ECLI:NL:RBNHO:2023:3404

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
9928747 \ CV EXPL 22-3453
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 25 mei 2022, naar aanleiding van een vertraging van een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Istanbul, die op 6 februari 2022 plaatsvond. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder, maar miste de aansluitende vlucht naar Muscat door de vertraging. AirHelp vorderde een compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging volledig te wijten was aan deze omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming was aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De kantonrechter concludeerde dat de vertraging op de eindbestemming niet het gevolg was van buitengewone omstandigheden, omdat de passagier de aansluitende vlucht nog had kunnen halen als de vertraging niet verder was opgelopen.

Uiteindelijk werd de vordering van AirHelp toegewezen, en werd de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9928747 \ CV EXPL 22-3453
Uitspraakdatum: 29 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 25 mei 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier [de passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanbul Havalimani Airport, Istanbul (Turkije) naar Seeb Airport, Muscat (Oman) op 6 februari 2022.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Istanbul heeft vertraging opgelopen, waarna de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist.
2.3.
De passagier heeft zijn eventuele vorderingsrecht overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht en de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vlucht met vertraging is uitgevoerd vanwege buitengewone omstandigheden die ondanks alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen, te weten slechte weersomstandigheden op de luchthaven in Amsterdam, waarna slottijden zijn opgelegd.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen, zodat in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder heeft een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder voldoende aannemelijk gemaakt dat de luchtverkeersleiding nieuwe slottijden heeft opgelegd aan de voorafgaande vlucht met vertragingscode 84 “ATFM – Due to weather conditions at the airport op arrival’. Uit het vluchtrapport volgt dat om deze reden de vlucht met 52 minuten vertraging is vertrokken. De aankomstvertraging van de voorafgaande vlucht was echter 46 minuten. De onderhavige vlucht is met een vertraging van 87 minuten vertrokken en met een vertraging van 85 minuten aangekomen. Gesteld noch gebleken is om welke reden de vertraging is opgelopen. Dit deel van de vertraging kan dan ook niet worden aangemerkt als vertraging ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden. AirHelp stelt dat de passagier de aansluitende vlucht nog had kunnen halen als de vertraging niet verder was opgelopen van 46 minuten naar 85 minuten. De vervoerder heeft dit niet weersproken, zodat dit vast is komen te staan. Dit betekent dat de vertraging op de eindbestemming niet het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Indien de vlucht met (slechts) 46 minuten vertraging was uitgevoerd had de passagier immers de aansluitende vlucht kunnen halen.
5.4.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen
5.5.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 februari 2022 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van AirHelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 125,03;
griffierecht € 322,00;
salaris gemachtigde € 264,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter