wij een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM, artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht) op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de tbs of gevangenisstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd voor de duur van 5 jaren. Dat is, gelet op het navolgende en het bepaalde in artikel 38, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de maximale straf. Deze onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

7.Vrijheidsbenemende / vrijheidsbeperkende maatregel

In tegenstelling tot de vordering van de officier van justitie zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Uit voormelde rapportages blijkt namelijk niet dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging eist, zoals voorgeschreven in artikel 37b WvSr. De verdachte heeft zich uitdrukkelijk bereid verklaard bij een eventuele oplegging van een terbeschikkingstelling met voorwaarden zich aan alle voorwaarden te zullen houden. De deskundigen hebben er vertrouwen in dat de verdachte zich zal inzetten voor zijn behandeling en zich aan de voorwaarden zal houden.
De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling van de verdachte moet worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag moeten worden gesteld, nu bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door de verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
Met betrekking tot het contactverbod met de moeder en de zus van de verdachte zal de rechtbank de voorwaarde in die zin aanpassen dat de verdachte geen enkel initiatief neemt in het contact richting de moeder en de zus.
De rechtbank kan, op vordering van het Openbaar Ministerie, bevelen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd indien de verdachte de voorwaarden niet naleeft. Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat een termijn van een eventuele maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Omdat de rechtbank het van belang acht dat de behandeling van de verdachte direct aansluitend aan zijn detentie zal aanvangen, zal de rechtbank bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal zijn.
Nu de noodzaak van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking niet nader is onderbouwd, zal de rechtbank deze maatregel niet opleggen.

8.Vordering benadeelde partijen

8.1
[naam benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] in haar hoedanigheid van erfgenaam van de nalatenschap van [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 25.801,50 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit
- vergoeding wegens ziekenhuisopname € 620,00
- kosten aansprakelijkstelling € 181,50
- immateriële schade
€ 25.000,00
Totaal € 25.801,50
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in deze niet ontvankelijk moet worden verklaard, nu de beoordeling een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Een dergelijke vordering is binnen de strafrechtspraak nog niet uitgekristalliseerd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, aangezien de vordering vanwege de juridische complexiteit een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
De rechtbank stelt voorop dat voor een adequate behandeling van deze vordering, vereist is dat alle partijen, te weten de officier van justitie, de raadsman van de verdachte, de advocaat van de benadeelde partij en de rechtbank voldoende kennis paraat hebben om zonder nadere studie de civielrechtelijke aspecten van een vererfde vordering te kunnen beoordelen. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van de verdachte van oordeel dat daarvan in dit geval geen sprake is. Dat betekent dat de beoordeling van de onderhavige vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou vormen. Hierbij speelt mede een rol dat de jurisprudentie over dergelijke vorderingen nog niet is uitgekristalliseerd.
Het vorenstaande betekent dat de benadeelde partij niet ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering.
8.2.
[naam benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 37.500,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit
- affectieschade € 17.500,00
- shockschade € 20.000.00
Totaal € 37.500,00
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich niet verzet tegen toekenning van een bedrag ad € 17.500,00 voor affectieschade. Met betrekking tot de shockschade heeft de raadsman verweer gevoerd en de rechtbank primair verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in dit onderdeel van haar vordering, nu niet vastgesteld kan worden dat er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld bij de benadeelde partij. Dat er “naar eigen zeggen” sprake is van PTSS en een behandeling daarvoor is onvoldoende. Subsidiair heeft de raadsman verzocht dit onderdeel van de vordering te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat de affectieschade conform het Besluit vergoeding affectieschade tot een bedrag van € 17.500,00 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Om voor shockschade in aanmerking te komen moet de benadeelde partij geestelijk letsel hebben opgelopen door getuige te zijn van een geweldsmisdrijf of direct geconfronteerd te zijn met de gevolgen van een geweldsmisdrijf. Het moet daarbij gaan om geestelijk letsel dat naar objectieve maatstaven is vastgesteld. In de rechtspraak over schokschade is in dat verband steeds overwogen dat dit in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar is. Nu de benadeelde partij geen medische stukken heeft ingediend op basis waarvan geestelijk letsel kan worden vastgesteld, kan zij naar het oordeel van de rechtbank in zoverre niet in haar vordering worden ontvangen.
De rechtbank zal de benadeelde partij in zoverre niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Daarnaast moet de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.3.
[naam benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 40.000,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De gestelde schade bestaat uit
- affectieschade € 20.000,00
- shockschade
€ 20.000.00
Totaal € 40.000,00
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich niet verzet tegen toekenning van een bedrag ad € 20.000,00 voor affectieschade. Met betrekking tot de shockschade heeft de raadsman verweer gevoerd en de rechtbank primair verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in dit onderdeel van haar vordering, nu niet vastgesteld kan worden dat er sprake is van een algemeen in de psychiatrie erkend ziektebeeld bij de benadeelde partij. Dat er “naar eigen zeggen” sprake is van PTSS en een behandeling daarvoor is onvoldoende. Subsidiair heeft de raadsman verzocht dit onderdeel van de vordering te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat de affectieschade conform het besluit vergoeding affectieschade tot een bedrag van € 20.000,00 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Om voor shockschade in aanmerking te komen moet de benadeelde partij geestelijk letsel hebben opgelopen door getuige te zijn van een geweldsmisdrijf of direct geconfronteerd te zijn met de gevolgen van een geweldsmisdrijf. Het moet daarbij gaan om geestelijk letsel dat naar objectieve maatstaven is vastgesteld. In de rechtspraak over schokschade is in dat verband steeds overwogen dat dit in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar is. Nu de benadeelde partij geen medische stukken heeft ingediend op basis waarvan geestelijk letsel kan worden vastgesteld, kan zij naar het oordeel van de rechtbank in zoverre niet in haar vordering worden ontvangen.
De rechtbank zal de benadeelde partij in zoverre niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9. Verzoek ex artikel 51b Sv strekkende tot inzage rapportage over de persoon van de verdachte
De raadsvrouw van de benadeelde partijen heeft de rechtbank verzocht toestemming te verlenen voor inzage in de persoonsrapportages. Zij hebben dit niet nodig om hun spreekrecht uit te oefenen of hun vorderingen te onderbouwen, maar het is voor hen als nabestaanden van belang kennis te nemen van deze processtukken.
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht het verzoek af te wijzen, nu de inzage niet nodig is voor het uitoefenen van het spreekrecht of het onderbouwen van de vorderingen en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte in het geding is.
De officier van justitie heeft zich aangesloten bij het standpunt van de raadsman. Het belang van de verdachte – recht op privacy – moet zwaarder wegen dan het belang van de nabestaanden bij kennisneming van de rapportages.
De rechtbank wijst het verzoek af en overweegt hiertoe het volgende. Op grond van artikel 51b Sv kan een slachtoffer of diens nabestaanden toestemming krijgen om kennis te nemen van de processtukken die voor hem of hen van belang zijn. Dit belang is niet strikt beperkt tot de uitoefening van het spreekrecht of de voeging als benadeelde partij, maar het moet wel in voldoende mate zijn gerelateerd aan de strafprocedure. De wet noemt een aantal gronden waarop de kennisneming van processtukken kan worden geweigerd.
De rechtbank stelt vast dat de rapporten van de psycholoog en de psychiater over de verdachte behoren tot de processtukken en dat er geen sprake is van een formele weigeringsgrond.
Naar het oordeel van de rechtbank dient voor de beoordeling van het verzoek een belangenafweging te worden gemaakt. Voor wat de belangen van de nabestaanden betreft, stelt de rechtbank vast dat zij hun slachtofferrechten in deze procedure hebben kunnen uitoefenen: zij hebben van het spreekrecht gebruik kunnen maken en hebben een onderbouwde vordering in kunnen dienen. Een nader belang hebben zij niet gesteld. Daar komt bij dat de inhoud van de stukken ter zitting uitgebreid is besproken, zodat de slachtoffers daar op die manier kennis van hebben kunnen nemen. Voor wat de belangen van de verdachte betreft is relevant dat de rapportages bijzondere persoonsgegevens, namelijk medische informatie over de verdachte, bevatten. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat het belang van de verdachte bij de bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer prevaleert boven het belang van de nabestaanden bij kennisneming van de persoonsrapportages. De rechtbank heeft daarnaast gekeken naar het belang van een goede rechtspleging. Het is voor een betekenisvolle rapportage van groot belang dat de verdachte open met de onderzoekers spreekt. De wetenschap dat de inhoud van een rapportage met anderen dan het Openbaar Ministerie en de rechtbank zou kunnen worden gedeeld, zou een belemmering in het onderzoek kunnen opleveren en daarmee een belemmering voor een goede beoordeling van de strafzaak.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 38, 38a, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit de hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 (VIJF) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, en stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende zijn gedrag:
dat de veroordeelde zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Meewerken aan reclasseringstoezicht
dat de veroordeelde meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- de veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
- de veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien.
Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen.
- de veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
- de veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is.
- de veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
- de veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
- de veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
- veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
Niet naar buitenland
dat de veroordeelde niet naar het buitenland gaat of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
Opname in een zorginstelling
dat de veroordeelde zich laat opnemen in FPK [naam 5] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
De veroordeelde werkt in afwachting van definitieve plaatsing in een forensische
psychiatrische instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, onverwijld mee aan een tijdelijke plaatsing in een tussen voorziening te bepalen door de reclassering. Hij houdt zich aan de huisregels van deze instelling en aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de instelling worden gegeven, ook als die inhouden de inname van de hem door de behandelaren voorgeschreven medicatie. Hij zal in de instelling verblijven zolang de reclassering dat noodzakelijk acht.
Ambulante behandeling
dat de veroordeelde zich aansluitend aan de klinische opname laat behandelen door GGZ Noord-Holland-Noord of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
dat de veroordeelde verblijft na zijn klinische opname in instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Drugsverbod
dat de veroordeelde geen drugs gebruikt en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Alcoholverbod
dat de veroordeelde geen alcohol gebruikt, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Meewerken aan schuldhulpverlening
dat de veroordeelde, indien en voor zo lang de reclassering dit nodig vindt, meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Ook accepteert de veroordeelde een bewindvoerder voor hulp bij het beheren van zijn financiën en geeft hij de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Contactverbod
dat de veroordeelde op geen enkele wijze het initiatief neemt tot - direct of indirect – contact met [naam 6], moeder van de veroordeelde en [naam 7], zus van de veroordeelde, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de opgelegde maatregel, dadelijk uitvoerbaar is.
Verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] in haar hoedanigheid van erfopvolgster van de nalatenschap van [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[naam benadeelde partij 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 17.500,00 (zeventienduizendvijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [naam benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 17.500,00 (zeventienduizendvijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 127 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[naam benadeelde partij 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 20.000,00 (twintigduizend euro), bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van
[naam benadeelde partij 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 20.000,00 (twintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 135 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W.M. Giesen, voorzitter,
mrs. C.H. de Jonge van Ellemeet en A.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 maart 2023.
De griffier D.H. Geuze is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 13 maart 2023 heeft afgelegd, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Op 4 mei 2022 was ik in de tuin. Ik was met de hogedrukspuit bezig. Ik weet dat ik kwaad werd en dat ik hem een dreun heb gegeven. Ik had verwondingen.
Een proces-verbaal van bevindingen. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisanten [namen 1] dan wel een van hen (doorgenummerde pagina’s 9 tot en met 11, met fotobijlagen op pagina’s 12 tot en met 19):
Op 4 mei 2022 kregen wij een melding van een conflict tussen vader en zoon op de [adres].Ter plaatse zagen wij één man in de deuropening staan en een andere man voorovergebogen geleund staan bij de afvalcontainers. Wij zagen dat de man die voorovergebogen stond bij de afvalcontainer, een keukenmes in zijn onderrug had. Wij zagen dat de man onder het bloed zat. Wij zagen dat de man een wond op zijn achterhoofd had. Wij zagen dat de man veel bloed in zijn gezicht had. Wij zagen alleen een zwart handvat uit de man zijn rug steken. Het handvat was ongeveer tien (10) centimeter lang. Ik, verbalisant Brockhus, vroeg de man wie dat gedaan had. Ik hoorde de man kreunend zeggen: "Mijn zoon".Wij zagen dat er een man naar buiten kwam lopen met zijn beide handen in de lucht. Wij zagen dat de man onder het bloed zat. Wij zagen dat de man bloed in zijn haar, gezicht en op zijn shirt had.
Wij zagen dat het ambulance personeel de blouse van de man kapot knipte. Wij zagen dat de man twee (2) steekwonden in zijn buik had. Wij zagen dat één (1) snijwond links onderin in de buik zat. Wij zagen roze/ oranjekleurige zachte substantie uit de buik komen. Wij zagen ook één (1) steekwond onder de navel van de man zitten. Deze steekwond was ongeveer vijf (5) centimeter lang.
Een proces-verbaal van bevindingen. Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisanten [namen 2] dan wel een van hen (doorgenummerde pagina’s 20 tot en met 21):
Op 4 mei 2022 om 12.58 uur waren wij, verbalisanten [namen 2], op het adres [adres]. Op het moment dat wij bij de voortuin stonden en de man in de richting van de voordeur zagen lopen hoorden wij, verbalisanten, de man zeggen: "Houd me maar aan, ik heb het gedaan." Hierop heb ik, verbalisant [naam 8], de man op 4 mei 2022 om 13.00 uur aangehouden. Ik, verbalisant [naam 8], hoorde de verdachte zeggen: "Ik heb mijn vader gestoken, ik heb het gedaan. Dit heb ik gedaan omdat ik boos was."
Een schriftelijk bescheid d.d. 24 mei 2022, inhoudende een verslag van een deskundige in als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift houdt onder meer in:
Schouwverslag van [naam 9], forensisch arts
betreft [slachtoffer], [geboortedatum en -plaats 2].
Evaluatie
Overlijden van 75 jarige man. Overleden 19 dagen nadat hij met mes in buik en borstholte is gestoken. Uitgebreid letsel aan lever, milt, middenrif, grote holle ader en darmen. Meerdere operaties waren noodzakelijk. Postoperatieve beloop gekenmerkt door

1. problemen longen ; insufficiënte ademhaling door ARDS, longembolieën en infectie en

2. neurologische problemen door meerdere herseninfarcten. Uiteindelijk na diagnose van

infarct in hersenstam gestopt met de behandeling.

Conclusie
Niet natuurlijke dood. Overlijden door complicaties opgetreden na meerdere steekwonden in buik en borstholte opgelopen op 4 Mei.
Een schriftelijk bescheid d.d. 17 januari 2023 inhoudende een rapport pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden d.d. 17 januari 2023 van [naam 10] d.d. 17 januari 2023
Bij forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van dhr. [slachtoffer], 74 jaren oud,wordt het overlijden verklaard door verwikkelingen van de 5 vermoedelijke steekletsels in de romp.