ECLI:NL:RBNHO:2023:3450

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
6870202 \ CV EXPL 18-3389
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door luchtvaartmaatschappij; beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen Easyjet Airline Company Limited wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Gatwick op 16 september 2016. De vlucht had meer dan drie uur vertraging, wat volgens de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 recht geeft op compensatie. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de vertraging daadwerkelijk het gevolg was van deze omstandigheden. De rechter oordeelde dat de vervoerder niet kon aantonen dat de vertraging niet voorkomen had kunnen worden, en dat de passagiers recht hadden op compensatie. De vordering tot betaling van € 1.750,00 werd toegewezen, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden ook aan de vervoerder opgelegd, omdat deze in het ongelijk werd gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 29 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6870202 \ CV EXPL 18-3389
Uitspraakdatum: 29 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2.
[passagier sub 2], wonende te [woonplaats] (Martinique)
3.
[passagier sub 3], wonende te [woonplaats]
4.
[passagier sub 4], wonende te [woonplaats]
5.
EUclaim B.V., gevestigd te Arnhem
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers en EUclaim
gemachtigde EUclaim B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Cardiff (Verenigd Konikrijk) en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers en EUclaim hebben bij dagvaarding van 7 februari 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers en EUclaim hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Gatwick Airport (London, Verenigd Koninkrijk) op 16 september 2016 met vlucht U28878, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
[passagier 5] , [passagier 6] en [passagier 7] (hierna eveneens de passagiers) hebben hun vermeende vordering overgedragen aan EUclaim B.V.
2.4.
EUclaim B.V. heeft namens zichzelf en namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers en EUclaim vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.750,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 september 2016, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 317,63 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers en EUclaim hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers en EUclaim stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.750,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de onderhavige vlucht onderdeel uitmaakte van een reeks rotatievluchten: EZY8625, EZY8626, EZY8877 en EZY8878. Vanwege de slechte weersomstandigheden rondom de luchthaven te London Gatwick kregen deze vluchten te maken met
slot delays. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder naar de vluchtrapporten van de vluchten en naar de
Flight leg informationvan de vluchten.
4.5.
Uit de door de vervoerder overgelegde producties kan het volgende worden afgeleid. De reeks rotatievluchten is gestart met vlucht EZY8625. Blijkens het vluchtrapport is deze vlucht met 72 minuten vertraging uitgevoerd wegens code 84, zijnde restricties die door de luchtverkeersleiding zijn opgelegd. De passagiers en EUclaim betwisten dat de vertraging van vlucht EZY8625 is ontstaan vanwege buitengewone omstandigheden en stellen dat uit productie A1 bij antwoord blijkt dat de vervoerder zelf een nieuwe vertrektijd (EOBT) heeft aangevraagd. Hierna is aan het toestel een nieuw slot toegekend. Als de vervoerder zijn EOBT niet had verlaat, dan was de vertraging op vlucht EZY8625 beperkt gebleven en waren de opvolgende vlucht ook minder langdurig vertraagd, aldus de passagiers en EUclaim. De vervoerder heeft deze stelling niet, althans onvoldoende, gemotiveerd weersproken, zodat hij ten aanzien van vlucht EZY8625 geen geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden.
4.6.
Nu de vervoerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat vlucht EZY8625 is vertraagd wegens buitengewone omstandigheden, kan het gedeelte van de vertraging van vlucht EZY8626 dat ziet op het met vertraging binnenkomen van de voorafgaande vlucht, code 93
(Aircraft rotation, late arrival of aircraft from another flight or previous sector), evenmin worden aangemerkt als een vertraging als gevolg van buitengewone omstandigheden. Naast code 93 is vlucht EZY8626 30 minuten vertraagd uitgevoerd wegens code 81. Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat capaciteitsbeperkingen op de route voor
slot delayshebben gezorgd. Door de passagiers en EUclaim wordt dit betwist en zij stellen dat zonder de vertraging van vlucht EZY8625 geen restricties aan de opvolgende vluchten zouden zijn opgelegd. Althans niet dusdanig dat sprake was geweest van een langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming. Volgens de passagiers en EUclaim heeft de vervoerder invloed gehad op het oplopen van de vertraging van de vluchten. Door toedoen van de vervoerder is het toestel (telkens) achteraan in de rij beland, aldus de passagiers en EUclaim. De vervoerder heeft deze stelling niet, althans onvoldoende, gemotiveerd weersproken, zodat niet is komen vast te staan dat de vervoerder geen invloed heeft gehad op de vertraagde uitvoering van vluchten EZY8626, EZY8877 en EZY8878 en de opgelegde
slot delays. Dit volgt eveneens niet uit
Flight leg informationvan vlucht EZY8626. Immers, is niet uit
de Flight leg informationgebleken dat reeds, vóórdat sprake was van de vertraagde uitvoering van vlucht EZY8625, al restricties door de luchtverkeersleiding aan die vlucht waren opgelegd. Om die reden kan niet worden uitgesloten dat als de vluchten EZY8625 en EZY8626 zonder vertraging waren vertrokken, de opvolgende vluchten geen of minder last zouden hebben gehad van door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties, zodat die vluchten misschien zelfs eerder of in elk geval tijdig of met minder vertraging hadden kunnen vertrekken. De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat de vertraging op de eindbestemming het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid.
4.7.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden niet. De kantonrechter komt dan niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Het verzoek tot betaling van de compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal om die reden worden toegewezen.
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.9.
De passagiers en EUclaim hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers en EUclaim buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het subsidiair gevorderde, te weten € 317,63 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers en EUclaim in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers en EUclaim worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers en EUclaim van € 2.067,63‬, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.750,00 vanaf 16 september 2016 en over € 317,63 vanaf 7 februari 2018 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers en EUclaim tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 98,01;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 398,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 99,5‬0 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter