Op 9 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak werd behandeld in het kader van een voorlopige ondertoezichtstelling, die eerder was verleend op 24 februari 2023. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een netwerkgezin voor de duur van drie maanden. De kinderrechter constateerde dat de ouders van [de minderjarige] de Oekraïense nationaliteit hebben, wat een internationaal karakter aan de zaak verleent. Hierdoor was het noodzakelijk om te beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht had en welk recht van toepassing was.
Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de ouders niet verschenen, maar zijn de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) wel gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] in een netwerkgezin verblijft en dat er zorgen zijn over haar veiligheid, vooral gezien het gedrag van de moeder en de grootmoeder. De kinderrechter heeft de noodzaak van de machtiging tot uithuisplaatsing onderstreept, gezien de onvoorspelbaarheid en de risico's die [de minderjarige] loopt. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen tot 24 mei 2023, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.
De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat [de minderjarige] op een veilige plek kan blijven totdat er duidelijkheid is over haar toekomst. De Raad zal de komende periode onderzoeken wat er nodig is om [de minderjarige] veilig te laten opgroeien. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023, en schriftelijk vastgesteld op 17 maart 2023.