Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
Verdere beoordeling
Hierbij dienen alle betrokken belangen te worden afgewogen, waarbij als uitgangspunt geldt dat zowel de minderjarigen als de man er aanspraak op hebben dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking.
Ter zitting heeft de moeder verteld dat zij, samen met een vriendin, als vluchteling vanuit Guinee naar Nederland is gekomen. Tijdens die reis zijn ze, zonder geld, gestrand in Spanje, ontmoetten daar de man en heeft de vriendin hem geld te leen gevraagd om de reis te kunnen vervolgen. De man wilde wel helpen, maar in ruil voor seksuele handelingen. De vriendin heeft de moeder toen overgehaald met hem te vrijen, zodat ze verder konden.
In Nederland bleek de moeder zwanger en is zij bevallen van [de minderjarige 1] .
Vervolgens heeft zij de man weer gezien op het station in Groningen. Zij heeft echter nooit geweten dat dit dezelfde man was die in Spanje misbruik van haar had gemaakt. Pas tijdens het gesprek met de bijzondere curator werd haar dit duidelijk. De man heeft haar niet verteld dat zij elkaar eerder in Spanje hadden gezien. Hij heeft zichzelf met een andere naam voorgesteld ( [verzonnen naam] ), haar voorgehouden dat hij uit Liberia kwam en opgegroeid is
in Nederland, en zijn hulp aangeboden. Ze hebben een paar keer telefonisch contact gehad.
De moeder verbleef toentertijd in een AZC, waar het overvol en onrustig was en zij een nieuwe, vervelende kamergenote kreeg. In een telefoongesprek bood de man haar (de moeder) aan bij hem te komen logeren om wat rust te hebben. Bij hem kreeg zij wel een eigen kamer, maar ze lag daar nog maar kort te slapen toen de man binnenkwam en aandrong op seksueel contact. Dat heeft zij geweigerd. Toen de man bleef aandringen, heeft het later toch plaatsgevonden. Nadien bleek zij zwanger van [de minderjarige 2] .
De man gaf aan dat hij de moeder zou steunen, maar heeft dat niet gedaan. Wel heeft hij gedreigd de minderjarigen van haar af te pakken. Hoewel erkenning slechts familierechtelijke betrekkingen tot stand brengt, zal de moeder altijd in angst blijven leven dat de man op enig moment de kinderen van haar afneemt. Dat maakt dat zij geen ongestoorde verhouding met haar dochters kan hebben en altijd achterom zal blijven kijken. De moeder vindt daarom dat het verzoek moet worden afgewezen.
Als de minderjarigen in de toekomst vragen hebben over hun vader, zal zij hen over hem vertellen. En overigens hebben de kinderen na hun 18e recht op de stukken van deze procedure, waaronder die van Verilabs.
Hij heeft er geen vertrouwen in dat de moeder hen dat zal vertellen.
De man licht toe dat hij in Spanje wel seksueel contact heeft gehad met de moeder, maar dat daarbij geen sprake was van dwang. In Nederland kwam hij haar bij toeval weer tegen op het treinstation in Groningen. Hij herkende de moeder direct, maar zij heeft hem toen niet herkend. Het klopt dat hij zich met een andere naam heeft voorgesteld en hij heeft haar verteld dat hij in Nederland was geboren en opgegroeid. Dat deed hij om haar te misleiden en voor zich te winnen. Hij wilde haar graag helpen en ze spraken soms met elkaar af.
Toen de moeder een keer bij hem bleef logeren, hebben ze weer gevreeën. In eerste instantie weigerde zij dat, maar toen hij ’s nachts weer terugkwam, stemde ze toch toe.
Nadien hebben ze ruzie gekregen, omdat de moeder vermoedde dat hij met een andere vrouw was. Hij heeft nooit aangegeven dat hij de minderjarigen van de moeder wil afpakken.
De man zou graag terugkeren naar Ivoorkust, omdat hij in Nederland niets heeft. Maar het is nog niet duidelijk of en zo ja, wanneer hij daadwerkelijk uit Nederland zal vertrekken.
om de man vervangende toestemming tot erkenning te geven.
bij een ongestoorde verhouding met de minderjarigen schaadt.
De moeder heeft gesteld dat zij zich door de man gebruikt en misbruikt voelt. Aan dit gevoel kan niet zonder meer voorbij gegaan worden. Gelet op de verklaringen van partijen over het verloop van hun ontmoetingen, kan minst genomen worden gezegd dat de man in Spanje gebruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van twee jonge vrouwen op de vlucht.
En hoewel de man inderdaad - zoals hij ter zitting heeft gezegd - geen verkrachter is, is hij in Nederland voorbij gegaan aan het “Nee” van de moeder en heeft daarmee haar zelfbeschik-kingsrecht geschonden.
op seksueel contact). Desgevraagd heeft de man daarover gezegd dat het ongelukjes waren, dat hij niet dacht dat de moeder zó snel zwanger zou raken en dat dat ook niet zijn bedoeling was.
Mede omdat de moeder tijdens de zitting emotioneel was wanneer ze vragen beantwoordde over de gang van zaken tussen partijen, bestaat de indruk dat zij beide keren niet geheel uit vrije wil seksueel contact heeft gehad met de man. Aannemelijk is dat de angst die de man bij de moeder heeft veroorzaakt, door haar in haar beleving te misbruiken toen zij zich beide keren in een hulpeloze, kwetsbare positie bevond, doorwerkt in haar verhouding met de minderjarigen.
In dit verband is van belang, dat de man de moeder in Nederland heeft voorgelogen over zijn naam en voorgeschiedenis, met de bedoeling haar voor zich te winnen.
De man heeft aangegeven dat hij het belangrijk vindt de minderjarigen te erkennen, zodat ze weten dat hij hun biologische vader is. Door het verrichte DNA-onderzoek is hier nu duidelijkheid over en de moeder heeft, zowel in het verweerschrift als ter zitting, toegezegd
de minderjarigen (als die daaraan toe zijn) over hem te zullen vertellen. De rechtbank heeft geen reden aan deze toezegging te twijfelen.
Gelet op het voorgaande zal het primaire verzoek van de man worden afgewezen.
De vader kan het verzoek tot vaststelling vaderschap niet doen. (…) De vader dient bewust het verzoek vaststelling vaderschap in in plaats van een verzoek tot vervangende toestemming voor de erkenning (…). De reden hiervan is dat hij op dit moment geen geldige verblijfsvergunning heeft dit betekent dat hij niet is ingeschreven bij de gemeente en daarom de gemeente bij de erkenning de gegevens niet kan invoeren en waarschijnlijk zal weigeren de erkenning in te schrijven.Art.1:207, eerste lid, BW bepaalt dat door de rechtbank het ouderschap van een persoon kan
worden vastgesteld op verzoek van a) de moeder, b) het kind.
De moeder heeft een dergelijk verzoek niet gedaan en de man stelt met juistheid dat hij het niet kan doen. De bijzondere curator heeft het verzoek voorwaardelijk gedaan.
Duidelijk is geworden dat de moeder een relatie noch contact wil met de man, gelet op het verleden van partijen. Zij heeft de angst uitgesproken dat de man, via de kinderen, invloed kan uitoefen op haar leven en vermoedt dat hij middels dit verzoek probeert zijn verblijfs-status in dit land te verbeteren.
Deze angst lijkt niet denkbeeldig: de man vraagt een omgangsregeling waarbij hij iedere week twee dagen verblijft in het huis van de vrouw en is ook ter zitting onduidelijk of hij, terwijl hij in 2009 in Nederland kwam en geen verblijfstitel kreeg, ooit naar zijn geboorteland zal terugkeren.
Gelet op deze omstandigheden wordt toewijzing van dit verzoek niet in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] geacht. Dit betekent dat de man in zijn subsidiaire verzoek niet-ontvankelijk zal worden verklaard en dat het verzoek van de bijzondere curator wordt afgewezen.
of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt het recht op omgang.
Aan de bijzondere curator heeft de man verteld dat hij de minderjarigen ongeveer 7 of 8 keer heeft gezien. Dat lijkt het maximale aantal te zijn geweest. De raadsvrouw van de man heeft opgemerkt dat de ontmoetingen wel moeten zijn afgesproken, omdat partijen in verschillende steden wonen, maar de rechtbank heeft op basis van de manier waarop erover gesproken werd, de indruk gekregen dat het eerder ontmoetingen tussen partijen betrof, waar de minderjarigen dan bij aanwezig waren. Zo is gesteld noch gebleken dat daarbij sprake was van enige verzorging van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] door de man, of van een aanbod daartoe.
Van overige omstandigheden waaruit een nauwe persoonlijke betrekking kan worden afgeleid, is evenmin gebleken (waarbij te denken valt aan het verschaffen van luiers, kleding, etc., of het voorlezen van een boekje), terwijl het woord ‘kinderbijdrage’ niet is gevallen.
De man zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit verzoek.
Voor de betaling van voormeld bedrag van € 480 zal door de financiële dienst (LDCR) een factuur met betaalinstructies worden toegezonden.
worden de werkzaamheden van de bijzondere curator als beëindigd beschouwd.