ECLI:NL:RBNHO:2023:3280

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
C/15/337085 / JU RK 23-288
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige na spoedmaatregel

Op 9 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak werd behandeld in het kader van een voorlopige ondertoezichtstelling, die eerder was verleend op 24 februari 2023. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een netwerkgezin voor de duur van drie maanden. De kinderrechter constateerde dat de ouders van [de minderjarige] de Oekraïense nationaliteit hebben, wat een internationaal karakter aan de zaak verleent. Hierdoor was het noodzakelijk om te beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht had en welk recht van toepassing was.

Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de ouders niet verschenen, maar zijn de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) wel gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] in een netwerkgezin verblijft en dat er zorgen zijn over haar veiligheid, vooral gezien het gedrag van de moeder en de grootmoeder. De kinderrechter heeft de noodzaak van de machtiging tot uithuisplaatsing onderstreept, gezien de onvoorspelbaarheid en de risico's die [de minderjarige] loopt. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen tot 24 mei 2023, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat [de minderjarige] op een veilige plek kan blijven totdat er duidelijkheid is over haar toekomst. De Raad zal de komende periode onderzoeken wat er nodig is om [de minderjarige] veilig te laten opgroeien. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023, en schriftelijk vastgesteld op 17 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/337085 / JU RK 23-288
Datum uitspraak: 9 maart 2023
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

locatie Haarlem, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
ingeschreven te [plaats] ,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,

de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,

hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Alkmaar.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 24 februari 2023, ingekomen bij de griffie van deze rechtbank op 27 februari 2023;
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 27 februari 2023;
- het rapport van de Raad van 6 maart 2023.
Op 9 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- namens de Raad, [vertegenwoordiger van de raad] ;
- namens de GI, [vertegenwoordiger van de GI] ;
- als informanten, de pleegouders;
- [de minderjarige] .
[de minderjarige] is voorafgaand aan de zitting afzonderlijk door de kinderrechter gehoord en is daarbij bijgestaan door een Oekraïense tolk.
De ouders zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
[vertegenwoordiger van de GI] is ter zitting gehoord via een tweezijdige geluidsverbinding.
[de minderjarige] is ook ter zitting bijgestaan door een Oekraïense tolk.

De feiten

[de minderjarige] verblijft in een netwerkgezin.
Bij de hiervoor genoemde beschikking is [de minderjarige] met ingang van 24 februari 2023 voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden. Ook is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een netwerkgezin verleend met ingang van diezelfde datum voor de duur van vier weken en is de beslissing voor het overige aangehouden teneinde de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord.

Het verzoek

De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van drie maanden. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een netwerkgezin voor de duur van drie maanden. Gelet op voornoemde beschikking dient de kinderrechter nog slechts te beslissen op het resterende gedeelte van het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] .
De Raad heeft het verzoek als volgt onderbouwd. Ondanks dat duidelijk met de moeder is besproken dat [de minderjarige] uit huis is geplaatst en zij niet zonder toestemming mag worden opgehaald, is dit wel geprobeerd door de grootmoeder mz. De grootmoeder mz heeft hierbij fysieke agressie gebruikt. Hierdoor is [de minderjarige] in korte tijd wederom verhuisd en kan zij niet op de plek verblijven waar zij zich fijn voelt en het liefste wil zijn. [de minderjarige] wil graag terug naar mevrouw [mevrouw] , maar dat kan alleen als haar veiligheid daar gewaarborgd kan worden. Dat is op dit moment niet mogelijk, omdat dat adres bekend is bij de moeder en de grootmoeder mz. De Raad acht het risico dat een familielid [de minderjarige] zal proberen op te halen nog steeds aanwezig. [de minderjarige] ervaart veel onvoorspelbaarheid, mede door het gedrag van de moeder. De moeder is ambivalent over welke rol zij wil hebben in het leven van haar dochter. Daarnaast lukt het niet om afspraken met de moeder te maken, omdat zij onbetrouwbare uitspraken doet.
Om rust, stabiliteit en voorspelbaarheid voor [de minderjarige] te creëren, is het van belang dat zij op haar huidige plek blijft totdat er duidelijkheid is over een passende vervolgplek. Door op een vaste en veilige plek te verblijven, kan [de minderjarige] weer toekomen aan onderwijs, vrijetijdsbesteding en het opbouwen van een vriendenkring. Daarnaast is het belangrijk dat [de minderjarige] kan toekomen aan het verwerken van alles wat zij heeft meegemaakt. De Raad zal de komende periode onderzoeken wat er moet gebeuren om [de minderjarige] veilig te kunnen laten opgroeien.

Het standpunt van de belanghebbenden

De GI heeft aangegeven achter het verzoek van de Raad te staan. De gezinsmanager zal ervoor zorgen dat [de minderjarige] een psycholoog krijgt.

De beoordeling

Rechtsmacht
De kinderrechter constateert dat [de minderjarige] en de moeder de Oekraïense nationaliteit hebben. Dit brengt mee dat deze zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de kinderrechter dient te beoordelen of haar in deze zaak rechtsmacht toekomt. Indien dit het geval is, dient de kinderrechter het toepasselijke recht te bepalen.
Toepasselijk recht gezagsverhouding
Alvorens te kunnen beslissen welke ouder(s) belanghebbende(n) zijn in deze procedure, dient de kinderrechter vast te stellen welke gezagsverhouding geldt.
Met ingang van 1 mei 2011 is voor Nederland het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (hierna: HKV96) in werking getreden. Tot die datum werd de gezagsverhouding bepaald door het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 (hierna: HKV61). Dat betekent dat voor het bepalen van de van rechtswege tot stand gekomen gezagsverhouding van de ouders met betrekking tot [de minderjarige] dient te worden gekeken naar het HKV61 gelet op de geboortedatum van [de minderjarige] .
Op grond van artikel 3 van het HKV61 wordt een gezagsverhouding die van rechtswege voortvloeit uit de interne wet van de Staat waarvan de minderjarige onderdaan is, in alle verdragsstaten erkend. Dat betekent dat op de gezagsverhouding ten aanzien van [de minderjarige] Oekraïens recht van toepassing is. Op grond van artikel 30 lid 3 van de Uitvoeringswet Internationale Kinderbescherming laat de inwerkingtreding van het HKV96 ouderlijke verantwoordelijkheid die voordien van rechtswege aan een persoon is toegekomen onverlet.
Op basis van het voorgaande stelt de kinderrechter vast dat volgens Oekraïens recht de ouders met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] zijn belast.
Toepasselijk recht (voorlopige) ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing
Ingevolge artikel 7 lid 1 van de verordening Brussel II-ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu de minderjarige op dit moment haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond van artikel 17 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op het verzoek worden toegepast.
Het verzoek van de Raad
In hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, heeft de kinderrechter geen aanleiding gevonden om het in voormelde beschikking van 27 februari 2023 geformuleerde oordeel te wijzigen. Die beschikking dient derhalve te worden gehandhaafd.
De kinderrechter heeft op de zitting gemerkt hoe moeilijk [de minderjarige] het heeft door alles wat zij de afgelopen maanden heeft meegemaakt. Zo is zij recentelijk overgeplaatst naar een ander netwerkgezin, omdat haar veiligheid bij mevrouw [mevrouw] in het geding kwam. De grootmoeder mz heeft daar namelijk geprobeerd om [de minderjarige] op te halen en heeft daarbij fysiek geweld gebruikt. Gelukkig was [de minderjarige] op dat moment niet thuis. Verder heeft [de minderjarige] op dit moment geen contact met haar moeder: [de minderjarige] geeft duidelijk aan dat zij absoluut niet wil terugkeren naar haar moeder of grootouders. De moeder heeft tijdens het raadsonderzoek verschillende signalen afgegeven: op het ene moment wilde zij [de minderjarige] meenemen naar Slovenië of Slowakije, het andere moment wilde zij haar handen volledig van haar dochter aftrekken, en het volgende moment wilde de moeder in Nederland blijven omdat zij haar dochter niet wilde achterlaten. Dit alles leidt ertoe dat [de minderjarige] wordt geconfronteerd met een hoop onzekerheden. De kinderrechter vindt het daarom belangrijk dat de Raad de komende periode zal onderzoeken wat nodig is om [de minderjarige] veilig te kunnen laten opgroeien. Tot die tijd acht de kinderrechter het noodzakelijk dat de plaatsing van [de minderjarige] in een netwerkgezin gewaarborgd is door middel van een machtiging uithuisplaatsing. De kinderrechter zal het resterende verzoek van de Raad dan ook toewijzen, zoals hierna is bepaald.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]in een netwerkgezin tot 24 mei 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C. Sinnige, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 17 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.