ECLI:NL:RBNHO:2023:3347

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2378
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldige besluitvorming bij toekenning maatschappelijke opvang en OGGZ-indicatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem over de toekenning van maatschappelijke opvang en trajectbegeleiding onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Sprakel, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 30 maart 2022, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek naar de hulpvraag van de eiser niet zorgvuldig was uitgevoerd. Er was geen maatwerkvoorziening getroffen die aansloot bij de behoeften en voorkeuren van de eiser. De rechtbank stelde vast dat de eiser ten onrechte was ingedeeld in de OGGZ-doelgroep zonder dat er een adequaat onderzoek was gedaan naar zijn situatie en wensen. De rechtbank vernietigde het besluit van 30 maart 2022 en herroepte het eerdere besluit van 24 november 2021, waarbij de eiser maatschappelijke opvang was toegekend. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eiser, die in totaal € 2.832,00 bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en het uitvoeren van een gedegen onderzoek naar de persoonlijke situatie van de aanvrager.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2378

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem

(gemachtigden: S. Eljarroudi en B.E. Robbe).

Inleiding

Bij besluit van 24 november 2021 is aan eiser maatschappelijke opvang en trajectbegeleiding OGGZ toegekend.
Bij besluit van 30 maart 2022 is het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij beroepschrift van 8 mei 2022 is verzocht het bestreden besluit te vernietigen en zo mogelijk zelf in de zaak voorzien.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 3 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigden van verweerder.

Vaststaande feiten en omstandigheden

1.1.
Bij besluit van 20 december 2017 is aan eiser maatschappelijke opvang toegekend. In het besluit staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Op woensdag 20 december 2017 heeft u zich gemeld bij de Brede Centrale Toegang met een hulpvraag. Naar aanleiding van uw vraag heeft op 20 december een gesprek plaatsgevonden met Hanna Roos, zorgcoördinator Brede Centrale Toegang. Wij hebben uw vraag geïnventariseerd, de problemen in kaart gebracht en de mogelijke oplossingsrichtingen besproken. Dit alles is samengevat in een onderzoeksverslag.
Op basis van de resultaten uit ons onderzoek is vastgesteld dat voor u
maatschappelijke opvang is aangewezen waarbij een meer intensieve begeleiding bij
het dagelijks functioneren beschikbaar is vanwege de aard van de psycho-sociale
problemen waarmee u kampt.”
1.2.
Bij besluit van 24 september 2018 is aan eiser maatschappelijke opvang toegekend. In het besluit staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Naar aanleiding van uw vraag (…) heeft een gesprek plaatsgevonden met (…), zorgcoördinator Brede Centrale Toegang en er heeft een onderzoek plaatsgevonden. Het verslag van dit gesprek en onderzoek heeft u ondertekend.

Besluit

Soort voorziening: Maatschappelijke opvang in natura en trajectbegeleiding:
TBI: Trajectbegeleiding individueel OGGZ.”
1.3.
In het trajectplan van 23 april 2020 (ondertekend op 28 mei 2020) staat, voor zover hier van belang, het volgende:

“Zorg

25-05-2020: Dhr. wordt in het gesprek aangesproken op het feit dat hij al een aantal keren gebruik heeft gemaakt van de opvang bij HVO Querido en niet zodanig meewerkt aan het begeleidingsaanbod dat hij duurzaam uit kan stromen. Voor een traject ten einde is vertrekt dhr. uit de opvang, vaak naar het buitenland. Dhr. geeft aan geen begeleidingstraject te wensen bij HVO en geeft aan dat HVO niet heeft ondersteund waar zaken waar hij hulp bij nodig had, Andersom geeft R aan dat dhr. zich niet begeleidbaar opstelde in zaken waar HVO ondersteuning in bood. Vanuit de BCT aangegeven dat opvang zonder bijbehorend begeleidingstraject niet mogelijk is en dat dhr. door steeds naar het buitenland te gaan de zorg ontloopt.
(…). Dhr. Heeft een hersenbeschadiging en is ooit gediagnosticeerd met ADHD. In het verleden heeft dhr. Een psychose gehad. Dhr. Heeft een niet gediagnosticeerde ziekte van Crohn.

Toegespitste informatie

(…). Er is sprake van schulden, terugkomende dakloosheid, terugkomend regieverlies en OGGZ-problematiek.”
1.4.
In het trajectplan van 19 november 2021 (ondertekend op 26 november 2021) staat, voor zover hier van belang, het volgende:

“Wonen

Dhr. heeft vanaf november 2020 bij Per Mens op de Aurora verbleven.

Zorg

(…)
Dhr. geeft aan dat hij de ziekte van Crohn heeft (…).
Toegespitste informatie
(…) Er is sprake van somatische problematiek, terugkerende dakloosheid en OGGZ-problematiek.”
1.5.
In de uitdraai clientvolgsysteem BCT staat, voor zover hier van belang, het volgende:

Datum actie: 26-11-2021
Op de 24e bleek aan het eind van het goede gesprek met de BCT medewerkster dat de computer van de BCT was vastgelopen. Alles wat was opgeschreven tijdens het gesprek was dus weg. De medewerkster van de BCT gaf aan het verslag later alsnog op te maken. Op 25-11-2021 was de aanvraag voor opvang en ondersteuning klaar. Echter, stond daar in dat ik psychiatrische klachten zou hebben en tot de OGGZ doelgroep zou behoren. Daar heb ik in eerste instantie overheen gelezen en ging ervan uit dat tekenen noodzakelijk is voor opvang en ondersteuning. Ik heb namelijk nog nooit psychiatrische klachten gehad en ben daar dus ook nooit voor behandeld.
Vandaag, de 26e november 2021, heb ik met enige moeite de kwalificatie psychiatrie uit het stuk kunnen laten halen. Een bewijs van doorzenden en vernietigen van de bestreden aanvraag van 25-11-2021 heb ik niet. Graag ontvang ik de bevestiging dat dit label psychiatrie niet meer op mijn persoon van toepassing is. Dit mag ook via de WMO beschikking voor de opvang. Dit om te voorkomen dat ik in een voor mij niet passend traject terecht kom, zoals als eens eerder gebeurd is. Of dat ik in de toekomst problemen krijg omdat de kwalificatie psychiatrie onweersproken is gebleven. Mijns inziens ben ik een economisch dakloze met fysieke problemen.

Standpunten

2. Kort gezegd stelt eiser dat geen maatwerk is geleverd door verweerder. Eiser is ten onrechte geplaatst in de OGGZ-doelgroep. Verder had verweerder in het toekenningsbesluit een aanwijzing moeten geven aangaande de dieetwensen van eiser. Hierdoor is geen sprake van een zorgvuldige besluitvorming.
3. Verweerder heeft daartegenover, kort gezegd, gesteld dat eiser het plan van aanpak heeft ondertekend en dat ook in het verleden heeft gedaan. In het plan van aanpak staat dat eiser wordt ingedeeld in de OGGZ-doelgroep. Verweerder heeft slechts goede bedoelingen gehad om eiser zoveel mogelijk te kunnen helpen. De dieetwensen betreffen de uitvoering van het toekenningsbesluit en zien niet op de vraag of al dan niet maatwerk is geleverd.

Beoordeling door de rechtbank

Het beroep van eiser slaagt. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4. Vaststaat dat aan het toekenningsbesluit geen onderzoek is voorafgegaan, als bedoeld in artikel 2.3.2., lid 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Voor het oordeel - in het trajectplan van 19 november 2021 - dat sprake is van OGGZ-problematiek bij eiser is slechts teruggevallen op de eerdere trajectplannen en stukken uit 2017, 2018 en 2020, waarin is aangegeven dat sprake is van OGGZ-problematiek. De rechtbank kan deze wijze van handelen niet goed volgen. Immers, nu eiser zich tot verweerder heeft gewend voor maatschappelijke opvang, is het van belang dat allereerst wordt onderzocht wat de concrete hulpvraag van eiser is. Een zorgvuldig onderzoek is te meer van belang nu verweerder een grote beoordelingsruimte en verantwoordelijkheid heeft voor het vaststellen van de ondersteuning die wordt verstrekt. Daaraan doet niet af dat eiser zich eerder heeft gemeld en er al informatie beschikbaar was over eiser. Gelet op deze inmiddels gedateerde informatie en de mededelingen van eiser in 2020 en 2021 (zie trajectplan 23 april 2020 en het bericht van eiser op 26 november 2021) dat hij geen begeleiding wenste, was er alle aanleiding om te onderzoeken of de geboden ondersteuning nog adequaat was.
5. Daar komt bij dat eiser niet alleen ontkent dat hij psychiatrische problemen heeft (gehad), maar ook dat voor hem nooit duidelijk is geweest dat hij tot de OGGZ-doelgroep heeft behoord. Daar is eiser pas veel later achter gekomen, alsook wat de gevolgen van een dergelijke indicatie zijn. De stelling van verweerder dat eiser heeft getekend voor de trajectplannen waarin staat dat eiser tot de OGGZ-doelgroep behoort kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. In die visie wordt er immers van uitgegaan dat eiser kennis heeft van de inhoud van het Handboek Maatschappelijke Opvang van verweerder, het daarin gemaakte onderscheid tussen de doelgroepen ‘economisch daklozen’ en ‘OGGZ-doelgroep’ en van het begrip ‘OGGZ’. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan dat standpunt dan niet als juist worden aanvaard. Het had juist op de weg van verweerder gelegen om in het gesprek met eiser de bevindingen van verweerder te delen met eiser, uitleg te geven over de betreffende indicatie en wat dit kan betekenen voor eiser en de gevraagde maatwerkvoorziening, om in samenspraak met eiser te komen tot het juiste maatwerktraject, ook al houdt dat in maatschappelijke opvang zonder begeleiding.
6. Het is juist van groot belang dat verweerder een onderzoek had moeten verrichten, waarbij verweerder zich had moeten richten op het bereiken van een resultaat dat, waar mogelijk, zo veel mogelijk aansloot bij de wensen en mogelijkheden van eiser. Een onderzoek begint, vanzelfsprekend, met een onderzoek naar de persoonskenmerken van de aanvrager, diens behoeften en voorkeuren. Indien al sprake was van psychosociale problemen bij eiser, wat eiser ten stelligste ontkent, had het op de weg van verweerder gelegen daar nader onderzoek naar te doen door, bijvoorbeeld, advies in te winnen bij een deskundige die vertrouwd was met de problematiek eiser. Bij het voorgaande is ook van belang dat met een goed uitgevoerd onderzoek recht had kunnen worden gedaan aan het belang van eiser. Het biedt een zorgvuldige basis voor een afweging en besluitvorming en had eiser een overzicht en inzicht geboden in zijn eigen situatie.
7. Alle goede bedoelingen ten spijt, kan niet worden gezegd dat verweerder een maatwerkvoorziening heeft getroffen die aansloot bij de behoeften en voorkeuren van eiser. Dat vanuit de BCT is aangegeven dat opvang zonder bijbehorend begeleidingstraject niet mogelijk is en dat eiser door steeds naar het buitenland te gaan de zorg ontloopt (trajectplan van 23 april 2020), kan in ieder geval niet dienen als argument om aan eiser de indicatie OGGZ-doelgroep te geven. Van enige samenspraak met eiser is immers geen sprake.
8. De conclusie is dan ook dat geen sprake is van zorgvuldige besluitvorming, omdat ten onrechte is nagelaten een zorgvuldig onderzoek uit te voeren conform het bepaalde in artikel 2.3.2. van de Wmo 2015. Tevens is sprake van een motiveringsgebrek, omdat ten onrechte een maatwerkvoorziening is getroffen waarbij eiser in ingedeeld in de OGGZ-doelgroep.
9. Gelet op bovenstaande behoeft de vraag of verweerder in het toekenningsbesluit een aanwijzing had moeten geven betreffende dieetverplichtingen van eiser geen bespreking.
10. De conclusie is dat het beroep gegrond zal worden verklaard en dat het bestreden besluit zal worden vernietigd. Nu eiser inmiddels is verhuisd naar [woonplaats] zal de rechtbank verweerder niet de opdracht geven een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen. Met het oog op het verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar zal de rechtbank het besluit van 24 november 2021 herroepen.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 4 punten op (1 punt voor het indienen van bezwaar, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde van € 579,00, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,00), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.832,00.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 30 maart 2022;
- herroept het besluit van 24 november 2021;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,00 aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.832,00 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.