ECLI:NL:RBNHO:2023:3451

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
6457895 \ CV EXPL 17-10154
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van een passagier wegens vertraging van een vlucht en de vraag naar voldoende overstaptijd

In deze zaak heeft de passagier, vertegenwoordigd door EUclaim B.V. en gemachtigd door mr. R.A.C. Telkamp, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, vertegenwoordigd door mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk van Russell Advocaten. De vordering betreft compensatie voor vertraging van een vlucht op 8 juni 2015, waarbij de passagier van Amsterdam-Schiphol via Frankfurt naar Moskou zou reizen. De passagier heeft een vertraging van meer dan vijf uur ervaren, wat aanleiding gaf tot de vordering op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier onvoldoende overstaptijd had op de luchthaven van Frankfurt, waardoor zij haar aansluitende vlucht heeft gemist. De vervoerder heeft niet kunnen aantonen dat de passagier de aansluitende vlucht nog had kunnen halen, ondanks de vertraging van de eerste vlucht. De kantonrechter heeft de vordering van de passagier toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en de proceskosten voor de vervoerder vastgesteld. Het vonnis is uitgesproken op 29 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6457895 \ CV EXPL 17-10154
Uitspraakdatum: 29 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.A. Pluijm en mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 12 mei 2017 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt International Airport naar Vnukovo Airport (Moskou, Rusland) op 8 juni 2015.
2.2.
Volgens de overeenkomst zou de passagier op 8 juni 2015 om 11:10 uur lokale tijd vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht LH989 vertrekken en om 12:20 uur lokale tijd aankomen op Frankfurt International Airport. Vanuit daar zou zij met vlucht LH1470 om 13:20 lokale tijd verder vliegen naar Vnukovo Airport om daar om 17:25 uur lokale tijd aan te komen.
2.3.
Vlucht LH989 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Frankfurt International Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd.
2.4.
De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij meer dan vijf uur later is aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.5.
EUclaim B.V. heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.6.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 juni 2015, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 dan wel € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kern van het geschil is de vraag of de passagier voldoende overstaptijd had op de luchthaven van Frankfurt en zij dus de aansluitende vlucht van Frankfurt naar Moskou had kunnen halen. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.3.
Als onbetwist staat vast dat op de luchthaven van Frankfurt (destijds) een minimale overstaptijd van 60 minuten gold. Tussen de aansluitende vluchten van de passagier was een overstaptijd van 60 minuten gepland. Vlucht LH989 is uitgevoerd met een vertrekvertraging van 39 minuten en is om 12:53 uur lokale tijd te Frankfurt gearriveerd. De opvolgende vlucht van de passagier stond gepland te vertrekken om 13:20 uur lokale tijd. Deze vlucht is uiteindelijk om 14:00 uur lokale tijd vertrokken, met een vertrekvertraging van 50 minuten. Volgens de vervoerder had de passagier per saldo een overstaptijd van 67 minuten., zodat zij de aansluitende vlucht nog kon halen. De vervoerder heeft echter onvoldoende onderbouwd dat de gate van de opvolgende vlucht nog tot de uiteindelijke vertrektijd open is geweest. Daarnaast is niet gebleken op welk tijdstip de deuren van het toestel van de opvolgende vlucht zijn gesloten. Hierdoor is niet komen vast te staan dat de passagier tot 14:00 uur lokale tijd aan boord van het toestel kon gaan. De vervoerder heeft nog aangevoerd dat hij, wanneer de vervoerder ermee bekend is dat een passagier vanaf een voorafgaande vertraagde vlucht moet overstappen hij hiermee rekening houdt door de gate langer open te houden, maar heeft dit (verder) niet onderbouwd. De kantonrechter gaat dan ook hier aan voorbij. Gelet op het voorgaande is dan ook niet komen vast te staan dat de passagier op de luchthaven van Frankfurt (meer dan) 60 minuten overstaptijd had. Het verweer van de vervoerder slaagt dan ook niet. De passagier had aldus – vanwege de vertraagde uitvoering van de vlucht in kwestie - onvoldoende overstaptijd te Frankfurt waardoor zij haar aansluitende vlucht heeft gemist. De vervoerder heeft ten aanzien van de onderhavige vlucht geen beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. Nu de passagier met een langdurige vertraging op de eindbestemming is aangekomen, is de vervoerder gehouden om de passagier te compenseren. De vordering van de passagier zal dan ook worden toegewezen.
4.4.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.5.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het subsidiair gevorderde, te weten € 60,00, en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagier in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 460,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 400,00 vanaf 8 juni 2015 en over € 60,00 vanaf 12 mei 2017 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 97,31;
griffierecht € 78,00;
salaris gemachtigde € 160,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 40,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter