ECLI:NL:RBNHO:2023:3494

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
15/146231-22 (zaak A) en 15/126837-21 (zaak B)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel met seksuele uitbuiting van kwetsbare vrouwen

Op 17 april 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel, specifiek het medeplegen van seksuele uitbuiting van drie jonge, kwetsbare vrouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 april 2020 tot en met 11 mei 2022, samen met anderen, deze vrouwen heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van dwang, geweld en misleiding om de vrouwen in de prostitutie te laten werken, waarbij zij hun verdiensten aan de verdachte moesten afstaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en een contactverbod van vijf jaar met de slachtoffers. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door de benadeelde partijen, die door de rechtbank zijn toegewezen. De rechtbank heeft de materiële en immateriële schade van de slachtoffers vastgesteld op in totaal € 170.200,- voor slachtoffer 1, € 20.000,- voor slachtoffer 2 en € 22.000,- voor slachtoffer 3. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van deze schadevergoedingen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/146231-22 (zaak A) en 15/126837-21 (zaak B) (t.t.z. gev.)
Uitspraakdatum: 17 april 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 april 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De zaak met parketnummer 15/146231-22 wordt hierna aangeduid als zaak A.
De zaak met parketnummer 15/126837-21 wordt hierna aangeduid als zaak B.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. de Leeuw en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J. Sietsma, advocaat te Amsterdam, waarnemend voor zijn kantoorgenoot mr. P.J. Stronks, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging (in zaak A) als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Zaak A
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 11 mei 2022 te Purmerend en/of Zaandam en/of Oostzaan en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Lelystad en/of Nieuwegein en/of (elders in) Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2]),
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 1], met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9), en/of
4) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1], (te weten door het in ontvangst nemen dan wel wegnemen van (een deel van) de verdiensten en/of contante geldbedrag(en) van die [slachtoffer 1] en/of het door die [slachtoffer 1] laten overboeken van een of meerdere bedrag(en) naar de rekening van verdachte en/of zijn mededader(s) en/of het op zijn, verdachtes, rekening (laten) overboeken van Tikkiebetaling(en) en/of door het (al dan niet laten) pinnen van geldbedrag(en) vanaf de bankrekening van die [slachtoffer 1] en/of het (al dan niet laten) overboeken van een of meerdere bedrag(en), te weten openstaande factuur/facturen, naar de rekening(en) van een bedrijf/bedrijven en/of een binnenhuisarchitect (ter voldoening van een factuur/rekening gericht aan/bestemd voor verdachte en/of zijn mededader(s) (artikel 273 f lid 1 sub 6)),
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
het meermalen, althans eenmaal,
- zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon/wijze uiten tegen die [slachtoffer 1] en/of
- onder controle houden en/of onder druk zetten van die [slachtoffer 1] (onder andere door die [slachtoffer 1] voortdurend te blijven benaderen via onder meer de telefoon en/of door die [slachtoffer 1] te vergezellen naar plaatsen van te verrichten prostitutiewerkzaamheden), waardoor het voor die [slachtoffer 1] werd bemoeilijkt zich aan die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en/of
- dreigen aan een ander of anderen te vertellen dat die [slachtoffer 1] als prostituee werkzaam is en/of
- bedreigen van die [slachtoffer 1] en/of
- ( in ernstige mate) beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 1] en/of
- brengen en/of houden van die [slachtoffer 1] in een positie waar zij niet (volledig) over haar eigen financiële middelen en/of bankpas kon beschikken,
en/of
waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het geven/regelen van onderdak en/of een woon/verblijfsadres aan/voor die [slachtoffer 1] en/of
- het maken van een of meer (seksueel getinte) foto('s) en/of het (vervolgens) grafisch bewerken van die (seksueel getinte) foto('s) voor (een) advertentie(s) op één of meer website(s) (waaronder de website Kinky.nl) waarin die [slachtoffer 1], werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het aanmaken en/of onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") en/of het betalen van één of meer advertentie(s) op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het onderhouden van contact(en) met en/of het maken van afspraken met (potentiële) (prostitutie)klant(en) voor die [slachtoffer 1], en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de/het daarvoor te betalen bedrag(en) en/of
- het bepalen wanneer die [slachtoffer 1] klant(en) moest aannemen/ontvangen en/of het bepalen wanneer [slachtoffer 1] klaar moest staan/zijn voor prostitutiewerkzaamheden (waaronder in de woning te Purmerend en/of een of meerdere hotel(s) in Nederland en/of op andere locatie(s)) en/of
- het bepalen welke klant(en) die [slachtoffer 1] moest aannemen/ontvangen voor haar prostitutiewerkzaamheden en/of
- het geven van uitleg en/of instructie(s) aan die [slachtoffer 1] met betrekking tot de door haar te verrichten prostitutiewerkzaamheden en/of
- het vervoeren van die [slachtoffer 1] naar locatie(s) alwaar de prostitutiewerkzaamheden plaats zouden gaan vinden en/of
- het (al dan niet laten) boeken en/of ter beschikking stellen van hotelkamer(s) als werkplek voor die [slachtoffer 1] en/of het regelen van andere werklocatie(s) voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] en/of
- het in/nabij (de omgeving van) de ruimte/werkplek/woning/hotel(s) blijven/zich ophouden alwaar die [slachtoffer 1] (op dat moment) haar werkzaamheden als prostituee uitoefende en/of
- het bepalen/instrueren dat die [slachtoffer 1] ook bij ongesteldheid als prostituee moest werken en/of
- het ter beschikking stellen van (een) condoom(s) en/of kleding/lingerie en/of (menstruatie)sponsje(s) voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1];
Zaak B
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2020 tot en met 4 maart 2021 te Purmerend en/of Zaandam en/of Utrecht en/of Maarssen en/of (elders in) Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3]),
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 2], met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9), en/of
4) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2], (te weten door het in ontvangst nemen dan wel wegnemen van (een deel van) de contante verdiensten en/of contante geldbedrag(en) van die [slachtoffer 2] en/of het door die [slachtoffer 2] laten overboeken van meerdere bedragen naar de rekening van verdachte en/of zijn mededader(s)en/of het op zijn, verdachtes, en/of op de bankrekening van zijn mededader(s) (laten) overboeken van Tikkiebetaling(en) (artikel 273 f lid 1 sub 6)),
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
het meermalen, althans eenmaal,
- zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon/wijze uiten tegen die [slachtoffer 2] en/of
- opsluiten van die [slachtoffer 2] in een woning te Purmerend en/of het beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 2] en/of
- dreigen foto’s en/of video(s) van die [slachtoffer 2] van compromitterende aard (op het internet) te publiceren en/of te verzenden naar de ouders en/of bekenden van die [slachtoffer 2], en/of dreigen aan anderen te vertellen dat die [slachtoffer 2] werkzaam is als prostituee en/of
- dreigen met dat die [slachtoffer 2] ‘een dak boven haar hoofd verliest’ wanner zij zou stoppen met de prostitutiewerkzaamheden en/of
- bedreigen van die [slachtoffer 2] en/of
- mishandelen van die [slachtoffer 2] (waaronder die [slachtoffer 2] (meermalen) slaan) en/of
- spugen naar/in het gezicht van die [slachtoffer 2] en/of
- onder controle houden en/of onder druk zetten van die [slachtoffer 2], waardoor het voor die [slachtoffer 2] werd bemoeilijkt zich aan die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en/of
- controleren van de inhoud van de privé telefoon en/of de ‘werk’telefoon van die [slachtoffer 2] en/of
- brengen en/of houden van die [slachtoffer 2] in een positie waar zij niet over haar eigen financiële middelen en/of bankpas kon beschikken
en/of
waarbij voornoemde (onder 2)) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het geven/regelen van onderdak en/of een woonadres aan/voor die [slachtoffer 2] en/of het ter beschikking stellen van die woning (in Purmerend) als werkplek (voor prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2]) en/of
- het onderbrengen van die [slachtoffer 2] in de woning van (mededader) [[medeverdachte 1]] terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voor dat onderdak als tegenprestatie seksuele diensten van die [slachtoffer 2] zouden worden verlangd en/of
- het geven/regelen van onderdak en/of een woonadres aan/voor die [slachtoffer 2] in een woning te Utrecht en/of in hotel(s) en/of (andere) locatie(s) en/of
- het (al dan niet laten) maken en/of (grafisch) bewerken van een of meer (seksueel getinte) foto('s) voor (een) advertentie(s) op één of meer website(s) (waaronder de website Kinky.nl) waarin die [slachtoffer 2], werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het aanmaken en/of onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") en/of het betalen van één of meer advertentie(s) op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer 2] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het onderhouden van contact(en) met en/of het maken van afspraken met (potentiële) (prostitutie)klant(en) voor die [slachtoffer 2], en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de/het daarvoor te betalen bedrag(en) en/of
- het bepalen wanneer die [slachtoffer 2] klant(en) moest aannemen/ontvangen en/of het bepalen wanneer [slachtoffer 2] klaar moest staan/zijn voor prostitutiewerkzaamheden (waaronder in de woning te Purmerend en/of een of meerdere hotel(s) in Nederland en/of op andere locatie(s)) en/of
- het bepalen welke klant(en) die [slachtoffer 2] moest aannemen/ontvangen voor haar prostitutiewerkzaamheden en/of
- het geven van uitleg en/of instructie(s) aan die [slachtoffer 2] met betrekking tot de door haar te verrichten prostitutiewerkzaamheden en/of
- het vervoeren van die [slachtoffer 2] naar locatie(s) alwaar de prostitutiewerkzaamheden plaats zouden gaan vinden en/of
- het boeken en/of ter beschikking stellen van hotelkamer(s) als werkplek voor die [slachtoffer 2] en/of het regelen van andere werklocatie(s) voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] en/of
- het in/nabij (de omgeving van) de ruimte/werkplek/woning/hotel(s) blijven/zich ophouden alwaar die [slachtoffer 2] (op dat moment) haar werkzaamheden als prostituee uitoefende(n) en/of
- het bepalen dat die [slachtoffer 2] ook bij ongesteldheid als prostituee moest werken en/of
- het ter beschikking stellen van (een) condoom(s) en/of kleding/lingerie en/of menstruatie)sponsje(s) voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2];
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2019 tot en met 1 april 2021 te Purmerend en/of Utrecht en/of Breukelen en/of Amsterdam en/of (elders in) Nederland,
een ander, genaamd [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4]),
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 3], met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9), en/of
4) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 3], (te weten door het in ontvangst nemen dan wel wegnemen van (een deel van) de contante verdiensten en/of contante geldbedrag(en) van die [slachtoffer 3] en/of het door die [slachtoffer 3] laten overboeken van meerdere bedragen naar de rekening van verdachte en/of het op zijn, verdachtes, bankrekening laten (over)boeken van Tikkiebetaling(en) (artikel 273 f lid 1 sub 6)),
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
het meermalen, althans eenmaal,
- zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon/wijze uiten tegen die [slachtoffer 3] en/of
- dreigen dat de zoon van die [slachtoffer 3] bij haar zou worden weggenomen (door officiële instanties) indien die [slachtoffer 3] niet verder zou gaan met zich te prostitueren en/of wanneer bekend zou worden gemaakt dat die [slachtoffer 3] zich prostitueerde en/of
- dreigen dat die [slachtoffer 3] ook schuldig is aan het gedwongen prostitueren van een of meerdere meisjes nu die [slachtoffer 3] ook zelf onder meer meisjes voor de prostitutie had geregeld en/of (seks)advertentie(s) voor die meisjes had aangemaakt en/of
- beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 3] en/of
- bedreigen van die [slachtoffer 3] en/of dreigen met het toepassen van geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of
- mishandelen van die [slachtoffer 3] (door haar (meermalen) te slaan en/of te knijpen en/of te duwen) en/of
- onder controle houden en/of onder druk zetten van die [slachtoffer 3], waardoor het voor die [slachtoffer 3], werd bemoeilijkt zich aan die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en/of
- brengen en/of houden van die [slachtoffer 3] in een positie waar zij niet (volledig) over haar eigen financiële middelen kon beschikken
en/of
waarbij voornoemde (onder 2)) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het (al dan niet laten) maken van een of meer (seksueel getinte) foto('s) voor (een) advertentie(s) op één of meer website(s) (waaronder de website Seksjobs.nl en Kinky.nl) waarin die [slachtoffer 3], werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het aanmaken en/of onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") en/of het betalen van één of meer advertentie(s) op één of meer website(s) waarin die [slachtoffer 3] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het onderhouden van contact(en) met en/of het maken van afspraken met (potentiële) (prostitutie)klant(en) voor die [slachtoffer 3], en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de/het daarvoor te betalen bedrag(en) en/of
- het bepalen wanneer die [slachtoffer 3] klant(en) moest aannemen/ontvangen en/of het bepalen wanneer [slachtoffer 3] klaar moest staan/zijn voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het bepalen welke klant(en) die [slachtoffer 3] moest aannemen/ontvangen voor haar prostitutiewerkzaamheden en/of
- het geven van uitleg en/of instructie(s) aan die [slachtoffer 3] met betrekking tot de door haar te verrichten prostitutiewerkzaamheden en/of
- het vervoeren van die [slachtoffer 3] naar locatie(s) alwaar de prostitutiewerkzaamheden plaats zouden gaan vinden en/of
- het boeken en/of ter beschikking stellen van hotelkamer(s) als werkplek voor die [slachtoffer 3] en/of het regelen van andere werklocatie(s) voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 3] en/of
- het in/nabij (de omgeving van) de ruimte/werkplek/woning blijven/zich ophouden alwaar die [slachtoffer 3] (op dat moment) haar werkzaamheden als prostituee uitoefende(n) en/of
- het ter beschikking stellen van (een) condoom(s) en/of kleding/lingerie voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 3].

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle drie ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van alle aan hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman in de eerste plaats aangevoerd dat de aangiften/getuigenverklaringen van de drie in de tenlastelegging genoemde vrouwen ongeloofwaardig zijn en dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Mocht de rechtbank niet overgaan tot bewijsuitsluiting, dan nog ontbreekt in de visie van de verdediging het wettig en overtuigend bewijs dat sprake is van enige uitbuiting in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De verdediging betwist ten aanzien van alle feiten dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van de middelen genoemd in lid 1 sub 1 van genoemd artikel. De vrouwen hebben een eigen en bewuste keuze gemaakt om in de prostitutie te werken. Van onvrijwilligheid is geen sprake geweest. Bovendien is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat het in artikel 273f, lid 3 aanhef en onder 1 Sr, besloten liggende medeplegen niet bewezen kan worden.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering ten aanzien van zaak A en zaak B, feiten 1 en 2
Wettelijk kader
Aan de verdachte is het delict mensenhandel ten laste gelegd, strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Deze strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Het belang van het individu bij het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid staat daarbij voorop. Artikel 273f Sr beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting van die integriteit en/of vrijheid. Van uitbuiting in de prostitutie kan worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin de ‘gemiddelde mondige prostituee in Nederland’ verkeert, die zelf bepaalt voor wie, maar ook waar, wanneer, met wie, en onder welke omstandigheden zij werkt.
De tenlastelegging is opgesplitst in specifieke verwijten, die in het Wetboek van Strafrecht worden beschreven in artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9. De delictsomschrijving in sub 1 ziet op het werven, overbrengen/vervoeren of huisvesten/opnemen van een ander om die ander in een uitbuitingssituatie te brengen. Daarbij is dus het oogmerk van uitbuiting vereist. Het verwijt in sub 4 ziet op handelingen waardoor een ander zich beschikbaar stelt voor het verrichten van arbeid of diensten, in dit geval het verrichten van – kort gezegd – prostitutie. Uitbuiting is daarbij een impliciet bestanddeel. Sub 9 gaat over het zich laten bevoordelen uit de opbrengst van prostitutiewerkzaamheden door een ander. De in sub 1, 4 en 9 strafbaar gestelde vormen van mensenhandel omvatten steeds het gebruik van één of meer van de dwangmiddelen genoemd in artikel 273f, lid 1, sub 1, Sr. Dit geldt niet voor het verwijt in sub 6, dat betrekking heeft op het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander.
Betrouwbaarheid aangeefsters [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1]
De verdediging heeft een betrouwbaarheidsverweer gevoerd met betrekking tot de verklaringen van de aangeefsters. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Het is onmiskenbaar dat tussen c.q. in de verklaringen van de aangeefsters, en met name die van [slachtoffer 1], tegenstrijdigheden zijn aan te wijzen. De aanwezigheid van tegenstrijdigheden kan ertoe leiden dat een verklaring onvoldoende betrouwbaar moet worden geacht en om die reden niet kan worden gebruikt voor het bewijs. Dit is echter niet het geval wanneer er een aannemelijke verklaring is voor de verschillen in de relevante onderdelen van een verklaring en die verklaring overigens in essentie voldoende consistent en geloofwaardig is en voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dat is in de onderhavige zaak naar het oordeel van de rechtbank het geval.
[slachtoffer 1]
In het geval van [slachtoffer 1] kunnen de verschillen tussen enerzijds de aangifte (tegen [medeverdachte 1]) gedaan op 15 juni 2022 en haar verklaring bij de rechter-commissaris op 24 maart 2023 worden verklaard door de wijze waarop de aangifte tot stand is gekomen. Bij de rechter-commissaris verklaart [slachtoffer 1] namelijk dat de verdachte haar had verteld wat zij tegen de politie moest zeggen bij haar aangifte. Dit verklaart waarom zij in haar aangifte de verdachte uit de wind houdt en de blaam bij [medeverdachte 1] legt. Verder verklaart [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris dat zij destijds dacht dat de verdachte haar niet zou ‘flashen’ (bedriegen), maar dat zij naderhand is gaan inzien dat hij dat wel gedaan heeft en dat zij daar het slachtoffer van was.
Dat de verdachte in werkelijkheid vanaf het begin – samen met [medeverdachte 1] – betrokken is geweest bij de prostitutie van [slachtoffer 1] wordt bevestigd door de verklaring van [slachtoffer 2] van 9 maart 2021. Die houdt in dat [medeverdachte 1] haar vertelde dat [slachtoffer 1] het eerste meisje was dat zij had aangenomen voor prostitutiewerk en dat zij en de verdachte [slachtoffer 1] hebben geholpen om van huis weg te lopen en haar hebben ondergebracht. [medeverdachte 1] vertelde verder dat de verdachte ook geld wilde verdienen aan [slachtoffer 1] en dat hij zo op haar had ingepraat, dat ze met hem meeging met het idee om samen een leven te maken.
Daarnaast is het goed voorstelbaar dat [slachtoffer 1] tegenover de politie niet direct naar de verdachte heeft gewezen, omdat zij lange tijd affectieve gevoelens voor hem heeft gekoesterd.
[slachtoffer 2] verklaart voorts op 10 maart 2021:
[slachtoffer 1]] werkt sowieso nog steeds voor [verdachte] (verdachte), ze geeft al haar geld aan [verdachte], ze mag nergens naartoe alleen werken.
De verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris vindt verder ondersteuning in WhatsApp-verkeer tussen de verdachte en zijn echtgenote (en medeverdachte) [medeverdachte 2] over [slachtoffer 1]. De verdachte heeft ter terechtzitting niet ontkend de betreffende gesprekken te hebben gevoerd, noch dat deze over [slachtoffer 1] gaan.
Dat de verdachte, zoals [slachtoffer 1] verklaart, hotels boekte als werkplek voor haar en web-advertenties betaalde, alsmede dat zij het met prostitutie verdiende geld aan de verdachte moest afstaan, wordt ondersteund door de resultaten van het financieel onderzoek (processen-verbaal van bevindingen dossierpagina’s 810, 817 en 829).
[medeverdachte 1]
De aangifte van [medeverdachte 1] vindt in de eerste plaats ondersteuning in de verklaring die [slachtoffer 2] op 20 juli 2021 heeft afgelegd. Op de vraag wat zij kan vertellen over de relatie tussen de verdachte en [medeverdachte 1] antwoordt [slachtoffer 2]:
Zij ([medeverdachte 1]) was verliefd op hem maar [hij] gebruikte haar voor het geld, hij was haar eerste pooier. Zij deed alles wat hij wilde, want zij was verliefd op hem. Hij kreeg de helft van wat [slachtoffer 3] verdiende. [slachtoffer 3] is deel slachtoffer van [verdachte].
In dit verband is ook, met name in verband met de pleegperiode, van belang een chatgesprek dat op 21 januari 2021 – ruim vóór de aangifte van [medeverdachte 1] – plaatsvond, waarin [slachtoffer 2] tegen [medeverdachte 1] zegt:
Sinds dat ik in je leven ben weet je wat leven is voordat je mij kende zette [verdachte] je in een kamer that is. (…) [verdachte] heeft een jaar lang je verziekt je hebt nooit dingen kunnen doen wat je wilde(proces-verbaal van bevindingen dossierpagina 428).
Dat [medeverdachte 1], zoals zij verklaart, eind 2019 is begonnen met prostitutiewerkzaamheden voor de verdachte wordt voorts ondersteund door financiële gegevens. In de periode van 30 januari 2020 tot 7 mei 2021 zijn op de ING rekening van [medeverdachte 1] meer dan honderd betaalverzoeken geregistreerd met een totaalbedrag (ontvangen) van € 7.785,-. Het betrof steeds ronde bedragen met omschrijvingen als ‘drankje’, ‘foto’s’, ‘video’s’ of ‘reiskosten’. Daarnaast zijn er in de periode van 5 januari 2020 tot en met 27 maart 2021 vanaf een rekening van [medeverdachte 1] meerdere betalingen gedaan in verband met hotel- of Airbnb-boekingen. In de context van dit dossier is aannemelijk dat deze betalingen en uitgaven prostitutie-gerelateerd waren. Bovendien zijn er tussen 26 april 2020 en 16 oktober 2020 van de bankrekening van [medeverdachte 1] betalingen gedaan aan [betrokkene 1], het bedrijf dat onder meer de (seks)advertentiesite Kinky.nl beheert (proces-verbaal van bevindingen dossierpagina 366 e.v.). Daarnaast is er in de periode tussen 23 januari 2020 en 30 mei 2020 13 keer een bedrag overgeschreven vanaf een bankrekening van [medeverdachte 1] naar de ING bankrekening van de verdachte (proces-verbaal van bevindingen p. 378 e.v.) en zijn vanaf de ING bankrekening van de verdachte tussen 24 januari 2020 en 31 mei 2021 meer dan honderd betalingen gedaan aan [betrokkene 1]. Ook is er tussen 5 januari 2020 en 9 mei 2021 door middel van honderdvijftig betaalverzoeken in totaal € 20.940,50 bijgeschreven op de rekening van de verdachte. Hierbij valt op dat het ronde bedragen betreft en dat in de omschrijving van veel transacties een (bedrijfs)naam vermeld staat, meestal gevolgd door de term 'cadeau' of een enkele keer 'taxi(kosten)' of 'etentje'. Ook hier geldt dat het in de context van dit dossier aannemelijk is dat deze betalingen en uitgaven prostitutie-gerelateerd waren.
Dat [medeverdachte 1] tot slot, zoals zij verklaart, angst had voor de verdachte en dat zij het door haar verdiende contante geld afstond aan de verdachte, wordt ondersteund door de getuige [getuige]. Zij verklaart uit eigen waarneming dat als de verdachte bij [medeverdachte 1] was, er een grimmige sfeer heerste en dat zij, [getuige], kon merken dat [medeverdachte 1] bang was voor de verdachte. Ook heeft de getuige een keer gezien dat [medeverdachte 1] een ‘hele stapel geld’ aan de verdachte gaf. [medeverdachte 1] vertelde haar toen dat de verdachte haar dwong in de prostitutie en dat zij geld aan hem moest geven (dossierpagina 307 e.v.).
[slachtoffer 2]
heeft verklaard dat zij in de prostitutie terecht is gekomen doordat zij reageerde op een advertentie op snapchat. Een screenshot van deze advertentie is daadwerkelijk in de telefoon van [slachtoffer 2] aangetroffen (proces-verbaal van bevindingen dossierpagina 454).
Dat [slachtoffer 2] voor huisvesting afhankelijk was van [medeverdachte 1] en dat van deze afhankelijkheid misbruik werd gemaakt wordt specifiek bevestigd in een WhatsApp-gesprek van 9 oktober 2020 tussen [slachtoffer 2] en ene [betrokkene 2]. [slachtoffer 2] kondigt daarin aan dat zij is gestopt (de rechtbank begrijpt: met prostitutiewerk). [betrokkene 2] antwoordt:
Ik geloof er niks van haha. Je staat er nog op. En je woont bij haar (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) en je ben van haar afhankelijk. Anders trapt ze je het huis uit.[slachtoffer 2] reageert:
Klopt ik heb het der deze week verteld. En nu hebben we ruzie ze zegt of t huis uit of doorwerken(proces-verbaal van bevindingen p. 440).
De strekking van de verklaringen van [slachtoffer 2] is dat zij werd uitgebuit door de verdachte en door [medeverdachte 1] doordat zij (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hen moest afstaan. Op dit punt worden de verklaringen van [slachtoffer 2] ondersteund door het gegeven dat op de ING bankrekening van [medeverdachte 1] in totaal 25 overschrijvingen zijn geregistreerd van de BUNQ bankrekening van [slachtoffer 2]. Ook zijn op de rekening van [medeverdachte 1] bijschrijvingen te zien via Tikkiestransacties vanaf de rekening van [slachtoffer 2] (proces-verbaal van bevindingen dossierpagina 366 e.v.).
Dat sprake is geweest van uitbuiting komt ook naar voren in een audiofragment dat zowel op de telefoon van de verdachte als op die van [slachtoffer 2] is aangetroffen. Het betreft een gesprek van 31 mei 2020. Samengevat gaat het gesprek erover dat [medeverdachte 1] aan [slachtoffer 2] vraagt of ze alsjeblieft wil terugkomen. [slachtoffer 2] zegt dat zij met niemand verder wil gaan en dat [medeverdachte 1] alleen maar aan geld denkt, dat [medeverdachte 1] heeft gezien hoe kapot [slachtoffer 2] elke avond was en dat [medeverdachte 1] haar heeft zien huilen elke avond als ze klaar was. [slachtoffer 2] zegt tegen [medeverdachte 1]:
Denk je dat ik dit voor mijn plezier doe?Ze zegt verder dat [medeverdachte 1] haar leven kapot maakt.
[slachtoffer 2] heeft verder verklaard dat de advertenties om klanten te werven werden betaald door de verdachte. In dat verband is het veelzeggend dat gebleken is dat vanaf de bankrekening van [slachtoffer 2] zelf geen enkele betaling is gedaan voor advertenties (proces-verbaal van bevindingen dossierpagina 395 e.v.).
Slotsom
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] (bij de rechter-commissaris), de verklaringen van [slachtoffer 2] en de verklaringen die [medeverdachte 1] als aangeefster heeft afgelegd op essentiële punten ondersteund worden door of in lijn zijn met andere bewijsmiddelen, dat zij elkaar over en weer versterken en op relevante onderdelen consistent, betrouwbaar en geloofwaardig zijn. De verklaringen kunnen derhalve voor het bewijs worden gebruikt. Het verweer wordt verworpen.
Dwangmiddelen
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat er geen sprake is geweest van het gebruik van dwangmiddelen en dat de vrouwen uit eigen vrije wil in de prostitutie werkten.
Vooropgesteld moet worden dat uit de wetsgeschiedenis van artikel 273f Sr blijkt dat instemming van het slachtoffer met de uitbuiting niet in de weg hoeft te staan aan bewezenverklaring van mensenhandel, als één van de in de wet omschreven dwangmiddelen is gebruikt. De beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om een gedwongen karakter van het prostitutiewerk aan te nemen. Er hoeft in dat geval geen sprake te zijn geweest van een zodanige dwang of druk dat er voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was. Het gaat erom dat het slachtoffer in die keuzevrijheid is beperkt.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de bijlage bij dit vonnis, en met name uit de verklaringen van de aangeefsters zoals hiervoor besproken, dat de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1] zich heeft bediend van de in artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr genoemde middelen dwang, een andere feitelijkheid, (dreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie.
Handelingen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte
  • [slachtoffer 1], tezamen en in vereniging met anderen, heeft geworven, vervoerd, gehuisvest en opgenomen;
  • [slachtoffer 2], tezamen en in vereniging met een ander, heeft geworven, vervoerd, gehuisvest en opgenomen, en
  • [medeverdachte 1] heeft geworven en vervoerd.
Oogmerk van uitbuiting
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het oogmerk van uitbuiting is bewezen en dat [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1] elk ook daadwerkelijk in een uitbuitingssituatie verkeerden. Zoals hiervoor is overwogen, kan op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat de verdachte, al dan niet in vereniging met een ander of anderen, met toepassing van de hiervoor genoemde dwangmiddelen een situatie heeft gecreëerd van machtsongelijkheid en afhankelijkheid waardoor de vrouwen ertoe zijn gebracht om prostitutiewerkzaamheden te verrichten en hun verdiensten, of althans een groot deel daarvan, af te staan aan de verdachte en zijn medeverdachte(n). Van omstandigheden vergelijkbaar met de situatie waarin een mondige prostituee verkeert, is geen sprake. Het criterium van de ‘mondige prostituee’ impliceert dat zij in ieder geval zelf bepaalt waar, wanneer, hoe vaak, met wie, onder welke omstandigheden en tegen welke opbrengsten zij werkt. Dat was bij deze vrouwen absoluut niet het geval.
Het is evident dat de verdachte en zijn medeverdachte(n) hierdoor financieel voordeel gehad hebben. Dat de vrouwen tot op zekere hoogte hebben ingestemd met het afdragen van hun verdiensten, doet hieraan zoals gezegd niet af.
Medeplegen
De rechtbank stelt vast dat aan de door de verdachte gepleegde uitbuiting van [slachtoffer 1] een substantiële bijdrage is geleverd door zowel [medeverdachte 1] als de echtgenote van de verdachte, [medeverdachte 2], zodat sprake is van medeplegen en de mensenhandel is gepleegd in vereniging (de strafverzwarende omstandigheid van het derde lid, sub 1, van artikel 273f Sr).
Wat betreft [medeverdachte 2] komt haar rol vooral naar voren uit de WhatsApp-gesprekken met de verdachte. Hieruit blijkt dat [medeverdachte 2] meeprofiteert van de verdiensten van [slachtoffer 1], dat zij de verdachte aanspoort [slachtoffer 1] onder druk te zetten om zoveel mogelijk te werken om zoveel mogelijk geld voor hen te verdienen en dat zij, [medeverdachte 2], zich bewust is van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1]. Bovendien heeft [medeverdachte 2] foto’s van [slachtoffer 1] gemaakt en bewerkt om te gebruiken in de voor het werven van klanten noodzakelijke internetadvertenties.
De bijdrage van [medeverdachte 1] in de uitbuiting van [slachtoffer 1] komt genoegzaam tot uitdrukking in de verklaring die [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. De rechtbank wijst in dit verband met name op de mededeling van [slachtoffer 1] dat het geld dat zij in de eerste weken verdiende 50/50 werd gedeeld door de verdachte en [medeverdachte 1].
De rechtbank stelt eveneens vast dat aan de door de verdachte gepleegde uitbuiting van [slachtoffer 2] een wezenlijke bijdrage is geleverd door [medeverdachte 1], zodat ook ten aanzien van [slachtoffer 2] sprake is van medeplegen in bovengenoemde zin. [slachtoffer 2] is via een door [medeverdachte 1] op Snapchat geplaatste advertentie voor de prostitutie geworven. [medeverdachte 1] heeft haar huisvesting en een werkplek geboden. Het eerste geld dat [slachtoffer 2] hiermee verdiende, gaf zij af aan [medeverdachte 1] die het 50/50 deelde met de verdachte. [medeverdachte 1] had ook bemoeienis met het plaatsen van advertenties en het maken van afspraken met klanten voor [slachtoffer 2].
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Zaak A
hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 11 mei 2022 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
een ander, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2]),
telkens met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting en
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard en
3) heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededaders te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde tegen betaling en
4) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1], te weten door het in ontvangst nemen dan wel wegnemen van de verdiensten en contante geldbedragen van die [slachtoffer 1] en het op zijn, verdachtes, rekening laten overboeken van Tikkiebetalingen en door het (al dan niet laten) pinnen van geldbedragen vanaf de bankrekening van die [slachtoffer 1],
waarbij die andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid hebben bestaan uit:
het meermalen
- zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon/wijze uiten tegen die [slachtoffer 1] en
- onder controle houden en/of onder druk zetten van die [slachtoffer 1], waardoor het voor die [slachtoffer 1] werd bemoeilijkt zich aan die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en
- bedreigen van die [slachtoffer 1] en
- in ernstige mate beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 1] en
- brengen en houden van die [slachtoffer 1] in een positie waar zij niet (volledig) over haar eigen financiële middelen en bankpas kon beschikken
en
waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het geven/regelen van onderdak en/of een woon/verblijfsadres aan/voor die [slachtoffer 1] en
- het maken van een of meer seksueel getinte foto's en/of het vervolgens grafisch bewerken van die seksueel getinte foto's voor advertenties op een websites (waaronder de website Kinky.nl), waarin die [slachtoffer 1], werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het aanmaken en onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") en het betalen van advertenties op websites waarin die [slachtoffer 1] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het onderhouden van contacten met en het maken van afspraken met (potentiële) prostitutieklanten voor die [slachtoffer 1] en het maken van afspraken met die (potentiële) klanten over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en de daarvoor te betalen bedragen en
- het bepalen wanneer die [slachtoffer 1] klanten moest aannemen/ontvangen en het bepalen wanneer [slachtoffer 1] klaar moest staan/zijn voor prostitutiewerkzaamheden, waaronder in de woning te Purmerend en in hotels in Nederland en op andere locaties en
- het bepalen welke klanten die [slachtoffer 1] moest aannemen/ontvangen voor haar prostitutiewerkzaamheden en
- het geven van instructies aan die [slachtoffer 1] met betrekking tot de door haar te verrichten prostitutiewerkzaamheden en
- het vervoeren van die [slachtoffer 1] naar locaties alwaar de prostitutiewerkzaamheden plaats zouden gaan vinden en
- het boeken van hotelkamers als werkplek voor die [slachtoffer 1] en het regelen van andere werklocaties voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] en
- het in de omgeving van de werkplek blijven/zich ophouden alwaar die [slachtoffer 1] op dat moment haar werkzaamheden als prostituee uitoefende en
- het bepalen dat die [slachtoffer 1] ook bij ongesteldheid als prostituee moest werken;
Zaak B
1
hij in de periode van 1 mei 2020 tot en met 4 maart 2021 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
een ander, genaamd [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3]),
telkens met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met een andere feitelijkheid en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting en
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard en
3) heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met of voor een derde tegen betaling en
4) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2], te weten door het in ontvangst nemen dan wel wegnemen van een deel van de contante verdiensten van die [slachtoffer 2],
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
het meermalen,
- zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon/wijze uiten tegen die [slachtoffer 2] en
- het beperken van de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 2] en
- dreigen foto’s en/of video’s van die [slachtoffer 2] van compromitterende aard te verzenden naar de ouders en/of bekenden van die [slachtoffer 2] en
- dreigen dat die [slachtoffer 2] ‘een dak boven haar hoofd verliest’ wanneer zij zou stoppen met de prostitutiewerkzaamheden en
- mishandelen van die [slachtoffer 2], waaronder die [slachtoffer 2] meermalen slaan en
- spugen in het gezicht van die [slachtoffer 2] en
- onder controle houden en onder druk zetten van die [slachtoffer 2], waardoor het voor die [slachtoffer 2] werd bemoeilijkt zich aan die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en
- controleren van de inhoud van de telefoon van die [slachtoffer 2] en
en
waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het onderbrengen van die [slachtoffer 2] in de woning van mededader [medeverdachte 1] terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat voor dat onderdak als tegenprestatie seksuele diensten van die [slachtoffer 2] zouden worden verlangd en/of
- het geven/regelen van onderdak en/of een woonadres aan/voor die [slachtoffer 2] in een woning te Utrecht en/of in hotels en
- het (al dan niet laten) maken en/of grafisch bewerken van seksueel getinte foto's voor advertenties op een website (Kinky.nl) waarin die [slachtoffer 2], werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het aanmaken en onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") en het betalen van advertenties op een website waarin die [slachtoffer 2] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het onderhouden van contacten met en het maken van afspraken met (potentiële) prostitutieklant(en) voor die [slachtoffer 2] en het maken van afspraken met die (potentiële) klanten over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en de daarvoor te betalen bedragen en
- het bepalen wanneer die [slachtoffer 2] klanten moest aannemen/ontvangen en het bepalen wanneer [slachtoffer 2] klaar moest staan/zijn voor prostitutiewerkzaamheden, waaronder in de woning te Purmerend en in hotels in Nederland en op andere locaties en
- het bepalen welke klanten die [slachtoffer 2] moest aannemen/ontvangen voor haar prostitutiewerkzaamheden en
- het geven van uitleg en instructie aan die [slachtoffer 2] met betrekking tot de door haar te verrichten prostitutiewerkzaamheden en
- het vervoeren van die [slachtoffer 2] naar locaties alwaar de prostitutiewerkzaamheden plaats zouden gaan vinden en
- het boeken van hotelkamers als werkplek voor die [slachtoffer 2] en het regelen van andere werklocaties voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] en
- het in de omgeving van de werkplek blijven/zich ophouden alwaar die [slachtoffer 2] op dat moment haar werkzaamheden als prostituee uitoefende en
- het bepalen dat die [slachtoffer 2] ook bij ongesteldheid als prostituee moest werken;
2
hij in de periode van 1 december 2019 tot en met 1 april 2021 in Nederland,
een ander, genaamd [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4]),
telkens met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven en vervoerd met het oogmerk van uitbuiting en
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard en
3) heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 3] met of voor een derde tegen betaling en
4) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 3], te weten door het in ontvangst nemen dan wel wegnemen van een deel van de contante verdiensten van die [slachtoffer 3] en/of het door die [slachtoffer 3] laten overboeken van meerdere bedragen naar de rekening van verdachte en het op zijn, verdachtes, bankrekening laten overboeken van Tikkiebetalingen,
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
het meermalen,
- zich op boze en/of agressieve en/of anderszins dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon/wijze uiten tegen die [slachtoffer 3] en
- dreigen dat de zoon van die [slachtoffer 3] bij haar zou worden weggenomen door officiële instanties indien die [slachtoffer 3] niet verder zou gaan met zich te prostitueren en/of wanneer bekend zou worden gemaakt dat die [slachtoffer 3] zich prostitueerde en
- dreigen dat die [slachtoffer 3] ook schuldig is aan het gedwongen prostitueren van een of meerdere meisjes nu die [slachtoffer 3] ook zelf onder meer meisjes voor de prostitutie had geregeld en/of seksadvertenties voor die meisjes had aangemaakt en
- dreigen met het toepassen van geweld tegen die [slachtoffer 3] en
- mishandelen van die [slachtoffer 3] door haar meermalen te slaan en/of te knijpen en/of te duwen en
- onder druk zetten van die [slachtoffer 3], waardoor het voor die [slachtoffer 3] werd bemoeilijkt zich aan die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en
- brengen en houden van die [slachtoffer 3] in een positie waar zij niet volledig over haar eigen financiële middelen kon beschikken
en
waarbij voornoemde (onder 2) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het (al dan niet laten) maken van seksueel getinte foto's voor advertenties op websites (Seksjobs.nl en Kinky.nl) waarin die [slachtoffer 3] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het aanmaken en onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") en het betalen van advertenties op websites waarin die [slachtoffer 3] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het onderhouden van contacten met en het maken van afspraken met (potentiële) prostitutieklanten voor die [slachtoffer 3] en het maken van afspraken met die (potentiële) klanten over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en de daarvoor te betalen bedragen en
- het bepalen wanneer die [slachtoffer 3] klanten moest aannemen/ontvangen en het bepalen wanneer [slachtoffer 3] klaar moest staan/zijn voor prostitutiewerkzaamheden en
- het bepalen welke klanten die [slachtoffer 3] moest aannemen/ontvangen voor haar prostitutiewerkzaamheden en
- het vervoeren van die [slachtoffer 3] naar locaties alwaar de prostitutiewerkzaamheden plaats zouden gaan vinden en
- het boeken van hotelkamers als werkplek voor die [slachtoffer 3] en het regelen van andere werklocaties voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 3] en
- het in de omgeving van werkplek blijven/zich ophouden alwaar die [slachtoffer 3] op dat moment haar werkzaamheden als prostituee uitoefende.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A en zaak B, feit 1 (telkens)
Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van zaak B, feit 2
Mensenhandel
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met aangevers [slachtoffer 1], N. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voor een periode van vijf jaren. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel te bevelen.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot integrale vrijspraak en heeft geen (subsidiair) strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, al dan niet samen met een ander of anderen, gedurende een langere periode drie jonge en kwetsbare vrouwen seksueel uitgebuit. Hij heeft de vrouwen gemanipuleerd, misleid, bedreigd en zowel fysiek als psychisch onder druk gezet om hen in de prostitutie te laten werken. De verdachte heeft hierbij ogenschijnlijk gewetenloos misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin de vrouwen zich bevonden. Met zijn handelen heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de vrouwen en hun persoonlijke vrijheid, en daarmee op hun fundamentele grondrechten. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan, ook omdat de ervaring leert dat de slachtoffers van mensenhandel hiervan nog lange tijd ernstige psychische en emotionele schade kunnen ondervinden. Hoezeer dit bij de slachtoffers in deze zaak het geval is, blijkt ook uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen. De verdachte heeft – zo blijkt uit het dossier – alleen zijn eigen financieel gewin voor ogen gehad, zonder zich te bekommeren om het leed dat hij de slachtoffers heeft aangedaan. De verdachte heeft er op geen enkele wijze blijk van gegeven zijn verantwoordelijkheid onder ogen te zien.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het strafblad van de verdachte, gedateerd 9 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van een geweldsdelict (huiselijk geweld) onherroepelijk tot een taakstraf is veroordeeld.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, gedateerd 7 oktober 2022 van mevrouw [reclasseringswerker] van Reclassering Nederland. De reclassering houdt in haar advisering de nodige slagen om de arm, omdat de verdachte zich tegenover de reclassering heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Door deze proceshouding heeft de reclassering geen verband kunnen leggen tussen de persoon van de verdachte en het ten laste gelegde. Voor het geval het tot een veroordeling komt, adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, verplichte ambulante behandeling, een contactverbod met de aangeefsters en het meewerken aan het verkrijgen van een dagbesteding.
De rechtbank is van oordeel dat op de bewezenverklaarde feiten, gelet op de ernst daarvan, niet anders kan worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank ziet geen aanleiding een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren moet worden opgelegd, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Vrijheidsbeperkende maatregel

Contactverbod
Ter beveiliging van de maatschappij – in het bijzonder de slachtoffers – acht de rechtbank het noodzakelijk om aan de verdachte de maatregel op te leggen, dat hij voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3].
Dadelijke uitvoerbaarheid maatregel
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, Sr dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is. De rechtbank heeft hierbij meegewogen dat de reclassering het risico op recidive en het risico op letselschade heeft ingeschat op gemiddeld en geen tekenen heeft gezien dat er bij de verdachte sprake is van enige gewetenswroeging.

8.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregelen

[slachtoffer 1]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft, door tussenkomst van mr. M.J. Schimmel, advocaat te Bussum, als haar gemachtigde een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 781.000,-) en immateriële schade (€ 20.000,-) die zij als gevolg van het in zaak A ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit de door de benadeelde partij afgedragen inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden. Bij de berekening daarvan gaat de raadsman van [slachtoffer 1] ervan uit dat zij gedurende 781 dagen prostitutiewerkzaamheden heeft verricht en dat zij daarmee gemiddeld minimaal een bedrag van € 1.000,- per dag heeft verdiend voor de verdachte.
Ter zitting heeft de gemachtigde de vordering van de benadeelde partij mondeling toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwd en toegelicht en heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en met toekenning van de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, primair vanwege het tot vrijspraak strekkende pleidooi en subsidiair omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Meer subsidiair is de vordering namens de verdachte betwist omdat deze onvoldoende zou zijn onderbouwd. Zo is de gestelde psychische schade niet met stukken onderbouwd. Daar komt nog bij dat de verdachte zich civielrechtelijk niet goed kan verdedigen, nu hij de vordering en onderbouwing niet voorafgaand aan de zitting heeft ontvangen. Uiterst subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat in de berekening van de materiële schade geen rekening is gehouden met de afgesproken 50/50 verdeling.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal een schatting maken van de materiële schade. Dit doet zij met de nodige voorzichtigheid. Op grond van het dossier gaat de rechtbank er schattenderwijs vanuit dat [slachtoffer 1] in de bewezen verklaarde periode, die in totaal 747 dagen beslaat, gemiddeld vijf dagen per week voor de verdachte in de prostitutie heeft gewerkt. Dat zijn 534 dagen. De (minimum) dagwinst schat de rechtbank op € 300,-. De totale opbrengst uit prostitutiewerkzaamheden komt aldus op € 160.200,- (534 x € 300,-). De rechtbank acht aannemelijk dat [slachtoffer 1] dit volledige bedrag aan de verdachte (althans een medeverdachte) heeft afgestaan. De rechtbank wijst daarom het wegens materiële schade gevorderde bedrag toe tot een bedrag van € 160.200,-.
De rechtbank sluit niet uit dat de daadwerkelijk geleden schade hoger is, maar kan dit niet eenvoudig vaststellen en is van oordeel dat daarvoor nadere bewijslevering nodig is. Dit zal in deze procedure echter een onevenredige belasting van het strafgeding betekenen. De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft het niet toegewezen deel van de materiële schade daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade in ieder geval tot het bedrag van € 160.200,- rechtstreeks voortvloeit uit het in zaak A bewezen verklaarde feit.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft degene die in zijn of haar persoon is aangetast recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. In beginsel moet degene die zich hierop beroept de aantasting in de persoon met concrete gegevens onderbouwen. In bepaalde gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in dit geval aan de orde. Uit het verhandelde ter zitting en de onderbouwing bij het voegingsformulier is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank heeft voor de hoogte van het schadebedrag aansluiting gezocht bij letselcategorie 4 van de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De bij die categorie behorende uitkering bedraagt € 10.000,-. De rechtbank acht ter zake van het onderhavige feit toewijzing van dat bedrag billijk.
Samengevat zal de vordering worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 170.200,- (€ 160.200 + € 10.000,-), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes in zaak A bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: het medeplegen van mensenhandel] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
[slachtoffer 2]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft, door tussenkomst van mr. A. Koopsen, advocaat te Amsterdam, als haar gemachtigde een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 98.000,-) en immateriële schade (€ 10.000,-) die zij als gevolg van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit de door de benadeelde partij afgedragen inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden. Bij de berekening van de materiële schade gaat de raadsvrouw van [slachtoffer 2] ervan uit dat zij gedurende zeven maanden, vijf dagen per week, prostitutiewerkzaamheden heeft verricht en dat zij gemiddeld minimaal een bedrag van € 1.400,- per dag heeft verdiend, waarvan zij de helft afdroeg aan de verdachte.
Ter zitting heeft de gemachtigde de vordering van de benadeelde partij mondeling toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwd en toegelicht en heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en met toekenning van de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, primair vanwege het tot vrijspraak strekkende pleidooi en subsidiair omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Meer subsidiair is de vordering namens de verdachte betwist omdat deze onvoldoende zou zijn onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal een schatting maken van de materiële schade. Dit doet zij met de nodige voorzichtigheid. Op grond van het dossier gaat de rechtbank er schattenderwijs vanuit dat [slachtoffer 2] gedurende een periode van (bij elkaar opgeteld) vijf maanden gemiddeld vier dagen per week voor de verdachte in de prostitutie heeft gewerkt. De (minimum) dagwinst schat de rechtbank op € 250,-. Dit betekent dat [slachtoffer 2] minimaal (4 x € 250,-) € 1.000,- per week verdiende, dat wil zeggen (4 x € 1.000,-) € 4.000,- per maand. Over een periode van vijf maanden komt de totale opbrengst uit prostitutiewerkzaamheden aldus op (5 x € 4.000,-) € 20.000,-. De rechtbank acht aannemelijk dat [slachtoffer 2], zoals zij zelf heeft verklaard, de helft van haar opbrengsten, heeft afgedragen aan de verdachte (althans medeverdachte). De rechtbank wijst daarom het wegens materiële schade gevorderde bedrag toe tot een bedrag van € 10.000,-.
De rechtbank sluit niet uit dat de daadwerkelijk geleden schade hoger is, maar kan dit niet eenvoudig vaststellen en is van oordeel dat daarvoor nadere bewijslevering nodig is. Dit zal in deze procedure echter een onevenredige belasting van het strafgeding betekenen. De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft het niet toegewezen deel van de materiële schade daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade in ieder geval tot het bedrag van € 10.000,- rechtstreeks voortvloeit uit het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde feit.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft degene die in zijn of haar persoon is aangetast recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. In beginsel moet degene die zich hierop beroept de aantasting in de persoon met concrete gegevens onderbouwen. In bepaalde gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in dit geval aan de orde. Uit het verhandelde ter zitting en de onderbouwing bij het voegingsformulier is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank heeft, evenals de benadeelde partij, voor de hoogte van het schadebedrag aansluiting gezocht bij letselcategorie 4 van de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De bij die categorie behorende uitkering bedraagt € 10.000,-. De rechtbank acht ter zake van het onderhavige feit toewijzing van dat bedrag billijk.
Samengevat zal de vordering worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 20.000,- (€ 10.000,- + € 10.000,-), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes in zaak B onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: het medeplegen van mensenhandel] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
[slachtoffer 3]
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft, door tussenkomst van mr. M.M. Volwerk, advocaat te Leiden, als haar gemachtigde een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 134.000,-) en immateriële schade (€ 10.000,-) die zij als gevolg van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit de door de benadeelde partij afgedragen inkomsten uit prostitutiewerkzaamheden. Bij de berekening van de materiële schade gaat de raadsman van [medeverdachte 1] ervan uit dat zij gedurende 67 weekenden prostitutiewerkzaamheden heeft verricht en dat zij gemiddeld minimaal een bedrag van € 2.000,- per weekend heeft verdiend.
Ter zitting heeft de gemachtigde de vordering van de benadeelde partij mondeling toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwd en toegelicht en heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en met toekenning van de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, primair vanwege het tot vrijspraak strekkende pleidooi en subsidiair omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Meer subsidiair is de vordering namens de verdachte betwist omdat deze onvoldoende zou zijn onderbouwd. Uiterst subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat in de berekening van de materiële schade geen rekening is gehouden met de afgesproken 50/50 verdeling.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal een schatting maken van de materiële schade. Dit doet zij met de nodige voorzichtigheid. Op grond van het dossier gaat de rechtbank er vanuit dat [medeverdachte 1] gedurende 16 weekenden voor de verdachte in de prostitutie heeft gewerkt. De rechtbank is bij de berekening van dit aantal weekenden uitgegaan van de start van de bewezenverklaarde periode tot het moment dat [slachtoffer 1] in beeld kwam. De (minimum) winst per weekend schat de rechtbank op € 750,-. De totale opbrengst uit prostitutiewerkzaamheden komt aldus op € 12.000,- (16 x € 750,-). De rechtbank acht aannemelijk dat [medeverdachte 1] dit volledige bedrag aan de verdachte heeft afgestaan. De rechtbank wijst daarom het wegens materiële schade gevorderde bedrag toe tot een bedrag van € 12.000,-.
De rechtbank sluit niet uit dat de daadwerkelijk geleden schade hoger is, maar kan dit niet eenvoudig vaststellen en is van oordeel dat daarvoor nadere bewijslevering nodig is. Dit zal in deze procedure echter een onevenredige belasting van het strafgeding betekenen. De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft het niet toegewezen deel van de materiële schade daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade in ieder geval tot het bedrag van € 12.000,- rechtstreeks voortvloeit uit het in zaak B onder 2 bewezen verklaarde feit.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft degene die in zijn of haar persoon is aangetast recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. In beginsel moet degene die zich hierop beroept de aantasting in de persoon met concrete gegevens onderbouwen. In bepaalde gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in dit geval aan de orde. Uit het verhandelde ter zitting en de onderbouwing bij het voegingsformulier is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank heeft, evenals de benadeelde partij, voor de hoogte van het schadebedrag aansluiting gezocht bij letselcategorie 4 van de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De bij die categorie behorende uitkering bedraagt € 10.000,-. De rechtbank acht ter zake van het onderhavige feit toewijzing van dat bedrag redelijk en billijk.
Samengevat zal de vordering worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 22.000,- (€ 12.000,- + € 10.000,-), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes in zaak B onder 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: mensenhandel] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Gijzeling
Ingevolge artikel 36f, vijfde lid, Sr in verbinding met artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering kan bij het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat worden bepaald dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling wordt toegepast. De duur beloopt ten hoogste één jaar. De rechtbank zal naar evenredigheid, gelet op de hoogte van de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen, de gijzeling toepassen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 36f, 38v, 38w, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht zijn van toepassing.

9.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart
bewezendat de verdachte de in
zaak A en zaak B onder 1 en 2ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 C
ontactverbod ex artikel 38v Sr
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze
– direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 170.200,- (honderdzeventigduizend tweehonderd euro), bestaande uit € 160.200,- als vergoeding voor de materiële en € 10.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst het meerdere gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding af en verklaart de benadeelde partij voor het meerdere gevorderde bedrag aan materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering.
 Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 170.200,- (honderdzeventigduizend tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
290 dagen gijzelingen bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 20.000,- (twintigduizend euro), bestaande uit € 10.000,- als vergoeding voor de materiële en € 10.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
 Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 20.000,- (twintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
35 dagen gijzelingen bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdacht aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 22.000,- (tweeëntwintigduizend euro), bestaande uit € 12.000,- als vergoeding voor de materiële en € 10.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
 Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 22.000,- (tweeëntwintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
35 dagen gijzelingen bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het in de zaak met parketnummer 15/126837-21 gegeven, reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L Boonstra, voorzitter,
mrs. C.H. de Jonge van Ellemeet en S.W. van Kasbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2023.