ECLI:NL:RBNHO:2023:3453

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
8749462 \ CV EXPL 20-7606
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines AG wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Auckland via Zürich en Hong Kong. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.200,00 en bijkomende kosten, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie en bijstand aan luchtreizigers regelt bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers hebben op 3 juli 2018 hun vlucht LX735 gemist door een vertraging die hen meer dan 17 uur later op hun eindbestemming bracht. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden in Zürich, die de grondafhandeling tijdelijk stopten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat de vertraging inderdaad het gevolg was van een door de luchtverkeersleiding opgelegde restrictie, wat als een buitengewone omstandigheid wordt gekwalificeerd. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder voldoende redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen en dat de vordering van de passagiers daarom werd afgewezen. De proceskosten werden aan de passagiers opgelegd, omdat zij ongelijk kregen in hun vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8749462 \ CV EXPL 20-7606
Uitspraakdatum: 29 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines AG,
Swiss International Air Lines SA,
Swiss International Air Lines Ltd
gevestigd te Basel (Zwitserland) en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 24 juni 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Zürich Airport (Zwitserland) en via Hong Kong International Airport (Hongkong) naar Auckland International Airport (Nieuw-Zeeland) op 3 juli 2018, op 4 juli 2018 en op 5 juli 2018.
2.2.
Volgens de overeenkomst zouden de passagiers op 3 juli 2018 om 20:00 uur lokale tijd vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht LX735 vertrekken en om 21:30 uur lokale tijd aankomen op Zürich Airport. Vanuit daar zouden zij met vlucht LX138 om 22:40 uur lokale tijd verder vliegen naar Hong Kong International Airport om daar op 4 juli 2018 om 16:30 uur lokale tijd aan te komen. Vanuit daar zouden zij met vlucht CX197 om 21:05 uur lokale tijd verder vliegen naar Auckland International Airport om daar op 5 juli 2018 om 11:40 uur lokale tijd aan te komen.
2.3.
Vlucht LX735 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Zürich Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagiers hun aansluitende vluchten hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar alternatieve vluchten waarmee zij meer dan 17 uur later zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.4.
EUclaim heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juli 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat op 3 juli 2018 sprake was van slechte weersomstandigheden, te weten onweer, te Zürich. Vanwege de slechte weersomstandigheden werd de grondafhandeling in Zürich tijdelijk gestaakt. Dit heeft voor verstoringen gezorgd. Verder heeft de vervoerder aangevoerd dat de onderhavige vlucht onderdeel uitmaakte van de rotatievlucht Zürich-Amsterdam-Zürich (LX734 en LX735). De vertraging van vlucht LX734 had invloed op de onderhavige vlucht. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder naar de vluchtrapporten van vlucht LX734 en van vlucht LX735, naar de
slot history’svan voornoemde vluchten en naar het “
Daily Airport Report” van de luchthaven Zürich.
4.5.
Uit de overgelegde stukken kan het volgende worden afgeleid. De rotatievlucht is gestart met vlucht LX734. Deze vlucht is blijkens het vluchtrapport vertraagd uitgevoerd wegens codes 93 en 81. De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging van vlucht LX734 volledig gelegen was in de door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties (code 81). De vertraging wegens code 93 is dan ook van ondergeschikt belang. Ook zonder deze code was de luchtverkeersleiding al overgegaan tot het opleggen van de gewijzigde slottijden. Reeds twee uur vóór de geplande vertrektijd – op een moment dat van code 93 geen sprake was – had de luchtverkeersleiding namelijk al een restrictie aan het toestel opgelegd. De luchtverkeersleiding had een
Slot Allocation Message(SAM) afgegeven waarin vlucht LX734 een verlate slot van 16:26 uur UTC was opgelegd. Dit slot is vervolgens bij
Slot Revision Messages(SRM’s) van 14:38 uur UTC, 16:45 uur UTC en 16:47 uur UTC gewijzigd. Uiteindelijk ontving de vlucht om 16:51 uur UTC de laatste SRM met een geplande opstijgtijd van 17:27 uur UTC. Vlucht LX734 is om 17:10 uur UTC, met een vertraging van één uur en 35 minuten bij de gate van de blokken gegaan (
off block time). In de
slot historywordt volgens de vervoerder telkens code 81 als vertragingsoorzaak genoemd. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij, ook als geen vertraging door code 93 was ontstaan en het toestel tijdig klaar zou hebben gestaan voor vertrek, gehouden zou zijn geweest de gewijzigde slottijden op te volgen.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat de vervoerder verplicht is een door de luchtverkeersleiding opgelegde slot op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. Aangezien reeds twee uur voor vertrek van vlucht LX734 nieuw slottijden waren opgelegd, is niet van belang, anders dan de passagiers stellen, of de vertraging ontstaan wegens code 93 is ontstaan ten gevolge van een buitengewone omstandigheid. Ook indien het toestel tijdig klaar zou hebben gestaan voor vertrek, diende de vervoerder de nieuwe slottijden op te volgen. Het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een nieuw slot moet dan ook worden gekwalificeerd als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Een slot is immers niet inherent aan de normale bedrijfsuitoefening en ligt buiten de macht van een luchtvaartmaatschappij. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de slot heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. Resumerend is een vertraging voor de duur van 95 minuten dan ook ontstaan ten gevolge van een buitengewone omstandigheid.
4.7.
De vraag die voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Uit het vluchtrapport van de onderhavige vlucht volgt dat de vlucht een vertraging had wegens code 93
(Aircraft rotation, late arrival of aircraft from another flight or previous sector) van 80 minuten. Hieruit blijkt dat deze vertraging is ontstaan als gevolg van de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht en dat een deel van die vertraging tijdens de rotatie is ingehaald. Nu reeds is vastgesteld dat 95 minuten van deze vertraging is ontstaan als gevolg van een buitengewone omstandigheid, werkt deze buitengewone omstandigheid voor de duur van 80 minuten door naar de onderhavige vlucht. De passagiers hebben nog gesteld dat buitengewone omstandigheden niet kunnen doorwerken naar een latere vlucht. De kantonrechter volgt de passagiers niet in hun stelling. Buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan op een voorafgaande vlucht kunnen doorwerken naar een latere vlucht. De kantonrechter verwijst in dit verband ook naar het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19). Hierin is kort samengevat overwogen dat buitengewone omstandigheden kunnen doorwerken op latere vluchten, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vlucht. De vervoerder heeft dit voldoende toegelicht en onderbouwd. De vluchten zouden immers met hetzelfde toestel (toestel HBION) worden uitgevoerd. De stelling van de passagiers faalt om die reden.
4.8.
Naast code 93 is de onderhavige vlucht vertraagd uitgevoerd wegens code 81. De vervoerder heeft aangevoerd dat de luchtverkeersleiding restricties aan het toestel had opgelegd. De vervoerder verwijst ter onderbouwing naar de
slot historyvan de vlucht. Er werd meermaals een nieuwe slot aan de vlucht toegekend. Uiteindelijk heeft de vlucht gebruik gemaakt van de slot van 19:45 uur UTC. Deze vertraging is naar het oordeel van de kantonrechter tevens het gevolg geweest van een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter verwijst naar hetgeen hiervoor onder 4.6 is overwogen. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de slot wegens code 81 heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder.
4.9.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft hierbij, onder meer, aangevoerd dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vluchten, hetgeen door de passagiers wordt betwist. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder voldoende heeft onderbouwd dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare alternatieve vluchten. Ook heeft de vervoerder voldoende toegelicht waarom geen reservetoestel ingezet kon worden voor de uitvoering van de onderhavige vlucht. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval nog meer of anders had moeten nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 398,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter