ECLI:NL:RBNHO:2023:3405

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
9943816 \ CV EXPL 22-3582
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door blikseminslag

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De annulering vond plaats op 21 januari 2022, waarbij de passagier van Amsterdam-Schiphol naar Istanbul zou vliegen. De vervoerder heeft de annulering verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk blikseminslag op de voorafgaande vlucht, wat leidde tot een noodzakelijke inspectie van het toestel.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vlucht inderdaad is geannuleerd. AirHelp vorderde een compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering gerechtvaardigd was door de buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de annulering daadwerkelijk het gevolg was van de blikseminslag en de daaropvolgende inspectie. De vervoerder had niet onderbouwd dat het toestel niet meer kon vliegen en dat de inspectie tijdig was uitgevoerd. Daarom werd het beroep op buitengewone omstandigheden afgewezen. De vordering van AirHelp werd toegewezen, en de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van de gevorderde compensatie, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9943816 \ CV EXPL 22-3582
Uitspraakdatum: 29 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 23 mei 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. AirHelp heeft ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld geen akte meer genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier [de passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Istanbul Havalimani Airport, Istanbul (Turkije) op 21 januari 2022, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft haar eventuele vorderingsrecht overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening en de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vlucht is geannuleerd als gevolg van buitengewone omstandigheden die ondanks alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen. De vlucht is geannuleerd in verband met blikseminslag op de voorafgaande vlucht.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
AirHelp stelt bij repliek in eerste instantie dat de vervoerder gehouden is om tot betaling van compensatie over te gaan, omdat de vervoerder reeds andere passagiers van dezelfde vlucht heeft gecompenseerd. Naar het oordeel van de kantonrechter maakt de omstandigheid dat de vervoerder aan andere passagiers compensatie heeft uitgekeerd, niet dat de vervoerder gehouden is in alle andere gevallen op grond van het gelijkheidsbeginsel eveneens de compensatie uit te keren. Dit betoog van AirHelp kan daarom niet slagen.
5.3.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.4.
De vervoerder voert aan dat daarvan sprake is. Hij legt daaraan ten grondslag dat de vlucht voorafgaand aan de onderhavige vlucht is getroffen door bliksem, waarna het toestel moest worden geïnspecteerd door het technisch personeel. Geconcludeerd is dat het toestel nog niet verder mocht vliegen. Een nadere inspectie en reparatie diende plaats te vinden omwille van de vliegveiligheid. De vlucht is dan ook als gevolg hiervan geannuleerd, aldus de vervoerder. AirHelp stelt dat de vervoerder niet heeft aangetoond dat de vervoerder genoodzaakt was om de vlucht te annuleren als gevolg van de blikseminslag en daaropvolgende inspectie. Immers blijkt niet op welk moment het toestel is vrijgegeven door de inspecteurs dan wel dat het toestel niet meer kon worden gebruikt, aldus AirHelp.
5.5.
De vervoerder heeft voorts aangevoerd dat uit het inspectierapport volgt dat aan de romp van het vliegtuig (fuselage) schade is ontstaan door blikseminslag (lightningstrike). Uit het ‘techlog’ volgt volgens de vervoerder niet dat sprake is van een ander technisch mankement. Omdat vliegveiligheid voorop staat en omdat het onveilig was het toestel opnieuw in de lucht te laten gaan is de onderhavige vlucht geannuleerd, aldus de vervoerder.
5.6.
De kantonrechter overweegt dat blikseminslag(en) en daaropvolgende inspectie onder bepaalde omstandigheden gekwalificeerd kunnen worden als een buitengewone omstandigheid, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen. De vervoerder heeft met de door hem overgelegde producties voldoende aangetoond dat het toestel dat de onderhavige vlucht zou uitvoeren aan een inspectie moest worden onderworpen ten gevolge van blikseminslag(en). Met het overleggen van het vluchtplan van de voorafgaande vlucht heeft de vervoerder voorts voldoende onderbouwd dat geen sprake is geweest van vertraging in de uitvoering van de voorafgaande vlucht met een andere oorzaak. De vervoerder heeft echter niet onderbouwd dat het toestel vanwege de vliegveiligheid niet meer mocht vliegen. Uit het ‘techlog’ volgt weliswaar dat sprake is van schade, maar niet wanneer de inspectie heeft plaatsgevonden, wanneer de reparatie heeft plaatsgevonden dan wel dat het toestel die dag niet meer mocht vliegen. Daarbij kan ook niet, zoals AirHelp stelt, worden beoordeeld of de inspectie zo snel mogelijk is uitgevoerd. Het had op de weg van de vervoerder gelegen, mede gelet op de betwisting van AirHelp, om dit nader te onderbouwen. Dit heeft hij nagelaten. Dit betekent dat onvoldoende is onderbouwd dat de vervoerder genoodzaakt was om de vlucht te annuleren en niet alsnog de vlucht met vertraging had kunnen uitvoeren. Het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden slaagt daarom niet.
5.7.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de annulering de vlucht worden toegewezen.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 januari 2022 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 125,03;
griffierecht € 128,00;
salaris gemachtigde € 160,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter