ECLI:NL:RBNHO:2023:3260

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
9592206
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij annulering van vlucht en vertraging van meer dan 24 uur

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen British Airways Plc, vertegenwoordigd door mr. J.J.O. Zandt, wegens compensatie voor een annulering van een vlucht. De vordering is ingesteld op 7 december 2021, na een annulering van vlucht BA431 op 12 november 2020, waarbij de passagier meer dan 24 uur later op de eindbestemming aankwam. AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annuleringen en langdurige vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vlucht daadwerkelijk geannuleerd was. De vervoerder kon echter niet aantonen dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter oordeelde dat het aan de vervoerder was om aan te tonen dat er geen alternatieve vluchten beschikbaar waren, wat hij niet kon doen. Daarom werd de vordering van AirHelp toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan AirHelp, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de vertraging. De proceskosten werden ook aan de vervoerder opgelegd, omdat deze ongelijk kreeg in de procedure. Het vonnis is uitgesproken op 29 maart 2023 door mr. S.N. Schipper in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9592206 \ CV EXPL 21-8597
Uitspraakdatum: 29 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 7 december 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Airhelp heeft, hoewel zij hiertoe in de gelegenheid is gesteld, geen akte meer genomen.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder Airhelp diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Londen Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) naar Indira Gandhi International Airport Delhi (India) op 12 november 2020.
2.2.
Vlucht BA431 van Amsterdam naar Londen (hierna: de vlucht) is geannuleerd. De passagier is omgeboekt naar een alternatief reisschema waarmee hij meer dan 24 uur later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft zijn eventuele vorderingsrecht aan Airhelp overgedragen.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
De vervoerder heeft een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De kantonrechter overweegt als volgt. Wat er ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, niet is gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming als gevolg van de annulering te voorkomen dan wel te beperken. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. Hierbij gaat de kantonrechter voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’ uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. Als onbetwist staat vast dat de passagier is omgeboekt naar een vlucht waarmee hij bijna 25 uur later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen. Het is aan de vervoerder om in een dergelijk geval voldoende aannemelijk te maken dat er geen enkele andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht bestond met een door hemzelf of door een andere luchtvaartmaatschappij uitgevoerde vlucht die op een minder laat tijdstip aankwam dan de alternatief aangeboden vlucht.
4.4.
Airhelp betwist dat de passagier is omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht. Volgens Airhelp had de vervoerder de passagier kunnen omboeken naar de KL1009 op 12 november 2020, zodat de passagier zijn aansluitende vlucht naar Delhi wél had kunnen halen. De vervoerder had er volgens Airhelp ook voor kunnen kiezen om de passagier rechtstreeks van Amsterdam naar Delhi te laten vliegen met de KL871 of de CX38. De vervoerder heeft bij dupliek aangevoerd dat hij niet over de flight records van andere luchtvaartmaatschappijen beschikt zodat hij niet kan beoordelen of er op de door Airhelp genoemde vluchten plaats was geweest. De kantonrechter volgt deze stelling niet. Het is in een geval als het onderhavige aan de vervoerder om aannemelijk te maken dat er geen beschikbare plaats vrij was op (de door Airhelp genoemde) alternatieve vluchten, welke zijn uitgevoerd door andere luchtvaartmaatschappijen. De enkele stelling dat andere luchtvaartmaatschappijen aan dezelfde beperkingen onderworpen waren is daartoe onvoldoende. Zodoende heeft de vervoerder naar het oordeel van de kantonrechter niet aannemelijk gemaakt dat de alternatief aangeboden vlucht een redelijke maatregel vormt in de zin van bovengenoemd arrest.
4.5.
Het voorgaande betekent dat ook indien op enig moment vast zou komen vast te staan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid, de vervoerder gehouden is de compensatie te betalen in verband met de vertraging op de eindbestemming. De vordering tot betaling van de hoofdsom van € 600,00 zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 322,00;
salaris gemachtigde € 264,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter