ECLI:NL:RBNHO:2023:3448

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
8059931 \ CV EXPL 19-14203
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Austrian Airlines AG wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht op 28 februari 2018. De passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., vorderden een schadevergoeding van € 800,00 plus rente en bijkomende kosten, omdat zij door een vertraging van meer dan 11 uur hun aansluitende vlucht naar Cairo hadden gemist. De vervoerder, Austrian Airlines, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op Amsterdam-Schiphol Airport, die leidden tot restricties van de luchtverkeersleiding en de noodzaak om het toestel tweemaal ijsvrij te maken.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de rechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De passagiers waren omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht, wat volgens de rechter voldoende was. Daarom werd de vordering van de passagiers afgewezen en werden zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in situaties van vertraging en de voorwaarden waaronder zij zich kunnen beroepen op buitengewone omstandigheden. De rechter concludeerde dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de vertraging en dat de passagiers de kosten van de procedure moesten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8059931 \ CV EXPL 19-14203
Uitspraakdatum: 29 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.A. Pluijm & mr. L.E. Schalk (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 2 juli 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Vienna International Airport (Oostenrijk) naar Cairo International Airport (Egypte) op 28 februari 2018.
2.2.
Volgens de overeenkomst zouden de passagiers op 28 februari 2018 om 07:10 uur lokale tijd vanuit Amsterdam-Schiphol Airport met vlucht OS378 vertrekken en om 09:05 uur lokale tijd aankomen op Vienna International Airport. Vanuit daar zouden zij met OS863 om 10:20 uur lokale tijd verder vliegen naar Cairo International Airport om daar om 14:55 uur lokale tijd aan te komen.
2.3.
Vlucht OS378 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Vienna International Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Cairo International Airport hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij meer dan 11 uur later zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.4.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 februari 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 145,20 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd vanwege de slechte weersomstandigheden te Amsterdam-Schiphol Airport. Uit de METAR blijkt dat rond de geplande vertrektijd van de vlucht sprake was van winterse weersomstandigheden met sneeuw en temperaturen onder het vriespunt. Vanwege de slechte weersomstandigheden heeft de luchtverkeersleiding meerdere malen de slot van de vlucht gewijzigd en moest het toestel tweemaal ijsvrij worden gemaakt, aldus de vervoerder. De vlucht is hierdoor met een vertrekvertraging van 130 minuten uitgevoerd. Hierbij verwijst de vervoerder naar het vluchtrapport van de vlucht en de
slot history.
4.5.
De passagiers betwisten dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden en stellen dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd vanwege code 71 en niet vanwege besluiten van de luchtverkeersleiding. Bovendien stellen de passagiers dat om 07:00 uur UTC de door de luchtverkeersleiding opgelegde slot was opgeheven, zodat de vlucht op dat moment had kunnen vertrekken. De vervoerder heeft het vluchtplan laten verlopen en heeft nadien zelf zijn vertrektijd (EOBT) gewijzigd. Dit zijn geen buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft voornoemde stellingen gemotiveerd weersproken door aan te voeren dat de luchtverkeersleiding gewijzigde slottijden aan de vlucht had opgelegd, hetgeen blijkt uit de
slot history. Om 06:10 uur UTC heeft de luchtverkeersleiding een
Slot Cancellation Messageafgegeven. Dit betekende dat er geen restricties meer golden. Vanwege de slechte weersomstandigheden, te weten sneeuw, kon het toestel toen echter niet direct vertrekken, maar moest het toestel eerst ijsvrij worden gemaakt. Het is volgens de vervoerder wegens veiligheidsredenen niet mogelijk te vertrekken voordat het toestel volledig ijsvrij is gemaakt. Het ijsvrij maken van een toestel houdt volgens de vervoerder in dat een chemische stof op het vliegtuig wordt gespoten om het toestel ijsvrij te maken en voor een bepaalde tijd ook ijsvrij te houden. Tijdens dit proces is de vervoerder afhankelijk van de luchtverkeersleiding. De vervoerder mag niet zelf bepalen wanneer
de-icingplaatsvindt. Daar komt bij dat het toestel volgens de vervoerder pas kort voor vertrek ijsvrij wordt gemaakt om te voorkomen dat er nog ijs kan ontwikkelen op het toestel. Doordat het toestel als gevolg van de opgelegde slotrestricties alweer een tijd stond te wachten om te mogen vertrekken, ontstond opnieuw ijs- en sneeuwvorming op het vleugelprofiel van het toestel, als gevolg waarvan het toestel voor de tweede keer ijs- en sneeuwvrij moest worden gemaakt. Vanwege de
de-icingprocedure leidde dit ertoe dat de vlucht niet binnen het zogeheten
TSAT-window, kon vertrekken, aldus de vervoerder. Hierdoor heeft de vervoerder om 07:56 uur UTC een
Flight Suspension Message(FSS ) ontvangen. Middels deze FLS wordt de luchtvaartmaatschappij geïnformeerd dat de uitvoering van de betreffende vlucht, in dit geval vlucht OS378, wordt opgeschort. Om te voorkomen dat het vluchtplan vervolgens zou verlopen, diende de luchtvaartmaatschappij een nieuwe EOBT te verzenden, aldus nog steeds de vervoerder. Dit betekende dat de vervoerder de EOBT (door voornoemde omstandigheden) moest updaten naar het tijdstip van vertrek waarop de
de-icingprocedure was afgerond. Vervolgens is de vlucht op het eerst mogelijke moment opgestegen, aldus nog steeds de vervoerder.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat op 28 februari 2018 sprake was van slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Amsterdam en dat de luchtverkeersleiding vanwege de slechte weersomstandigheden restricties aan het toestel heeft opgelegd. De vervoerder is verplicht om deze restricties op te volgen. Bovendien heeft de vervoerder voldoende toegelicht dat het toestel tweemaal
ge-de-icedmoest worden en dat hij door deze omstandigheid zijn EOBT heeft moeten wijzigen. De vervoerder heeft aldus voldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet zijn EOBT heeft moeten wijzigen door omstandigheden die binnen zijn eigen invloedsfeer liggen. De door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties vormen dan ook een buitengewone omstandigheid. Tevens kan het wachten op
de-icingprocedure als de uitvoering van de
de-icingprocedure aangemerkt worden als buitengewone omstandigheden, mits voldoende onderbouwd. De vervoerder is hier in geslaagd. Gelet op deze en alle overige omstandigheden van het onderhavige geval is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de vervoerder een geslaagd beroep kan doen op buitengewone omstandigheden.
4.7.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder voert aan dat hij de passagiers heeft omgeboekt op de eerst beschikbare vluchten, hetgeen door de passagiers wordt betwist. De kantonrechter overweegt dat van de vervoerder in beginsel niet kan worden gevergd dat hij voor het aanbieden van een alternatieve vlucht de passagiers de mogelijkheid geeft om te kiezen uit alle vluchten van die dag bij alle luchtvaartmaatschappijen. Het aanbieden van de eerste mogelijke vlucht van de vervoerder zelf, dan wel van een dochtermaatschappij, is in de meeste gevallen voldoende. Volgens het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) is dit slechts anders indien de passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijke vastgestelde dag aankomt (te weten 24 uur later). In het onderhavige geval zijn de passagiers circa 11 uur later aangekomen op de overeenkomen eindbestemming. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de vervoerder door de passagiers om te boeken naar de eerstvolgende door hemzelfuitvoerde vlucht, geen redelijk alternatief heeft geboden. De kantonrechter meent dat in deze situatie van de vervoerder niet meer kon worden verwacht en dat de vervoerder in het onderhavige geval alle redelijke maatregelen heeft getroffen. De vordering van de passagiers wordt dan ook afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 264,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 66,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter