ECLI:NL:RBNHO:2023:3300

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
C/15/336183 / JU RK 23-152
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om ondertoezichtstelling van minderjarige na beoordeling van communicatieproblemen tussen ouders

Op 9 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om een ondertoezichtstelling voor de minderjarige, geboren op [geboortedatum], die bij zijn moeder woont. De kinderrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat een ondertoezichtstelling de bestaande communicatieproblemen tussen de ouders niet zou verhelpen en er reeds te veel hulpverlening was ingezet zonder verbetering. De ouders zijn al jarenlang in conflict over de opvoeding van hun kind, wat leidt tot een belastende situatie voor de minderjarige. De kinderrechter concludeert dat de minderjarige, ondanks de problemen tussen de ouders, momenteel de nodige hulp ontvangt en dat een ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is. De kinderrechter adviseert de ouders om de klachtenprocedure van de vader af te wachten en een herstelgesprek te organiseren om het vertrouwen te herstellen. De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders in het belang van de minderjarige. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/336183 / JU RK 23-152
Datum uitspraak: 9 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

locatie Haarlem, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ),
advocaat: mr. J.G. Burgers, kantoorhoudende te Alkmaar,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. B. Stelling, kantoorhoudende te Almere,

WERKORGANISATIE [werkorganisatie] ,

hierna te noemen: [werkorganisatie] ,
gevestigd te [plaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 19 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 27 januari 2023;
- het verweerschrift van de advocaat van de vader van 1 maart 2023;
- het e-mailbericht met bijlage van de advocaat van de moeder van 2 maart 2023;
- de brief met producties van de advocaat van de moeder van 3 maart 2023;
- de ter zitting overgelegde pleitaantekeningen van de advocaat van de moeder.
Op 9 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- namens de Raad, [vertegenwoordiger van de raad] ;
- namens [werkorganisatie] , [vertegenwoordiger werkorganisatie] en [vertegenwoordiger werkorganisatie] .
De gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers (hierna: de GI) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
[de minderjarige] is voorafgaand aan de zitting afzonderlijk door de kinderrechter gehoord.

De feiten

De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
[de minderjarige] woont bij zijn moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de kinderrechter verzocht te oordelen of een ondertoezichtstelling voor [de minderjarige] moet volgen op basis van artikel 1:255 lid 3 BW. De Raad heeft dit verzoek als volgt onderbouwd.
De Raad heeft na onderzoek besloten dat er geen ondertoezichtstelling voor [de minderjarige] nodig is en heeft [werkorganisatie] hiervan in kennis gesteld op 13 december 2022. [werkorganisatie] heeft op 17 januari 2023 te kennen gegeven het niet eens te zijn met dit besluit van de Raad en heeft daarbij verzocht het oordeel van de kinderrechter te vragen.
Er is geen ondertoezichtstelling nodig, omdat [de minderjarige] nu wordt gezien bij Praktijk [Praktijk] . Hier kan [de minderjarige] hulp krijgen voor zijn sombere gedachtes en dwanghandelingen en ook zijn verhaal kwijt over bijvoorbeeld de strijd tussen zijn ouders. De Raad maakt zich wel zorgen dat [de minderjarige] mogelijk klem zit tussen zijn ouders: hun visies staan veelal haaks op elkaar. Daarnaast gaat het goed met hem op school, haalt hij goede beoordelingen en heeft hij veel vrienden. Ook de omgang met zijn vader loopt goed, [de minderjarige] gaat hier trouw naartoe. De ouders hebben overeenstemming bereikt over de in te zetten hulpverlening. Zij blijven echter hun verschillen houden en dienen [de minderjarige] hier niet in te betrekken. De Raad ziet niet in hoe een ondertoezichtstelling ervoor zou zorgen dat de vader opeens wel zou meewerken aan ouderbegeleiding. [de minderjarige] kan al goed aangeven wat hij wil en gezien zijn leeftijd zullen er niet veel beslissingen meer zijn waar ouders samen met hem uit moeten komen.

Het standpunt van de belanghebbenden

Namens de moeder is bepleit dat de moeder niet weet wat in dit kader het beste zou zijn voor [de minderjarige] . Enerzijds verwacht de moeder van een ondertoezichtstelling dat de GI de communicatie tussen de ouders kan stroomlijnen en bij problemen over essentiële beslissingen knopen kan doorhakken. De moeder hoopt dat [de minderjarige] hierdoor minder klem zal komen te zitten tussen zijn ouders. Zij heeft de indruk dat [de minderjarige] met zijn opstelling vooral wil voorkomen dat gebeurt wat de vader absoluut niet wil, namelijk een ondertoezichtstelling. Hij lijkt zijn situatie tegenover de Raad mooier voor te doen dan die is: bij de moeder laat [de minderjarige] een heel ander beeld zien. In de situatie die de Raad voorstelt, is er alleen begeleiding voor [de minderjarige] voor zolang dat duurt, maar wordt er niets gedaan aan de communicatie tussen de ouders. De moeder geeft aan dat de ouders al 13 jaar lang in een patroon zitten waarbij de communicatie niet lukt en zij meerdere communicatiestijlen tevergeefs heeft geprobeerd. [werkorganisatie] kan in het vrijwillig kader geen kant op, nu de vader heeft aangegeven geen vertrouwen meer te hebben in deze organisatie. Anderzijds wil de moeder voorkomen dat er nog meer druk op [de minderjarige] komt te liggen en lijkt het haar geen goed idee dat hij met een nieuwe hulpverlener gesprekken moet voeren. Zij merkt dat zijn weerstand tegen hulpverlening groeit. Voor hem zou de moeder het willen laten bij de hulp die hij bij [Praktijk] krijgt aangeboden.
Namens de vader is bepleit tot afwijzing van het verzoek. De vader vindt het merkwaardig dat de persoon tegen wie hij een klacht heeft ingediend vervolgens voor deze ongebruikelijke rechtsingang kiest. Daar komt bij dat [werkorganisatie] slechts heeft aangenomen dat de vader niet meer met hen wilde samenwerken. Dit is echter nooit aan de vader gevraagd. Er heeft een uitvoerig raadsonderzoek plaatsgevonden waaruit is gebleken dat een ondertoezichtstelling nu niet aan de orde is, maar [werkorganisatie] heeft zich daarbij niet kunnen neerleggen. Er is al op verschillende manieren geprobeerd om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, maar de verschillende visies van de ouders zullen blijvend zijn. Er moet daarom worden gekeken naar een vorm van ouderschap waarin partijen
agree to disagree. De vader meent dat dit de laatste tijd goed gaat. Een ondertoezichtstelling zal dan ook geen verandering brengen, juist omdat er al verschillende vormen van hulpverlening zijn ingezet. Het gaat goed met [de minderjarige] sinds hij op de middelbare school zit en gesprekken heeft bij [Praktijk] . Zolang de ouders deze hulpverlening of aanvullende hulp die geadviseerd wordt door [Praktijk] accepteren, is er geen grond voor een ondertoezichtstelling. Mocht dit in de toekomst anders zijn, dan heeft [Praktijk] een signalerende functie en zullen zij direct de Raad inlichten. Bovendien zal een ondertoezichtstelling mogelijk alleen maar belastend voor [de minderjarige] werken, terwijl hij juist ontlast moet worden.
[werkorganisatie] heeft aangegeven dat het de afgelopen vijf jaar niet is gelukt om de zorgen weg te nemen of te verminderen. [werkorganisatie] loopt vast in het vrijwillig kader, ondanks het opschalen naar de intensieve casusregie. Het lukt de ouders niet om hun ouderschap gezamenlijk uit te voeren en [de minderjarige] lijdt daaronder. Zo heeft het maar liefst drie maanden geduurd voordat [de minderjarige] een psycholoog kreeg terwijl hij had aangegeven het leven niet meer te zien zitten. Er zullen momenten blijven komen waarop de ouders beslissingen over [de minderjarige] moeten nemen, zoals bijvoorbeeld laatst weer over vaccinaties. [werkorganisatie] kan geen besluit nemen als er een vervolgbeschikking moet worden afgegeven als daaraan geen medewerking wordt verleend. [werkorganisatie] dient daarvoor namelijk onderzoek te doen. Verder zijn alle hulpverleningstrajecten tot dusver voortijdig afgebroken. De rol van [werkorganisatie] valt of staat met de toestemming van beide ouders.

De mening van [de minderjarige]

hoopt dat er geen ondertoezichtstelling komt. Het gaat namelijk goed met hem sinds hij op de middelbare school zit. Wel vindt [de minderjarige] het fijn om elke week te praten bij Praktijk [Praktijk] , hoewel hij eerst dacht dat het hem niet zo zou helpen. Natuurlijk heeft hij last van de verschillen tussen zijn ouders, maar er hoeven nu toch geen grote beslissingen meer over hem te worden genomen. Mocht dat wel zo zijn, dan komt [de minderjarige] daar wel uit samen met zijn ouders.

De beoordeling

Artikel 1:255 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat indien de Raad niet tot indiening van een verzoek tot ondertoezichtstelling overgaat nadat hij een verzoek tot onderzoek heeft ontvangen, de Raad dit schriftelijk meedeelt aan het college van burgemeester en wethouders dat het verzoek heeft gedaan. De burgemeester kan na ontvangst van die mededeling de Raad verzoeken het oordeel van de kinderrechter te vragen of het noodzakelijk is de minderjarige onder toezicht te stellen van een gecertificeerde instelling. De Raad die van de burgemeester een zodanig verzoek ontvangt, vraagt binnen twee weken na de dagtekening van dat verzoek het oordeel van de kinderrechter of een ondertoezichtstelling van de minderjarige moet volgen. In dat geval kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling ambtshalve uitspreken.
De kinderrechter stelt vast dat de Raad ontvankelijk is in haar verzoek, nu dit verzoek tijdig is ingediend.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de ouders al jarenlang tegen hun onderlinge verschillen aanlopen, wat hun communicatie over [de minderjarige] bemoeilijkt. [de minderjarige] is degene die hierdoor de meeste klappen opvangt. [werkorganisatie] heeft aangegeven dat het de afgelopen vijf jaar niet is gelukt om de zorgen over [de minderjarige] weg te nemen of te verminderen. De kinderrechter constateert dat het de huidige medewerkers van de intensieve casusregie op dit moment niet meer lukt om samen te werken met de vader. Er is inmiddels een klachtenprocedure aanhangig gemaakt door de vader.
De kinderrechter stelt vast dat een ondertoezichtstelling de verschillen tussen deze ouders niet wegneemt en verbetering van de communicatie niet makkelijk zal bewerkstelligen. Daarvoor is reeds te veel hulpverlening ingezet en te veel tijd verstreken. Bovendien is het de ouders uiteindelijk wel gelukt om bijvoorbeeld een psycholoog voor [de minderjarige] te regelen. Ook zonder ondertoezichtstelling beschikt [de minderjarige] over de hulp die hij nodig heeft.
De kinderrechter wil [werkorganisatie] en de vader daarom meegeven om de klachtenprocedure af te wachten en daarna een herstelgesprek te laten plaatsvinden om het geschonden vertrouwen aan beide kanten (enigszins) te kunnen herstellen, al dan niet met behulp van een mediator. Op die manier is de weg weer vrij voor het vrijwillige kader indien nodig. De kinderrechter wil de ouders meegeven om vooral bij zichzelf na te gaan op welke manier zij met [de minderjarige] kunnen meebewegen, in het belang van hun zoon. Het zal hem namelijk enorm helpen als zijn ouders makkelijker kunnen overleggen.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek dan ook afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C. Sinnige, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 17 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.