ECLI:NL:RBNHO:2023:325

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
15/178069-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valse bommelding aan boord van een vliegtuig

Op 19 januari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 juli 2022 aan boord van een passagierstoestel van Emirates Airlines een valse bommelding heeft gedaan. De verdachte overhandigde een briefje aan een bemanningslid met de tekst: 'dit is geen grap. Ik heb hier een bom voor de landing' en zei daarbij 'I would read that'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder, in 2020, ook een valse bommelding heeft gedaan, maar deze zaak werd geseponeerd vanwege zijn gezondheidstoestand. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 44 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Tijdens de proeftijd moet de verdachte zich onder andere (klinisch) laten behandelen. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de veiligheid van de vlucht en de inzittenden meegewogen in haar beslissing. De verdachte heeft erkend dat zijn eerdere valse bommelding voortkwam uit een zoektocht naar hulp, wat ook in deze zaak een rol speelde. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/178069-22
Uitspraakdatum: 19 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 januari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [detentieadres] ,
gedetineerd in P.I. [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.J. van Bree en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H.E. Berman, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 juli 2022 aan boord van een luchtvaartuig, te weten een passagierstoestel van Emirates Airlines met vluchtnummer EK147 tijdens een vlucht van
Dubai naar Amsterdam en/of in het luchtruim boven Nederland, gegevens heeft doorgegeven, met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht, door in het vliegtuig op voornoemde vlucht een notitie, althans een geschreven bericht, met de tekst: "dit is geen grap. Ik heb hier een bom voor de landing" en/of daarbij te zeggen: 'I would read that' aan een purser, in elk geval aan een bemanningslid van het luchtvaartpersoneel, te overhandigen / te verstrekken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, te weten:
  • het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 13 juli 2022, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant] (dossierpagina’s 30 tot en met 33);
  • het proces-verbaal van aangifte door [aangever] van 13 juli 2022, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisanten] (dossierpagina’s 19 en 20);
  • het proces-verbaal van bevindingen van 14 juli 2022, opgemaakt en ondertekend door verbalisanten [verbalisanten] (dossierpagina 10);
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 13 juli 2022, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant] (dossierpagina’s 24 en 25);
  • het proces- verbaal van telefonisch verhoor van getuige [getuige 2] van 15 juli 2022, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant] (dossierpagina 26).
De hierboven vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 juli 2022 aan boord van een luchtvaartuig, te weten een passagierstoestel van Emirates Airlines met vluchtnummer EK147 tijdens een vlucht van
Dubai naar Amsterdam in het luchtruim boven Nederland, gegevens heeft doorgegeven, met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht, door in het vliegtuig op voornoemde vlucht een notitie, althans een geschreven bericht, met de tekst: "dit is geen grap. Ik heb hier een bom voor de landing" en daarbij te zeggen: 'I would read that' aan een bemanningslid van het luchtvaartpersoneel te overhandigen.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
gegevens doorgeven met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig is waardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot 186 dagen gevangenisstraf, waarvan 54 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die hij reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden inclusief een vliegverbod. Met betrekking tot de bijzondere voorwaarde van klinische behandeling bij FPA Fivoor te [locatie] sluit de officier van justitie wat betreft de opnamedatum aan bij de door het Openbaar Ministerie van de Reclassering Nederland op 2 januari 2023 ontvangen informatie per e-mail dat een dergelijke opname met ingang van [datum] zou kunnen plaatsvinden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest moet worden opgelegd,
en wel tot [datum] zodat de verdachte de klinische behandeling bij FPA Fivoor kan ondergaan. Daarnaast is volgens de raadsvrouw een maand voorwaardelijke gevangenisstraf (enkel) ten behoeve van de bijzondere voorwaarden voldoende. De raadsvrouw heeft daarbij gewezen op de duur die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht en dat dit langer is geweest dan voor het verweten feit passend is. Daarnaast heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat een proeftijd van twee jaren voldoende is. Verder verzoekt de raadsvrouw de rechtbank aan de verdachte geen vliegverbod op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie of maatregel die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feitDe verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het doen van een valse bommelding in een luchtvaartuig dat zich op dat moment in het luchtruim bevond en aan de landing was begonnen. Dit is een zeer ernstig feit dat gevoelens van angst kan veroorzaken bij het boordpersoneel en de inzittenden van de betreffende vlucht, voor de maatschappij als geheel en voor eenieder die hiervan op welke wijze dan ook kennis krijgt. Daarnaast belasten dit soort valse meldingen de werking van de opsporingsautoriteiten. Ook heeft de verdachte met zijn handelen een bedreiging voor de veiligheid van het luchtvaartuig en de inzittenden veroorzaakt, doordat hij de gezagvoerder onttrokken heeft aan zijn werkzaamheden, met name ten behoeve van de landing, die de vliegveiligheid dienen te waarborgen. Als gevolg van de valse bommelding heeft de co-piloot namelijk alleen het contact met de verkeersleiding moeten onderhouden en de landing zelfstandig moeten uitvoeren, terwijl dat met twee piloten dient te gebeuren. Het stressniveau tijdens de landing was daardoor bij de piloten zeer hoog.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Uit het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 22 december 2022, blijkt dat de verdachte reeds eerder, op 10 oktober 2020, een valse bommelding zou hebben gedaan. Dit feit is geseponeerd vanwege de gezondheidstoestand van de verdachte. Ter zitting heeft de verdachte erkend toen ook een valse bommelding te hebben gedaan, omdat hij hulp zocht. De situatie was volgens de verdachte vergelijkbaar met de huidige situatie.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychiatrisch Pro Justitia-rapport van 22 december 2022 opgemaakt door J. Marx, psychiater. Door de psychiater wordt geadviseerd het ten laste gelegde, indien bewezen, in een verminderde mate toe te rekenen. Dit omdat de verdachte lijdt aan wanen. Het recidiverisico bij de verdachte lijkt volgens het rapport vooral samen te vallen met de waanideeën. De psychiater heeft de volgende suggesties ten aanzien van (behandel)interventies aan de rechtbank meegegeven:
1. De behandeling van waansymptomen is langdurig en complex. Het voornaamste onderdeel van de behandeling is het uitpluizen van gedachten middels Cognitieve Gedragstherapie (CGT). Complexe waanideeën laten zich echter zeer lastig behandelen. CGT vereist een langdurige intrinsieke motivatie aan de kant van betrokkene.
2. Betrokkene heeft mogelijk baat bij behandelinterventies gericht op abstinentie van alcohol.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van dit rapport en maakt deze tot de hare.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 26 december 2022 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten 1) een meldplicht bij de reclassering, 2) een opname in een zorginstelling, 3) aansluitend daarop een ambulante behandeling, en 4) een alcoholverbod. Tijdens het onderzoek ter zitting is gebleken dat de opname in de zorginstelling kan plaatsvinden met ingang van [datum] . Daarnaast adviseert de reclassering om betrokkene een vliegverbod op te leggen. De reclassering vindt het echter niet wenselijk om dit vliegverbod als bijzondere voorwaarde op te leggen, aangezien de controle hierop niet door de reclassering kan worden uitgevoerd.
De straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een deel van deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Nu de verdachte met ingang van [datum] opgenomen kan worden in FPA Fivoor, locatie [locatie] zal de rechtbank bij de bepaling van de duur van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf daarmee rekening houden. De rechtbank is van oordeel dat een proeftijd van drie jaren in dit geval geboden is, omdat, zoals uit het Pro Justitia-rapport volgt, de behandeling van waansymptomen langdurig en complex is.
Aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals hieronder is bepaald. De rechtbank ziet geen aanleiding om de verdachte een vliegverbod op te leggen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de reclassering de controle op een vliegverbod niet kan uitvoeren en de verdachte gedurende de klinische opname dient te verblijven in een zorginstelling en dan dus ook niet in de gelegenheid is om te vliegen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c en 142a van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 3.4. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
tweehonderdveertig(
240) dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
vierenveertig (44) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
drie (3) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd bij Reclassering Nederland zal melden, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich aansluitend aan de detentie laat opnemen in FPA Fivoor, locatie [locatie] of een soortgelijke zorginstelling. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van de veroordeelde kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- zich na de klinische opname ambulant zal laten behandelen door GGZ Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van de veroordeelde kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- geen alcohol gebruikt en zal meewerken aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren, zolang en indien de reclassering dit nodig acht. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. van den Bos, voorzitter,
mr. F.W. van Dongen en mr. A.R.A.R. Sitaldin, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. P.E.M. Metri,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 januari 2023.