6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de persoonlijkheidsrapportages is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een van de ernstigste strafbare feiten die de wet kent. De verdachte heeft op het bedrijf waar hij werkte een vleesmes gepakt, met de intentie om zijn manager neer te steken. Vervolgens heeft hij zijn collega, slachtoffer [slachtoffer], die hij aanzag voor de manager, onverhoeds van achteren met dit vleesmes in het bovenlichaam gestoken, waarbij hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen om het leven zou komen. Dat dit niet is gebeurd, is een omstandigheid die niet aan de verdachte is te danken. Door zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Na deze geweldpleging is de verdachte weggelopen en heeft hij zich niet meer om het slachtoffer bekommerd. Dat rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 28 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder voor enig misdrijf is veroordeeld;
- de over de verdachte uitgebrachte psychiatrische rapportage van 30 september 2022 van [psychiater 1], arts in opleiding tot medisch specialist psychiatrie onder supervisie van [psychiater 2], psychiater. Uit dit rapport wordt duidelijk dat het psychiatrisch toestandsbeeld van de verdachte is gestabiliseerd.
De strafoplegging
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 24 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat 8 maanden daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Bij de beoordeling of naast de algemene voorwaarde ook bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden aan het voorwaardelijk strafdeel, gaat de rechtbank uit van de maatregelrapportage van de Reclassering Nederland van 27 maart 2023. Deze rapportage is opgemaakt in verband met de advisering op de haalbaarheid van een TBS met voorwaarden. De daarin geadviseerde voorwaarden zijn dan ook toegesneden op een TBS met voorwaarden. Het opleggen van deze maatregel is niet aan de orde omdat daarvoor voldoende richtinggevende adviezen ontbreken. Deze voorwaarden zal de rechtbank dan ook niet verbinden aan het voorwaardelijk strafdeel.
Vervolgens is de vraag of de rechtbank de bijzondere voorwaarden moet opleggen, zoals geadviseerd door de psychiaters in het rapport van 30 september 2022. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte na zijn detentie, blijkens een mededeling van zijn raadsman en van de officier van justitie, eerst zal worden overgeleverd aan Ierland. Wat er na deze overlevering zal plaatsvinden (onder meer met betrekking tot het verblijf van de verdachte) is met zoveel onzekerheden omgeven, dat praktische uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden tal van vragen oproept. Het belang van deze voorwaarden dient in elk geval aanzienlijk te worden gerelativeerd. Gelet hierop zal de rechtbank alleen de algemene voorwaarde verbinden aan het voorwaardelijk strafdeel. Tegen die achtergrond bestaat geen grond om de dadelijke uitvoerbaarheid te gelasten.
7. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft via de gemachtigde [betrokkene] van Tijbout Letselschade een vordering tot schadevergoeding van € 28.419,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag alsmede proceskosten (kosten Tijbout Letselschade), tot een bedrag van € 4.253,82. De gestelde schade bestaat uit kosten gemaakt voor de aanschaf van verband en van pijnstilling, kosten wegens hulp door familie en verlies aan verdienvermogen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu de vordering onvoldoende is onderbouwd en nader onderzoek hiernaar een onevenredige benadeling van het strafgeding oplevert.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel onvoldoende is onderbouwd, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Toewijzing van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag ter grootte van € 1.500,- als vergoeding voor die schade acht de rechtbank, gelet op aard en ernst van de normschending billijk, rekening houdend met de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 februari 2022 tot aan de dag van algehele voldoening.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade en de gestelde overige immateriële schade onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij voor zover het betreft deze delen van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Daarnaast dienen de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten te dragen die zijn gemoeid met de indiening en behandeling van de vordering en de tenuitvoerlegging daarvan. Voor een gehele of gedeeltelijke veroordeling van de verdachte in de proceskosten als gevorderd bestaat geen grond nu de onderbouwing daarvoor ontbreekt.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes primair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.