ECLI:NL:RBNHO:2023:3276

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
C/15/335288 / JU RK 22-1976
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling tussen vader en kinderen na jaren van geen omgang

Op 21 februari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de zorgregeling tussen een vader en zijn kinderen. De gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) had verzocht om de zorgregeling te laten vervallen, omdat er al meerdere jaren geen omgang meer plaatsvond tussen de vader en de kinderen. De vader had herhaaldelijk aangegeven geen contact meer te willen met zijn kinderen, wat leidde tot de conclusie dat de bestaande zorgregeling niet meer passend was. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het in het belang van de kinderen is om duidelijkheid te scheppen over de rol van hun vader in hun leven en dat het voor hen beter is om het gemis van hun vader te verwerken zonder de voortdurende teleurstelling van een niet-functionerende omgangsregeling. De kinderrechter heeft de zorgregeling tussen de vader en de kinderen dan ook gewijzigd, waardoor deze komt te vervallen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de mogelijkheid voor de kinderen om in de toekomst contact op te nemen met hun vader blijft openstaan. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is mondeling gegeven in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/335288 / JU RK 22-1976
Datum uitspraak: 21 februari 2023
beschikking wijzigen zorgregeling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
hierna mede te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 28 december 2022, ingekomen bij de griffie op 29 december 2022.
1.2.
Op 21 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de moeder;
- de vader;
- namens de GI, [vertegenwoordiger van de GI] .
1.3.
De kinderrechter heeft na sluiting van de zitting direct mondeling uitspraak gedaan.
1.4.
De zaak is behandeld onder gelijktijdige behandeling van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling, geregistreerd onder zaaknummer C/15/335287 / JU RK 22-1975.

2.De feiten

2.1.De ouders hebben het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 9 maart 2016 is bepaald dat het ouderschapsplan – zoals opgesteld door de ouders – deel uitmaakt van de beschikking. In dit ouderschapsplan is een zorgregeling met de vader opgenomen, die inhoudt dat de vader de kinderen in afwachting van zijn persoonlijkheidsonderzoek in het bijzijn van de moeder twee keer per twee weken ziet. De ouders zijn overeengekomen dat zodra de uitslag van het onderzoek bekend is, zij voornemens zijn om de omgang uit te breiden.
2.4.
De rechtbank heeft bij beschikking van 20 maart 2019 bovenstaande zorgregeling gewijzigd en de volgende zorgregeling vastgesteld:
De kinderen verblijven bij de vader:
  • eenmaal in de twee weken een weekend, waarbij het ene weekend (te beginnen het weekend van zaterdag 9 maart 2019) van zaterdagochtend 9:00 uur tot zondag 18:30/19:00 uur zal zijn en de vader de kinderen zal ophalen en terugbrengen, en het andere weekend van vrijdagmiddag 17:00 uur tot zondag 18:30/19:00 uur zal zijn en de moeder de kinderen op vrijdag zal brengen en de vader de kinderen op zondag terugbrengt;
  • in de zomervakantie twee weken aaneengesloten, welke twee weken binnen de in dat jaar geldende bouwvak dienen te vallen, waarbij de vader in de even jaren de eerste keuze heeft ten aanzien van de aan te wijzen weken en de moeder in de oneven jaren en welke keuze de ouders uiterlijk voor 1 januari van het jaar waarin de zomervakantie valt dienen mee te delen aan de andere ouder;
  • in de herfstvakantie in de oneven jaren;
  • in de kerstvakantie een week, voorafgegaan en gevolgd door het verblijf van de
kinderen gedurende een halve week bij de moeder, zodat de kinderen op de verjaardag van de vader aanwezig zijn:
  • tijdens Oud en Nieuw in de even jaren;
  • in de voorjaarsvakantie in de even jaren en bij een tweewekelijkse voorjaarsvakantie de eerste helft in de oneven jaren;
  • in de meivakantie in de oneven jaren en als die vakantie uit twee weken bestaat, gedurende de eerste helft in de oneven jaren;
  • op Goede Vrijdag en Hemelvaart en tijdens Pasen in de oneven jaren;
  • tijdens Pinksteren in de even jaren;
  • op de verjaardag van de vader en opa en oma vaderszijde en op Vaderdag op de dag zelf en tijdens de opvolgende nacht;
  • op Koningsdag in onderling overleg te bepalen.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van 5 maart 2021 zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling daarna is verlengd en nu nog voortduurt tot 5 maart 2023.

3.Het verzoek van de GI

3.1.
De GI verzoekt de door de kinderrechter op 20 maart 2019 vastgestelde zorgregeling te wijzigen, in die zin dat de zorgregeling tussen de vader en de kinderen komt te vervallen.
3.2.
De GI heeft dit verzoek als volgt onderbouwd.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben al een aantal jaren geen omgang met de vader. De GI heeft mogelijkheden gecreëerd voor de vader om toe te werken naar contactherstel met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . De vader heeft de beslissing genomen om geen contact met de kinderen te hebben. Het lukt de vader niet om omgang te hebben met zijn kinderen, mede uit zelfbescherming, bescherming van zijn huidige gezin en om financiële redenen. [de minderjarige 1] geeft aan geen behoefte te hebben aan contact met zijn vader. [de minderjarige 2] lijkt hier soms nog wel voor open te staan.
De GI acht het van belang dat de zorgregeling komt te vervallen nu de vader heeft laten blijken dat het hem niet lukt om zich te houden aan de omgangsafspraken en te voorzien in de behoefte van de kinderen aan contact met hun vader. Er zijn vooralsnog ook geen aanwijzingen dat de ouders in de nabije toekomst weer op ouderniveau met elkaar kunnen overleggen over de kinderen. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ervaren nu duidelijkheid over de (afwezige) rol van hun vader in hun leven. Het is voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] belangrijk dat zij rust ervaren en het missen van hun vader gaan verwerken. Voor de moeder en de kinderen is het van belang dat de vader geen aanspraak kan maken op de huidige omgangsregeling als hij daartoe de wens zou voelen.
De GI heeft ter zitting aangevuld dat met de vader meerdere gesprekken zijn gevoerd over de omgang en de vader duidelijk is in zijn besluit om geen omgang meer te hebben met de kinderen. Het verzoek is mede gedaan om conflicten over de omgang te vermijden. Ook is het niet goed voor de kinderen dat over omgang gesproken blijft worden als deze niet gaat plaatsvinden. Dat zorgt voor onrust en mogelijke teleurstelling. De GI is ervan overtuigd dat er geen stabiele omgang zal ontstaan. Daarom is het van belang dat er duidelijkheid komt en niet teruggegrepen kan worden op een bestaande regeling die niet meer passend is. De GI benadrukt dat als de kinderen in de toekomst contact willen hebben met de vader hen dat zonder regeling helemaal vrijstaat.

4.Het standpunt van de ouders

4.1.
De moeder geeft aan het zeer spijtig te vinden dat de vader geen omgang meer wil met de kinderen. Voor [de minderjarige 1] is het goed zo, maar [de minderjarige 2] mist zijn vader.. De moeder hoopt dat er in de toekomst wel een bepaalde vorm van contact zal komen tussen [de minderjarige 2] en de vader. Als de kinderen in de toekomst contact met hun vader willen opnemen, zal de moeder dit zonder meer stimuleren.
4.2.
De vader kan zich vinden in het verzoek van de GI. De vader geeft aan standvastig te zijn in zijn besluit om geen omgang te hebben met de kinderen. Hij heeft daar goed over nagedacht. De vader heeft de kinderen in de afgelopen vier jaren slechts drie keer gezien. De vader wil geen omgang meer omdat dit te veel strijd oplevert tussen hem en de moeder. Deze strijd heeft te maken met de omgangsafspraken en hun verschillende opvoedstijlen. De vader vindt de strijd die ontstaat niet in het belang van de kinderen. De vader vindt het belangrijk dat er rust en duidelijkheid komt voor de kinderen. De vader geeft aan dat het een zeer moeilijk besluit is geweest en dat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] in de toekomst altijd contact met hem mogen opnemen en bij hem langs mogen komen.

5.De beoordeling van de kinderrechter

5.1.
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW), kan de kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling onder meer een verdeling van zorg- en opvoedingstaken vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. De kinderrechter kan op grond van het tweede lid van artikel 1:265g BW de hiervoor genoemde beslissing wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat al meerdere jaren geen omgang plaatsvindt tussen de vader en [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] . De bestaande zorgregeling is zodoende niet meer passend bij de huidige situatie. Voor kinderen is het van belang contact te hebben met hun beide ouders en zowel een moeder- als vaderfiguur in hun leven te hebben. Het is echter gebleken dat de vader om zijn redenen bewust heeft besloten geen omgang met de kinderen te hebben. Over dit besluit heeft de vader lang nagedacht en meerdere malen gesproken met de GI. De vader is standvastig gebleken in zijn besluit.
Het is onder deze omstandigheden niet in het belang van de kinderen dat eventuele omgang met de vader een actueel onderwerp blijft in hun leven. Hierdoor kunnen de kinderen teleurgesteld blijven worden in de hoop op omgang met de vader. Het is belangrijk dat de kinderen duidelijkheid krijgen over de rol van hun vader in hun leven en dat zij het gemis van de vader kunnen gaan verwerken. Daarom acht de kinderrechter het in het belang van de kinderen noodzakelijk om de regeling van zorg- en opvoedtaken in die zin te wijzigen dat de omgang met de vader komt te vervallen.
De kinderrechter acht het wel van groot belang, dat de kinderen in de toekomst zullen weten dat het niet bestaan van een omgangsregeling niet betekent dat zij geen omgang kunnen hebben met hun vader. De vader heeft uitdrukkelijk aangegeven dat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] in de toekomst altijd welkom zijn om contact met hem op te nemen en bij hem langs te komen. Als bij de kinderen in de toekomst de wens ontstaat om contact op te nemen met hun vader, is het in deze situatie belangrijk dat de moeder hen over die mogelijkheid informeert.

6.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter:
6.1.
wijzigt de bij beschikking van de rechtbank van 20 maart 2019 bepaalde zorgregeling en bepaalt deze als volgt:
de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] komt te vervallen.
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2023 door mr. C. Maat, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Sicking, als griffier.
De schriftelijke uitwerking is vastgelegd en ondertekend op 7 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.