In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 25 mei 2022, naar aanleiding van een vertraging van een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Istanbul, die op 6 februari 2022 plaatsvond. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder, maar miste de aansluitende vlucht naar Muscat door de vertraging. AirHelp vorderde een compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers.
De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging volledig te wijten was aan deze omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming was aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De kantonrechter concludeerde dat de vertraging op de eindbestemming niet het gevolg was van buitengewone omstandigheden, omdat de passagier de aansluitende vlucht nog had kunnen halen als de vertraging niet verder was opgelopen.
Uiteindelijk werd de vordering van AirHelp toegewezen, en werd de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 maart 2023.