ECLI:NL:RBNHO:2023:3426

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
HAA 23_1082 en 23_1662
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verleende kapvergunning en verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht

Op 13 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, eigenaren van een perceel in de Falgatuinen, beroep hebben ingesteld tegen een verleende kapvergunning voor het vellen van een houtopstand nabij hun woning. De derde partij, een gebiedsontwikkelaar, had op 30 juni 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van ongeveer 162 m² bosplantsoen om een weg aan te leggen. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Helder, verleende de vergunning op 26 oktober 2022. Eisers maakten bezwaar en vroegen op 21 februari 2023 om een voorlopige voorziening, die door de voorzieningenrechter werd behandeld op 28 maart 2023.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vergunning terecht was verleend. De regels in de Algemene plaatselijke verordening Den Helder 2021 geven verweerder de discretionaire bevoegdheid om een vergunning te verlenen, en er was geen sprake van een verplichte afwijzingsgrond. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de bereikbaarheid van de tiny houses in het gebied zwaarder wogen dan het belang van het behoud van het bosplantsoen. De rechter wees ook op de herplantplicht die aan de vergunning was verbonden, wat betekent dat er meer bosplantsoen zal worden herplant dan er gekapt wordt.

Eisers voerden aan dat de kap in strijd was met het beeldkwaliteitsplan en dat hun privacy in het geding was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze argumenten niet opwegen tegen de verleende vergunning. De rechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de derde partij de vergunning mocht uitvoeren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 23/1082 (voorlopige voorziening) en 23/1662 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 april 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[eiser] en [eiseres], uit [plaats], eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, verweerder,
gemachtigden: mr. D.A. van der Gragt en mr. M. Frederiks, ambtenaren ten stadhuize.
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: de besloten vennootschap
[bedrijf]. uit [plaats].

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op een verzoek om een voorlopige voorziening van eisers. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak in beroep beslist hij ook op het beroep van eisers. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2. De derde partij heeft op 30 juni 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vellen van een houtopstand, te weten het kappen van ongeveer 162 m² bosplantsoen nabij [adres] in [plaats]. Verweerder heeft de vergunning bij besluit, verzonden op 26 oktober 2022, verleend. Eisers hebben tegen dat primaire besluit bezwaar gemaakt. Op 21 februari 2023 hebben zij verzocht om de voorlopige voorziening. Verweerder was inmiddels met het thans bestreden besluit, verzonden op 20 februari 2023, op het bezwaar van eisers bij dat primaire besluit gebleven. Eisers hebben daarna beroep ingesteld en hun gronden nog aangevuld.
3. Verweerder heeft vlak voor de zitting op het verzoek en het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en de gemachtigden van verweerder. Namens de derde-partij zijn verschenen [naam 1] en [naam 2], beiden werkzaam als projectleider in dienst van de derde-partij.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Feiten en omstandigheden
5.1
Eisers zijn eigenaar van het perceel [adres]. Zij hebben op het perceel een zogenaamd “tiny house” gebouwd/laten bouwen. Zij wonen daar sinds twee jaren. Het perceel maakt onderdeel uit van het gebied de Falgatuinen dat recent is herontwikkeld tot een woongebied met tiny houses. Het gebied wordt begrensd door de Marsdiepstraat, de Scheldestraat en de Texelstroomlaan.
5.2
De derde-partij is de gebiedsontwikkelaar. Na ontwikkeling van het gehele gebied levert de derde-partij (het beheer van) de openbare gebieden terug aan de gemeente Den Helder.
5.3
De derde-partij wenst op de grond naast het perceel van eisers een weg te realiseren. Om de aanleg mogelijk te maken dient een houtopstand te worden geveld. In 2021 heeft verweerder op een eerste aanvraag van de derde-partij een vergunning verleend om nabij het perceel van eisers een aantal bomen te kappen. Na bezwaar en beroep van eisers [1] tegen dat besluit is besloten de weg op de grond naast het perceel van eisers iets te verplaatsen waardoor drie van de vier bomen nabij het perceel van eiser, waarvoor de eerdere vergunning onder meer was verleend, gespaard werden. Van de vergunning voor kap van de vierde boom nabij het perceel van eisers, een els, wilde de derde partij wel gebruik maken.
5.4
De derde-partij heeft daarna de aanvraag ingediend die tot het thans bestreden besluit heeft geleid. Verweerder heeft aan de derde-partij de omgevingsvergunning verleend voor het kappen van 162m2 bosplantsoen nabij het perceel van eisers ten behoeve van de aanleg van de weg. Het bosplantsoen bestaat uit struiken, heesters, andere lage begroeiing en een boom met een stamdikte minder dan 10 cm en is gelegen naast en langs het perceel van eisers. De beoogde weg zal, zo heeft de derde-partij ter zitting toegelicht, weliswaar ook begaanbaar zijn voor autoverkeer, maar alleen een doorgaande functie hebben voor fietsers en wandelaars door de plaatsing van een plantsoen in de vorm van een druppel in het Runpad ter hoogte van de kruising van het Runpad met de Dintelstraat, waardoor de doorgang van autoverkeer daar wordt belet.
5.5
De verkort in deze uitspraak aangehaalde wettelijke bepalingen zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Kern van de zaak
6. De vraag die voorligt is of verweerder de vergunning had moeten weigeren op de door eisers aangevoerde gronden. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat dat niet het geval is. De reden daarvoor is de volgende. De regels over de verlening van de kapvergunning in de Algemene plaatselijke verordening Den Helder 2021 (Apv) geven verweerder de bevoegdheid een vergunning te verlenen voor het vellen van een houtopstand. Daarbij is aangegeven op welke limitatief opgesomde gronden de vergunning kan worden geweigerd. Alleen als zo’n grond zich voordoet, kan verweerder, maar hoeft hij niet de vergunning (te) weigeren. Er is sprake van een zogenaamde discretionaire bevoegdheid. Verweerder komt daarbij beleids- en beoordelingsvrijheid toe. Op basis van de in het geding zijnde belangen zal verweerder een afweging kunnen en moeten maken om in een dergelijk geval al dan niet vergunning te verlenen. De rechter kan, nu niet sprake is van een verplichte afwijzingsgrond in de Apv, die afweging van verweerder niet anders dan terughoudend toetsen. In dit geval is er geen grond om de afweging van verweerder om de gevraagde vergunning te verlenen in strijd met het recht te achten. De rechtbank zal dat nader toelichten aan de hand van de standpunten van partijen en daarbij mede de relevantie van die argumenten voor de beoordeling in dit geding in ogenschouw nemen.
Bestreden besluit
7. Verweerder geeft aan dat voor de gevraagde omgevingsvergunning sprake is van de weigeringsgrond “de uitkomst van het beoordelingsformulier bomen” [2] omdat het bosplantsoen op grond van een toets met dat formulier vanwege het aantal te kappen vierkante meters als waardevol wordt gezien. Verweerder verleent desalniettemin de gevraagde vergunning. Het belang van het bereikbaar maken van de tiny houses in het gebied door de ontsluiting weegt volgens verweerder zwaarder dan het belang bij het behoud van het bosplantsoen. Het gebied is in ontwikkeling en de bereikbaarheid van het gebied wordt door het aanleggen van de weg verbeterd. De weg is, aldus verweerder, al sinds 2013 opgenomen in het stedenbouwkundig plan voor de Falgatuinen. Eisers waren daarmee bekend of hadden voor de aanschaf van hun woning bekend kunnen zijn met de komst van een weg naast hun perceel. Dat de precieze locatie van de weg toen nog niet bekend was, doet daaraan volgens verweerder niet af. De derde partij heeft bezien hoe de weg kan worden aangelegd op een wijze waarbij zo min mogelijk bomen en/of bosschages moeten worden gekapt. De beoogde ligging van de weg is als gevolg van de vorige beroepsprocedure aangepast, waardoor bomen behouden konden blijven. De als voorwaarde aan het besluit verbonden herplantplicht voorziet verder in de herplant van meer m2 bos(plantsoen) dan dat worden gekapt. Daaraan doet niet af dat de herplant op een andere locatie zal plaatsvinden, waarbij geldt dat deze wel plaatsvindt in hetzelfde gebied. Uit een ecologische quickscan volgt volgens verweerder dat beschermde soorten geen nadelige gevolgen zullen ondervinden van de kap, zodat een natuurvergunning niet is vereist. Met dieren die gebruik kunnen maken van de bosschages om te schuilen moet en wordt bij het uitvoeren van de werkzaamheden wel rekening gehouden. Het privacybelang dat eisers aanvoeren, heeft verweerder niet tot een andere beoordeling gebracht.
Relevantie van enige door eisers aangevoerde beroepsgronden
8. De voorzieningenrechter overweegt allereerst het volgende. De door de derde-partij beoogde weg vormt de reden en aanleiding voor de gevraagde vergunning. Een al dan niet benodigde toestemming voor de aanleg van deze beoogde weg op die plek ligt in deze procedure niet ter beoordeling voor. De weigeringsgronden voor de hier gevraagde toestemming zijn neergelegd in artikel 4:11, derde lid, Apv. Het al dan niet ontbreken van de noodzaak van het doel waarvoor de toestemming is gevraagd of de wenselijkheid van de wijze van uitvoering van dat doel – in dit geval de aanleg en plaats van de weg – is niet een van de weigeringsgronden die in dit artikel worden genoemd. Of de aanleg van de weg aldaar de meest wenselijke of acceptabele oplossing is, kan in dit geding daarom – op zichzelf - geen reden zijn voor de conclusie dat de omgevingsvergunning voor het vellen van het bosplantsoen had moeten worden geweigerd. De voorzieningenrechter laat bespreking van de gronden (geformuleerd in de onderbouwing van het beroep onder de punten 4 tot en met 6) waarin eisers de noodzaak en situering van de weg aan de orde hebben gesteld, daarom verder buiten bespreking.
Weigeringsgronden voor de gevraagde toestemming
9.1
Tussen partijen is niet in geschil dat de door verweerder ingeroepen weigeringsgrond – de uitkomst van het beoordelingsformulier bomen - zich voordoet. Op grond daarvan zou de gevraagde toestemming kunnen worden geweigerd.
9.2.1
Eisers hebben zich daarnaast op het standpunt gesteld dat verweerder de gevraagde toestemming ook had moeten weigeren vanwege de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand [3] , dan wel dat verweerder naar aanleiding van deze weigeringsgrond extra voorwaarden in de vergunning had moeten opnemen. Eisers stellen in dat verband dat de waarde van de houtopstand voor de leefbaarheid van henzelf groot is op het gebied van veiligheid en de kwaliteit van de groenvoorzieningen.
9.2.2
Met verweerder is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat deze weigeringsgrond hier niet van toepassing is, omdat de leefbaarheid in dit artikelonderdeel niet ziet op de leefbaarheid van eisers als omwonende maar op de leefbaarheid van de houtopstand die na de kap resteert. Dat blijkt uit de toelichting op deze weigeringsgrond die is gepubliceerd bij de Apv. In de toelichting op artikel 4.11 Apv is vermeld:
“De criteria die in het derde lid worden genoemd zijn bedoeld om deze afweging zo goed mogelijk te kunnen maken. (…) In de onderstaande toelichting op de weigeringsgronden worden deze zoveel mogelijk meetbaar gemaakt.
(…)
f. Waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand
De boom of bomen vormen een eenheid met de omringende bomen. De resterende boom of bomen zullen schade ondervinden bij verwijdering van de boom of bomen.”
9.2.3
Verweerder heeft voorts onbetwist gesteld dat resterende bomen geen schade zullen ondervinden bij verwijdering van het bosplantsoen. De stelling van eisers dat die weigeringsgrond ook aan de orde zou zijn, slaagt daarom niet.
Ten onrechte betrokken belang
10.1
Eisers stellen verder dat verweerder een belangenafweging heeft gemaakt die niet gemaakt had mogen worden. De stedenbouwkundige visie om de Falgatuinen en de omliggende wijken middels wegen met vloeiende lijnen met elkaar te verbinden zodat er eenheid en verbinding zou ontstaan, heeft de derde-partij niet als belang opgevoerd, maar heeft verweerder zelf in de beoordeling betrokken. Als verweerder dit niet had gedaan, had de weigeringsgrond standgehouden.
10.2
Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder bij de uitoefening van zijn discretionaire bevoegdheid bevoegd en gehouden is om relevante belangen in kaart te brengen voor zijn beoordeling om de vergunning ondanks een weigeringsgrond toch te verlenen. De stedenbouwkundige visie waarnaar de derde-partij in zijn aanvraag heeft verwezen, heeft verweerder kennelijk op het spoor gezet de achtergrond voor de weg in kaart te brengen. Dat is een belang dat verweerder in de afweging mee mocht nemen, omdat dat juist het argument is om de omgevingsvergunning ten koste van het bosplantsoen te verlenen.
Privacy
11.1
Eisers stellen dat de gevolgen voor hun privacy door de gekozen plek van de weg groot zijn. De weg komt (dicht) langs het hek, dat hun perceel omgrenst, te liggen, met inkijk, onveiligheid en plastic soep dat in de tuin waait, als gevolg.
11.2
Verweerder heeft het verlies aan privacy dat mogelijk het gevolg is van de aan te leggen weg en het gebruik daarvan, niet relevant hoeven achten voor zijn beoordeling om de vergunning al dan niet te verlenen. Privacy-inbreuken voor omwonenden, die het gevolg zouden kunnen zijn van het (enkel) vellen van de houtopstand, zijn immers niet genoemd als grond voor weigering van de vergunning. In dat verband wijst de voorzieningenrechter ook op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 8 is overwogen. De mogelijke andere situering van de weg en de mogelijke privacy-gevolgen voor omwonenden door de aanleg van de weg, zijn geen belangen die bij de vraag of de vergunning voor vellen moet worden geweigerd voor verweerder relevant, laat staan doorslaggevend hoeven zijn. Verweerder was daarom niet gehouden de aanvraag op die grond te weigeren.
Strijd met beeldkwaliteitsplan
12.1
Eisers stellen dat de vergunning zou moeten worden geweigerd op grond van het beeldkwaliteitsplan [4] van de gemeente Den Helder. Zij stellen dat dat plan niet alleen geldt voor kavels maar ook voor de omliggende gronden. Zij wijzen er op dat de derde-partij in een nieuwsbrief heeft gemeld dat de openbare groenzones ook onderdeel zijn van het toetsingskader in dat plan, omdat daarin is vermeld dat: “aangelegde groenzones onmiskenbaar onderdeel van het gebied (openbaar en op de kavels)
[zijn]. De eenheid die de Falgatuinen moet gaan uitstralen, en die vooral tot uitdrukking komt in de uniformiteit in groen en erfafscheidingen, bepaalt ook in belangrijke mate de waarde van uw huisje”. Kappen van het bosplantsoen als openbaar groen is daarom, aldus eisers, in strijd met het beeldkwaliteitsplan.
12.2
Ook die grond kan hen niet baten. Noch daargelaten dat “strijd met het beeldkwaliteitsplan” gelet op artikel 4.11, derde lid, Apv niet als weigeringsgrond heeft te gelden, is de voorzieningenrechter met verweerder van oordeel dat het in dat beeldkwaliteitsplan opgenomen toetsingskader alleen op de kavels zelf ziet. Dat blijkt uit het toetsingskader zoals dat in dat plan is geformuleerd, dat alleen ziet op de tiny houses zelf en de kavels waarop die huizen staan. Van strijd met het beeldkwaliteitsplan is daarom geen sprake. De voorzieningenrechter merkt daar – ten overvloede – nog het volgende bij op. Dat verweerder ook bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag van de derde partij wel belang hecht aan openbaar groen in de Falgatuinen komt tot uitdrukking in de aan de vergunning verbonden herplantplicht. Als gevolg van deze verplichting zal er meer m2 worden herplant dan er op grond van de vergunning wordt verwijderd. Daaraan doet niet af dat de herplant op een andere locatie zal plaatsvinden, te minder nu deze wel plaatsvindt in het herontwikkelingsgebied Falgatuinen. Maar dat verweerder dat belang wel ziet, betekent nog niet dat hij de gevraagde vergunning bij afweging van de belangen waarvoor de vergunning is gevraagd, had moeten weigeren.
Kap nabijgelegen houtopstand
13.1
Eisers stellen verder dat een deel van het bosplantsoen – zij stellen de helft - al zonder vergunning is gekapt. Het grotere (gehele) plantsoen had op gebied van biodiversiteit waarschijnlijk een andere impact gehad op de afweging in de vergunningsprocedure. De op de aanvraag betrekking hebbende quickscan van het resterende gedeelte van het bosplantsoen is daarom te beperkt.
13.2
Voor zover eisers hebben willen betogen dat de eerdere – in hun ogen illegale – kap van nabij het onderhavige bosplantsoen gelegen houtopstand een onjuiste invloed op de beoordeling van verweerder over de thans bestreden vergunning heeft gehad, volgt de voorzieningenrechter hen niet. Of die andere houtopstand al dan niet zonder vergunning kon worden of is gekapt, ligt in deze procedure niet voor [5] . De omstandigheid dát elders is gekapt – legaal dan wel illegaal – maakt op zichzelf niet dat de hier gevraagde toestemming zou moeten worden geweigerd. Verweerder heeft de onderhavige aanvraag op zijn eigen merites kunnen beoordelen. Bij die beoordeling heeft verweerder ook betrokken dat uit een uitgevoerde quickscan [6] over het bosplantsoen waarop de aanvraag ziet, is gebleken dat daarvoor geen ontheffingsverplichting geldt op grond van de Wet natuurbescherming. Van een verplichting om bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstand ook een natuurtoestemming aan te vragen, is dan ook geen sprake. Hun andersluidende stelling hebben eisers niet onderbouwd. Daarom staat de stelling van eisers over de beperkte aard van de quickscan niet aan vergunningverlening in de weg.
Alternatief
14.1
Eisers betogen dat de gemeente in de media zelf heeft aangegeven open te staan voor nieuwe ideeën voor het gebied. Het door hen aangedragen alternatief voor de weg zou daarom onderdeel van de beoordeling in onderhavige procedure moeten zijn. Eisers stellen dat de weg ook naast het bosplantsoen kan worden aangelegd. Het wordt dan weliswaar een iets kronkeliger pad, maar dat past bij de uitstraling van het tiny forest, aldus eisers.
14.2
Ook dit standpunt noopt niet tot het oordeel dat de vergunning ten onrechte is verleend. De voorzieningenrechter wijst allereerst op hetgeen hiervoor onder 8. is overwogen, te weten dat deze procedure ziet op de verleende vergunning voor kap en niet op de rechtmatigheid van het doel waarvoor de toestemming is verleend. Dat er voor de ligging van de beoogde weg mogelijk een alternatief is, maakt op zichzelf niet dat verweerder is gehouden de gevraagde vergunning te weigeren. Er is geen sprake van een weigeringsgrond die daarop ziet. Overigens heeft verweerder nog overwogen, dat met het aangedragen alternatief niet een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Verweerder heeft ook daarom niet vanwege het genoemde alternatief hoeven afzien van het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning.
Wisten niet van weg
15.1
Eisers betwisten dat zij bij de aankoop van hun perceel, anders dan verweerder stelt, wisten dat de weg op de beoogde plek zou komen. Zelfs na het vaststellen van het inrichtingsplan voor de Falgatuinen is nog een weg verwijderd en bestond er onduidelijkheid, ook bij de coördinator van de derde partij. Verweerder geeft volgens eisers een verkeerde weergave van de feiten en daartegen maken eisers bezwaar. Eisers stellen dat bij het aanbieden van het kavel niet is gesproken over een weg langs het perceel. Hen was geen kaartje met conceptinrichting gegeven bij het concept koopcontract waaruit de aanleg van een weg bleek. Die tekening kwam pas na het tekenen van het koopcontract. Voor akkoord voor dat kaartje hebben eisers getekend, maar alleen voor de ligging van de kavel en niet voor de weg die daarop was ingetekend.
15.2
Ook dit argument leidt niet tot gegrondverklaring van het beroep. Voor de vraag of de bestreden vergunning kon worden verleend, is niet bepalend of eisers bij hun aankoop al dan niet wisten op welke plek de beoogde weg precies zou komen te liggen. Dat argument is immers geen (verplichte) weigeringsgrond in artikel 4.11 Apv. Verweerder heeft bovendien afdoende aannemelijk gemaakt dat de beoogde weg op de grond naast het perceel van eisers al sinds 2013 in de plannen aanwezig is. Dat de precieze ligging niet eerder bekend was of dat andere onderdelen van de plannen zijn gewijzigd, doet aan de bekendheid die eisers ten tijde van de aankoop van hun perceel met de beoogde weg hadden of hadden kunnen hebben niet af.
Tenslotte
16.1
Eisers voeren verder aan dat in het verweerschrift ten onrechte is aangegeven dat “de boom bespaard blijft” omdat de els wel is gekapt, en dat de toezegging van verweerder in de vorige procedure de zilverlindes niet te kappen, bevestigt dat er vergunning was gevraagd en verleend voor aantoonbaar waardevolle bomen, terwijl dat niet nodig was. De voorzieningenrechter ziet hierin ook geen grond voor een vernietiging van het bestreden besluit, reeds nu de opmerkingen geen verband houden met de hier gevraagde en verleende vergunning die niet ziet op de kap van (andere) waardevolle bomen. Dat afgezien is van een (deel van een) eerder verleende omgevingsvergunning voor kap van (andere) bomen, is immers ook geen (verplichte) weigeringsgrond in artikel 4.11, derde lid, Apv. Verweerder mocht onderhavige aanvraag op zijn eigen merites beoordelen. De opmerkingen van eisers over (de algehele nood aan) biodiversiteit laat de voorzieningenrechter verder buiten bespreking omdat deze geen direct verband hebben met de verleende omgevingsvergunning.
16.2
De gronden die eisers hebben aangevoerd, nopen geen van alle tot de conclusie dat verweerder de vergunning niet mocht verlenen dan wel dat de afweging die verweerder heeft gemaakt de terughoudende toetsing in deze procedure niet kan doorstaan.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de derde-partij het bosplantsoen mag vellen.
18. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding (meer) om een voorlopige voorziening te treffen. Eisers krijgen om dezelfde reden het griffierecht niet terug. Er is ook geen grond voor vergoeding van (andere) proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
13 april 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening te treffen. Tegen deze uitspraak staat, voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening, geen hoger beroep open.

Bijlage

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g
1. Voor zover ingevolge een bepaling in een (…) gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
(…)
g. houtopstand te vellen of te doen vellen, geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Algemene plaatselijke verordening [plaats] 2021
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de houtopstanden te vellen of te doen vellen.
(…)
3. In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand;
g. de uitkomst van het beoordelingsformulier bomen.
(…)

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de voorzieningenrechter in deze rechtbank van 31 maart 2022 (22/1095 en 22/1096).
2.Als bedoeld in artikel 4:11, derde lid, aanhef en onder g, Apv
3.Neergelegd in artikel 4:11, derde lid, aanhef en onder f, Apv
4.Zij doelen op het “Beeldkwaliteitsplan Tiny Houses Falgatuinen Nieuw [plaats], dat verweerder op 15 oktober 2019 heeft vastgesteld.
5.Verweerder heeft aangevoerd, dat eisers een handhavingsverzoek hebben ingediend dat ziet op die (gesteld) illegale kap, waarin dat standpunt van eisers kan worden beoordeeld.
6.Die quickscan is vervolgens blijkens het dossier ook beoordeeld door de Omgevingsdienst Noord-Holland-Noord. Die heeft geconcludeerd dat beschermde dieren geen nadelige gevolgen van het vellen van het bosplantsoen zullen ondervinden.