Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
5.De beslissing
Ten aanzien van [eiser 2]
Rechtbank Noord-Holland
In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen een hoofdaannemer en twee onderaannemers over de uitvoering van werkzaamheden aan de beschoeiing van een tuin. De hoofdaannemer had de onderaannemers ingeschakeld voor de vervanging van de beschoeiing, maar stelde dat zij tekortgeschoten waren in hun verplichtingen door de hoeken van de beschoeiing niet correct vast te zetten. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een tekortkoming door de onderaannemers, omdat de hoofdaannemer zijn stellingen niet voldoende had onderbouwd. De kantonrechter ging voorbij aan het verzoek van de hoofdaannemer om een deskundige te benoemen, omdat dit de procedure onredelijk zou vertragen en er te weinig was gesteld om dit verzoek te rechtvaardigen. Het verzet van de onderaannemers werd gegrond verklaard, wat betekende dat de hoofdaannemer het door een van de onderaannemers betaalde bedrag uit hoofde van het verstekvonnis moest terugbetalen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijsvoering in civiele procedures en de verantwoordelijkheden van partijen in contractuele relaties.