ECLI:NL:RBNHO:2023:3301

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
C/15/336082 / JU RK 23-133 (ondertoezichtstelling) C/15/337854 / JU RK 23-420 (uithuisplaatsing)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in verband met verslavingsproblematiek van de moeder

Op 21 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (GI) had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder van de kinderen, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft te maken met een verslavingsproblematiek en psychiatrische problemen, wat de ontwikkeling van de kinderen ernstig bedreigt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen momenteel niet veilig bij de moeder kunnen verblijven, gezien haar terugval in drugsgebruik en de emotionele onbeschikbaarheid. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van tien weken toe te kennen. Dit besluit is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen, die tijdelijk in een veilige en stabiele omgeving moeten worden geplaatst. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de situatie van de moeder en de kinderen regelmatig geëvalueerd zal worden, met de mogelijkheid tot terugplaatsing indien de omstandigheden dat toelaten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummers: C/15/336082 / JU RK 23-133 (ondertoezichtstelling)
C/15/337854 / JU RK 23-420 (uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 21 maart 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te Velserbroek, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling, met bijlagen, van 24 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 25 januari 2023;
- de brief met aanvullende informatie van de GI van 23 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 24 februari 2023;
- het verzoek tot uithuisplaatsing van de GI van 20 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 21 maart 2023.
1.2.
Op 21 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het verzoek tot uithuisplaatsing een dag voor de zitting is ingediend en daarom eigenlijk niet in behandeling genomen zou kunnen worden. De kinderrechter heeft evenwel vastgesteld dat feitelijk sprake is van een spoedverzoek, omdat de kinderen op dit moment niet thuis verblijven en volgens de GI niet naar huis kunnen zonder onmiddellijk dreigend gevaar voor de minderjarigen. De GI heeft ook medegedeeld direct een spoedverzoek te moeten indienen, indien het verzoek thans niet behandeld zal kunnen worden. De moeder heeft medegedeeld dat zij de dag voor de zitting van de indiening van het verzoek tot uithuisplaatsing op de hoogte is gesteld, dus dat zij wist dat dit verzoek op de zitting besproken zou worden.
De kinderrechter heeft daarop besloten het verzoek tot uithuisplaatsing wel in behandeling te nemen, zodat de moeder daarop in elk geval gehoord kan worden. Tijdens de schorsing heeft de moeder nog telefonisch contact gehad met haar advocaat. Dit heeft geen wijziging gebracht in haar proceshouding.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] bij beschikking van 5 september 2018 onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, voor het laatst tot 27 maart 2023.
2.4.
Bij beschikking van 27 maart 2020 heeft de kinderrechter [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, voor het laatst tot 27 maart 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Daarnaast verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een pleeggezin te verlenen voor de duur van zes maanden. Tot slot verzoekt de GI de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ter onderbouwing van deze verzoeken heeft de GI het volgende naar voren gebracht.
3.2.
De GI ziet een warm en liefdevol gezin met veel mogelijkheden. Tegelijkertijd is er sprake van een kwetsbaar gezin waarbij veel hulpverlening betrokken is en waarin veel speelt. De moeder heeft aangegeven dat zij overspannen begint te raken door alles wat er speelt. Haar verslavingsproblematiek komt daardoor steeds meer op de voorgrond te staan. Ook is de EMDR-therapie van de moeder stopgezet door de onrustige periode, waardoor de moeder onvoldoende heeft kunnen werken aan haar traumagerelateerde problematiek. Om te voorkomen dat de moeder terugvalt in haar drugsgebruik, heeft de GI met de betrokken hulpverlening nieuwe veiligheidsafspraken opgesteld. Ook is in januari 2023 intensieve ambulante gezinsbegeleiding vanuit Koel Jeugdzorg op verzoek van de moeder opgestart om de gezinsdynamiek te verbeteren. Hoewel de moeder goed samenwerkt met de betrokken hulpverlening, acht de GI het van belang om betrokken te blijven om de situatie te kunnen monitoren, zeker vanwege alle ontwikkelingen die plaatsvinden.
3.4.
De intensieve ambulante hulpverlening is de afgelopen periode veel bij de moeder thuis geweest. De moeder is vermoeid en er komt weinig van de grond rondom de verzorging en de schoolgang van de kinderen. Daarbij heeft de moeder een terugval in drugsgebruik (vrijwel dagelijks) en houdt zij zich niet aan de opgestelde veiligheidsafspraken. De veiligheid van de kinderen bij de moeder kan daardoor op dit moment niet worden gegarandeerd. De moeder is emotioneel niet beschikbaar en onvoorspelbaar in haar gedrag. Bovendien heeft de moeder intensievere hulpverlening nodig dan Koel Jeugdzorg op dit moment kan bieden. De GI denkt dat de moeder gebaat is bij een opname in verslavingskliniek Terwille. Omdat het netwerk van de moeder klein is, kan daar onvoldoende beroep op worden gedaan.
3.5.
De GI heeft ter zitting aangegeven dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is. Door de terugval van de moeder en haar emotionele toestand verblijven de kinderen nu in het netwerk en kunnen zij op dit moment niet terug naar de moeder. De kinderen worden belast met de emoties en de verslavingsproblematiek van de moeder. Zij maken zich zorgen om haar. De moeder moet zich focussen op haar herstel en het verwerken van haar verleden. Daarbij heeft de GI benadrukt dat het een tijdelijke maatregel betreft en dat het de bedoeling is dat de kinderen weer bij de moeder gaan wonen als zij voldoende hersteld is. Voor [de minderjarige 1] is het vanwege de vele wisselingen in het verleden van belang dat hij in de omgeving van [plaats] blijft wonen. Hij kan voorlopig opgevangen worden door zijn oma. Voor [de minderjarige 2] is een plek gevonden in een gezinshuis.

4.Het standpunt van de moeder

De moeder staat achter de verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij begrijpt ook dat de kinderen op dit moment niet volledig bij haar kunnen verblijven, maar een uithuisplaatsing voor zes maanden gaat haar te ver. De moeder heeft ter zitting erkend dat zij door alles wat er speelt is teruggevallen in drugsgebruik en minder emotioneel beschikbaar is voor de kinderen. De moeder ziet in dat zij hulp nodig heeft, maar zij wil graag zoveel mogelijk zelf voor de kinderen blijven zorgen met steun vanuit haar netwerk of een deeltijdpleeggezin. Aan de andere kant heeft de moeder ook ja gezegd tegen een opname in een verslavingskliniek. De moeder vindt een uithuisplaatsing heftig en zij is vanwege het verleden bang om haar kinderen kwijt te raken of dat haar kinderen in een pleeggezin opnieuw worden blootgesteld aan mishandeling of seksueel misbruik.
De moeder erkent dat de opties die zij noemt om uithuisplaatsing te voorkomen de dag voor de zitting uitgebreid zijn besproken met de GI en dat dit op dit moment geen reële opties zijn.

5.De beoordeling

Over het verzoek tot ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij groeien vanaf jonge leeftijd op in een kwetsbare thuissituatie waarin zij worden geconfronteerd met spanningen en de persoonlijke problematiek van de moeder. Bij de moeder is sprake van een drugsverslaving en psychiatrische problematiek. Daarnaast heeft de moeder te maken met trauma’s uit het verleden die zij nog onvoldoende heeft verwerkt. De moeder is zich bewust van haar problematiek en lijkt zich te realiseren wat dit voor haar en haar kinderen betekent. De kinderrechter ziet dat de moeder het beste wil voor de kinderen, maar omdat er zo veel speelt, lukt het haar niet om de kinderen niet met haar zorgen en emoties te belasten. Zo hebben de spanningen rondom de strafzaak over het overleden zoontje van de moeder er mede voor gezorgd dat zij overbelast is geraakt, waardoor zij is teruggevallen in drugsgebruik. De moeder is sindsdien onvoldoende in staat de kinderen de dagelijkse zorg en structuur te bieden waar zij behoefte aan hebben en hen niet te belasten met haar eigen problematiek. De kinderen hebben daar last van, omdat ze zich zorgen maken om hun moeder.
Hoewel de moeder zich inzet en openstelt voor de hulpverlening, is de ingezette intensieve ambulante hulpverlening onvoldoende gebleken om de (emotionele) veiligheid van de kinderen in de thuissituatie te kunnen garanderen. De moeder heeft de afgelopen periode 26 keer positief getest op drugsgebruik en zij is momenteel fors teruggevallen in gebruik. Het is haar niet gelukt om zich aan de opgestelde veiligheidsafspraken te houden. Er is een patroon zichtbaar waarin de moeder terugvalt in gebruik als de spanning oploopt en de moeder wordt geconfronteerd met trauma’s uit het verleden. De kinderrechter acht het daarom evenals de GI van belang dat de moeder behandeld wordt voor haar verslaving en intensief aan de slag gaat met het verweken van haar verleden.
5.3.
Vanwege de complexiteit van de problematiek acht de kinderrechter het van belang dat de gezinsvoogd vanuit een verplicht kader betrokken blijft om de situatie te monitoren, de belangen van de kinderen te behartigen en erop toe te zien dat de ingezette hulpverlening doorgang kan blijven vinden. Bovendien vindt de kinderrechter het belangrijk dat de mogelijkheden om de omgang van de kinderen met hun biologische vader te herstellen verder wordt onderzocht. Ter zitting is duidelijk geworden dat er onlangs een uur begeleide omgang is geweest en dat dit goed is verlopen. De GI kan de komende periode gebruiken om een passende (begeleide) omgangsregeling tussen de kinderen en de vader op te stellen.
5.4.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn:
  • de persoonlijke problematiek en verslaving van de moeder, waardoor zij onvoldoende (emotioneel) beschikbaar is voor de kinderen en de kinderen worden belast met volwassenenproblematiek;
  • het belaste verleden van de kinderen;
  • de onduidelijkheid en onzekerheid rondom het contact van de kinderen met hun vader.
5.5.
De doelen waaraan in het kader van de ondertoezichtstelling dient te worden gewerkt zijn:
  • de moeder werkt aan haar persoonlijke problematiek en verslaving, waardoor zij meer beschikbaar is voor de kinderen en de kinderen niet langer worden belast met volwassenproblematiek;
  • [de minderjarige 1] krijgt de hulp die hij nodig heeft om zijn traumatische verleden te verwerken;
  • de kinderen hebben een stabiel contact met hun vader.
5.6.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
Over het verzoek tot uithuisplaatsing
5.7.
Ook is de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] naar het oordeel van de kinderrechter noodzakelijk in het belang van hun verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderen groeien op in een kwetsbare en onvoorspelbare opvoedsituatie, waarin zij worden geconfronteerd met de emoties en verslaving van de moeder. De moeder is op dit moment onvoldoende beschikbaar voor de kinderen. De kinderen maken zich zorgen om hun moeder en komen daardoor onvoldoende toe aan hun eigen ontwikkeling. De kinderrechter acht het daarom van belang dat de kinderen tijdelijk worden opgevangen op een veilige en stabiele plek. Op die manier krijgen de kinderen enerzijds de rust en structuur waar zij behoefte aan hebben en wordt anderzijds de moeder ontlast, zodat zij aan haar verslaving en haar emotionele beschikbaarheid voor de kinderen kan werken. Op dit moment verblijven de kinderen in het netwerk en kunnen zij niet terug naar de moeder vanwege haar emotionele toestand en terugval in drugsgebruik. De situatie voldoet naar het oordeel van de kinderrechter daarmee ook aan de criteria voor een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing, omdat uitstel van de beslissing tot een nadere zitting tot onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarigen zal leiden. [de minderjarige 1] zal bij oma geplaatst blijven (netwerk pleeggezin) en [de minderjarige 2] (anders dan in het verzoekschrift staat vermeld) in een gezinshuis.
5.8.
Ten aanzien van de duur van de uithuisplaatsing overweegt de kinderrechter het volgende. Er is op dit moment sprake van een crisissituatie vanwege de terugval van de moeder in drugsgebruik en de emotionele toestand waarin zij zich bevindt. Een en ander kan niet los worden gezien van de thans lopende strafzaak tegen de pleegmoeder van [zoontje] , het zoontje van de moeder dat in 2020 onder zorgwekkende omstandigheden is overleden terwijl hij uit huis was geplaatst in een pleeggezin. De uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is daardoor extra ingrijpend voor de moeder en de kinderen. Er wordt op korte termijn uitspraak gedaan in de zaak van [zoontje] , zodat er daarna wellicht meer ruimte komt voor rust en verwerking. Daarnaast ligt het in de lijn der verwachting dat de moeder binnenkort zal worden opgenomen in een verslavingskliniek om aan haar verslaving te werken. Dergelijke opnames zijn doorgaans voor een aantal weken. Gelet op deze omstandigheden ziet de kinderrechter aanleiding om de machtiging toe te wijzen voor een kortere periode dan verzocht, te weten voor tien weken, en de beslissing op het overige deel aan te houden tot de zitting van 25 mei 2023 om 10:30 uur. Op die manier wordt er een tussentijds evaluatiemoment ingelast waarop de voortgang van de situatie kan worden getoetst en krijgt de moeder opnieuw de gelegenheid om haar standpunt over de uithuisplaatsing te formuleren. De kinderrechter verwacht voorafgaand aan de nadere zitting geïnformeerd te worden over de situatie van de kinderen en de moeder en over de wijze waarop aan terugplaatsing gewerkt wordt. Verder verwacht de kinderrechter dat de GI tijdens de uithuisplaatsing frequente omgang tussen de moeder en de kinderen tot stand brengt, voor zover het belang van de kinderen zich daar niet tegen verzet en de behandeling van de moeder dit toe laat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
- verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
voor de duur van een jaar, tot uiterlijk 27 maart 2024;
- verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen:
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
in een (netwerk)pleeggezin,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
in een accommodatie jeugdhulpaanbieder (gezinshuis),
voor de duur van 10 weken, tot uiterlijk 30 mei 2023;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- houdt de beslissing op het meer verzochte aan tot de terechtzitting van
25 mei 2023om
10:30 uurin het gerechtsgebouw in Alkmaar op de Kruseman van Eltenweg 2, tegen welke zitting de GI en de moeder dienen te worden opgeroepen;
- draagt de GI op om de kinderrechter
uiterlijk één week voor de zittingte informeren over de stand van zaken en aan te geven of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023 door mr. G. Drenth, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Jense, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 30 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.