ECLI:NL:RBNHO:2023:3398

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
10400380
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over transparantievereisten in consumentenovereenkomsten met betrekking tot juridische diensten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 april 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de vennootschap onder firma [bedrijf] Advocaten V.O.F. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij heeft een vordering ingesteld tot betaling van € 24.448,23, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van juridische werkzaamheden die zij voor de gedaagde partij heeft verricht. De gedaagde partij had aanvankelijk recht op gefinancierde rechtsbijstand, maar deze werd ingetrokken vanwege het behaalde resultaat. De kantonrechter heeft de informatieplichten van de eisende partij beoordeeld aan de hand van artikel 6:230l BW, dat bescherming biedt aan consumenten bij het sluiten van overeenkomsten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat zij aan de informatieplichten heeft voldaan, behalve met betrekking tot de transparantie van het prijsbeding in de opdrachtbevestiging. Het HvJEU heeft in een recent arrest geoordeeld dat een enkel uurtarief niet voldoende is om consumenten in staat te stellen de totale kosten van de diensten te ramen. De kantonrechter heeft de eisende partij de gelegenheid gegeven om toe te lichten waarom het prijsbeding niet als onredelijk bezwarend moet worden aangemerkt, en heeft aangegeven dat verdere beslissingen worden aangehouden totdat deze toelichting is gegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10400380 \ CV EXPL 23-977
Uitspraakdatum: 20 april 2023
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap onder firma
[bedrijf] Advocaten V.O.F.
gevestigd te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde mr. A.F.M. Visscher
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft bij dagvaarding van 15 maart 2023 een vordering tegen de gedaagde partij ingesteld. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 24.448,23, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten en de nakosten.
2.2.
De eisende partij heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat zij in opdracht en voor rekening van de gedaagde partij juridische werkzaamheden heeft verricht en dat de gedaagde partij heeft nagelaten het in verband daarmee door de eisende partij gefactureerde bedrag van
€ 24.448,23 te voldoen. Volgens de eisende partij was in eerste instantie een toevoeging inzake gefinancierde rechtsbijstand verstrekt en is die toevoeging achteraf ingetrokken vanwege het behaalde resultaat. Vervolgens zijn de werkzaamheden bij de gedaagde partij in rekening gebracht op basis van het in artikel 3 van de opdrachtbevestiging afgesproken uurtarief.
2.3.
In artikel 3 lid 3 van de opdrachtbevestiging staat:

Indien uit hoofde van mijn dienstverlening een financieel resultaat voortvloeit dat hoger is dan tenminste 50% van het geldende heffingsvrije vermogen, dan wordt de toevoeging ingetrokken en dient u mijn werkzaamheden met terugwerkende kracht op basis van het geldende uurtarief te voldoen. Dit uurtarief bedraagt 195,00 exclusief BTW. De nota ter zake wordt verrekend met de eigen bijdrage die in rekening is gebracht, in verband met de aanvraag van gefinancierde rechtsbijstand”.
2.4.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument die is gesloten op het kantoor van de eisende partij. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.5.
De kantonrechter stelt vast dat de eisende partij voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat is voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, d en f BW.
2.6.
In artikel 6:230l aanhef en onder c BW staat dat de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze informatie moet geven over de totale prijs van de zaken of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van de zaak of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend. Artikel 3 van de opdrachtbevestiging ziet op de prijs voor de dienstverlening van de eisende partij. Op grond van vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU (hierna: HvJEU) en de Hoge Raad dient de kantonrechter ambtshalve te beoordelen of een beding in consumentenovereenkomsten vanwege zijn onredelijk bezwarend karakter vernietigbaar is. De Nederlandse regelgeving dient daarbij te worden uitgelegd conform (onder meer) hetgeen daarover is opgenomen in de Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn).
2.7.
In het arrest van 12 januari 2023 (zaak C-395/21, ECLI:EU:2023:14) heeft het HvJEU zich bij prejudiciële beslissing uitgelaten over de vraag of een beding in een tussen een advocaat en een consument gesloten overeenkomst voor het verrichten van juridische diensten waarin, samengevat, de kosten uitsluitend worden vastgelegd op basis van het gehanteerde uurtarief, zonder verdere precisering, voldoet aan het vereiste dat bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd in de zin van de Richtlijn. Het HvJEU heeft geoordeeld dat het enkel noemen van een uurtarief de gemiddelde, normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument niet in staat stelt om alle financiële consequenties in te schatten die voor hem uit het beding voortvloeien, namelijk het totale bedrag dat hij voor de diensten zal moeten betalen (rov. 40). Volgens het HvJEU moet de advocaat de consument, vóórdat de overeenkomst wordt gesloten, informatie te verstrekken die de consument in staat stelt met de nodige voorzichtigheid zijn beslissing te nemen (rov.43). Die informatie moet aanwijzingen bevatten die de consument in staat stelt bij benadering de totale kosten van die diensten te ramen, zoals een raming van het voorzienbare of minimale aantal uren dat nodig is om een bepaalde dienst te verlenen of een verbintenis om met redelijke tussenpozen tussentijdse facturen of verslagen te bezorgen waarin het aantal reeds gepresteerde werkuren wordt vermeld. Daarbij is het aan de nationale rechter om te beoordelen of de informatie die aan de consument is verstrekt, de consument in staat heeft gesteld om met de nodige voorzichtigheid en met volledige kennis van de financiële consequenties van het sluiten van die overeenkomst, zijn beslissing te nemen (rov. 44).
2.8.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voorshands van oordeel dat artikel 3 lid 3 van de opdrachtbevestiging niet voldoet aan het transparantievereiste van de Richtlijn. In artikel 3 lid 3 is immers alleen vastgelegd dat het uurtarief € 195,00 exclusief btw bedraagt. Dit betekent echter niet per definitie dat het beding ook oneerlijk is.
2.9.
Of het beding in dit concrete geval ook als oneerlijk moet worden beschouwd hangt af van de vraag of de eisende partij voldoende informatie aan de gedaagde partij heeft verstrekt. De informatie die wordt verstrekt, moet aanwijzingen bevatten die de consument in staat stelt de totale kosten van de diensten bij benadering te ramen. Het HvJEU geeft als voorbeeld het geven van een raming van het voorzienbare of minimale aantal uren dat nodig is om een bepaalde dienst te verlenen of het regelmatig tussentijds factureren.
2.10.
De kantonrechter stelt de eisende partij in de gelegenheid om bij akte toe te lichten waarom zij van mening is dat artikel 3 lid 3 van de opdrachtbevestiging, in het licht van voornoemd arrest van het HVJEU, niet als onredelijk bezwarend moet worden aangemerkt en daarmee tevens of zij al dan niet heeft voldaan aan haar verplichting op grond van artikel 6:230l aanhef en onder c BW.
2.11.
Indien aan de hierboven bedoelde opdracht niet of niet volledig wordt voldaan, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
2.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
beveelt de eisende partij om bij akte te nemen op de rol van
18 mei 2023de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten door de inlichtingen te verstrekken zoals bedoeld onder r.o. 2.9;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter